2.5.Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de waarden voor 2018, 2019 en 2020 niet te hoog zijn vastgesteld heeft verweerder in beroep voor de onroerende zaak de volgende taxatieverslagen/-kaarten overgelegd:
2018
Een “Taxatieverslag niet Woning” (object 3334-psychiatrisch ziekenhuis) (taxatiedatum 20 mei 2019
),waarbij voor ieder deelobject een splitsing is gemaakt in ruwbouw, afbouw en installaties, alsmede een taxatiekaart (bestaande uit 2 overzichtsbladen), waarin de waarde is bepaald op € 19.737.464.
2019
Een “Taxatiekaart niet woning” (object 3334-psychiatrisch ziekenhuis) (taxatiedatum 20 mei 2019), waarbij voor ieder deelobject een splitsing is gemaakt in ruwbouw, afbouw en installaties, alsmede een taxatiekaart (bestaande uit een overzichtsblad) waarin de waarde is bepaald op € 20.780.136.
2020
Een “Taxatieverslag Niet Woningen” (object 2334-psychiatrisch ziekenhuis met woonruimte) (taxatiedatum 11 september 2019), waarbij voor ieder deelobject een splitsing is gemaakt in ruwbouw, afbouw en installaties, alsmede een taxatiekaart (bestaande uit een overzichtsblad), waarin de waarde is bepaald op € 20.741.513.
3. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de door hem voorgestane waarden per 1 januari 2017, 2018 en 2019 niet hoger zijn dan de gecorrigeerde vervangingswaarden op die data. Als verweerder niet aan deze bewijslast voldoet, komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar bepleite waarden aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, zal de rechter als regel de waarde(n) zelf vaststellen.
4. De rechtbank stelt voorop dat het verweerder in beginsel vrij staat om een bepaalde methode te kiezen voor het bepalen van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een taxatiewijzer. Verweerder moet echter wel inzichtelijk maken welke gegevens en aannames ten grondslag liggen aan zijn waardering. In de door verweerder overgelegde taxatiekaarten-/verslagen is geen enkele toelichting opgenomen over welke gegevens en aannames de taxateur ten grondslag heeft gelegd aan de in die stukken gehanteerde levensduur en restwaardes van de verschillende deelobjecten. Nadere stukken heeft verweerder hieromtrent ook niet overgelegd. Ter zitting heeft de taxateur van verweerder verklaard dat gebruik is gemaakt van zes taxatiewijzers, zonder concreet te maken welke taxatiewijzer voor welk deelobject is gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met enkel de cijfermatige gegevens van de deelobjecten op de overzichtsbladen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarden van de onroerende zaak voor 2018, 2019 en 2020 niet te hoog heeft vastgesteld. Verweerder heeft daarmee niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan.
5. Ter zitting heeft verweerder na vragen van de rechtbank verzocht de zaken te schorsen om nadere stukken aan te kunnen leveren. De rechtbank acht dit aanbod tot het overleggen van nadere stukken tardief en passeert dit bewijsaanbod vanwege strijd met de goede procesorde. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder niet heeft gesteld dat hij de stukken niet eerder kon overleggen en dat verweerder ter zitting heeft erkend dat hij ze eerder had moeten overleggen, maar in de veronderstelling verkeerde dat de rechtbank en eiseres al over de stukken beschikten.