ECLI:NL:HR:1999:AA2933
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- A. Pos
- M. Monné
- H. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en rechtsbeginselen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juli 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1984. De belanghebbende, X, had aanvankelijk een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen, welke na bezwaar was verminderd. Vervolgens werd er een navorderingsaanslag opgelegd, die door het Gerechtshof te Arnhem werd gehandhaafd. X ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de belanghebbende waren ingediend. Het vierde en vijfde middel betroffen de vraag of het Hof de uitgifte van zogenaamde 'rente-vooraf-biljetten' door de Nederlandsche Middenstandsbank of ING-Bank als vergelijkbaar had kunnen beschouwen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht betekenis had gehecht aan het feit dat er geen koppeling was aangetoond tussen de uitgifte van deze biljetten en bloot-eigendomsconstructies. Dit leidde tot de conclusie dat de gevallen niet vergelijkbaar waren, en de middelen faalden.
Daarnaast werd het zesde middel besproken, waarin de belanghebbende aanvoerde dat het Hof zijn beroep op het beginsel van opgewekt vertrouwen buiten behandeling had gelaten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit betoog terecht had opgevat als een vraag van wetsuitleg en het middel faalde eveneens. De overige middelen konden ook niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is vastgesteld door vice-president A. Stoffer en de raadsheren J. Zuurmond, A. Pos, M. Monné en H. Kop, en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.