4.2.Ter zitting heeft verweerder verklaard in te stemmen met de cijfermatige uitwerking van het meer subsidiaire standpunt van eiseres, zoals overgelegd bij haar nadere stuk van 21 maart 2022. Dit standpunt betreft de toepassing van artikel 16a van de Wet BPM (auto 4) en toepassing van extra leeftijdskorting (auto’s 4, 7 en 8). Dit leidt een teruggaaf van BPM van € 1.204,70 (€ 456,04 voor auto 4, € 218,48 voor auto 7 en € 530,20 voor auto 8).
Strijd met artikel 110 van het VWEU vanwege lagere BPM-druk op gelijksoortige referentieauto’s uit de restantvoorraadregeling?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de BPM-druk op basis van de CO2-uitstoot conform het NEDC2-resultaat hoger is in vergelijking met andere, gelijksoortige auto’s waarvan de BPM is vastgesteld op basis van het NEDC1-resultaat. Eiseres heeft ten aanzien van auto’s 1, 3, 5 en 6 in Nederland geregistreerde referentieauto’s aangewezen. Deze referentieauto’s zijn volgens eiseres gelijksoortig. Ter onderbouwing van die stelling heeft eiseres de technische gegevens uit het kentekenregister aangeleverd. Het gaat om bestaande modellen. De CO2-uitstoot die voor de referentieauto’s (op basis van NEDC1) is vastgesteld, is lager dan de CO2-uitstoot die voor de auto’s 1, 3, 4, 5 en 6 (op basis van NEDC2) is vastgesteld. Het verschil in BPM dat daaruit voortvloeit, komt volgens eiseres in strijd met artikel 110 van het VWEU. Subsidiair – en voor wat betreft de auto’s 2, 7 en 8 (nieuwe modellen) primair – heeft eiseres gewezen op de bevindingen van de BOVAG. Die bevindingen komen erop neer dat in algemene zin kan worden gesteld dat het NEDC2-resultaat ten opzichte van het NEDC1-resultaat bij benzineauto’s gemiddeld 8 gram CO2 per kilometer hoger ligt. Bij dieselauto’s is het verschil 12 gram CO2 per kilometer. Eiseres stelt dat de BPM op de ingevoerde auto’s daarom moet worden berekend door de op grond van NEDC2 vastgestelde CO2-uitstoot in ieder geval te verlagen met 8, respectievelijk 12 gram CO2 per kilometer. Eiseres heeft meer subsidiair – en voor wat betreft de auto’s 2, 7 en 8 (nieuwe modellen) subsidiair – verder gewezen op de bevindingen van TNO op grond waarvan zij stelt dat dat de BPM op de ingevoerde auto’s moet worden berekend door de op grond van NEDC2 vastgestelde CO2-uitstoot te verlagen met 1 gram (benzineauto’s) en 7 gram (dieselauto’s) CO2 per kilometer.
6. Verweerder stelt, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020, dat de vastgestelde CO2-uitstoot een eigenschap is van de auto en dat er om die reden dus nooit sprake kan zijn van strijd met artikel 110 van het VWEU.Ten aanzien van de door eiseres aangevoerde referentieauto’s heeft verweerder gesteld dat het enkel aandragen van technische gegevens onvoldoende is om te kunnen concluderen dat sprake is van gelijksoortigheid. Voor het bepalen van gelijksoortigheid dient volgens verweerder te worden aangesloten bij het uitvoeringsniveau, de leeftijd en de staat van onderhoud van de auto. De referentieauto’s betreffen volgens verweerder andere uitvoeringen dan de uitvoeringen van de auto’s waarvoor eiseres aangifte heeft gedaan. Om die reden zijn de referentieauto’s ongeschikt. Ter onderbouwing van die stelling heeft verweerder specificaties uit Silverdat aangeleverd. De bevindingen van TNO/BOVAG heeft verweerder als zodanig niet bestreden
.Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat er geen verboden discriminatie plaatsvindt. Zowel auto’s die in Nederland op de restantvoorraadlijst zijn geplaatst als auto’s die in het buitenland op de restantvoorraadlijst zijn geplaatst, komen in aanmerking voor BPM-heffing op basis van het NEDC1-resultaat, aldus verweerder.
7. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 juli 2021, rechtsoverwegingen 8 tot en met 13, overweegt de rechtbank dat zij in het onderhavige geval moet beoordelen of de geheven BPM hoger is dan het laagste restbedrag aan BPM dat is vervat in de waarde van gelijksoortige auto’s die op het moment van de registratie van de auto’s al in Nederland waren geregistreerd.De beoordeling van de gelijksoortigheid moet plaatsvinden vanuit het perspectief van de consument.Bij die beoordeling moet onder meer rekening worden gehouden met kenmerken als merk, model, type, uitrusting, prijs, comfort en prestaties.Omdat eiseres bij het berekenen van de BPM in haar voordeel wil afwijken van de voor de auto’s officieel vastgestelde CO2-uitstoot, draagt zij – nu verweerder de stellingen van eiseres betwist – de bewijslast.