In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) nemen van een beslissing op haar bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. De aanslag was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem, waarbij eiseres een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.191 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.909 had. Eiseres maakte bezwaar tegen deze aanslag op 27 december 2018, in verband met de vermogensrendementsheffing van box 3. Dit bezwaar werd meegenomen in een massaal bezwaarprocedure, zoals aangegeven in een besluit van de staatssecretaris van Financiën van 7 juli 2018.
Eiseres heeft in augustus 2019 een ingebrekestelling gestuurd naar de verweerder, omdat er nog geen uitspraak was gedaan op haar bezwaar. In oktober 2020 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat er geen tijdige beslissing was genomen op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het doen van uitspraak op bezwaren waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt, was opgeschort. Dit betekent dat de beslistermijn nog niet was verstreken en dat het beroep van eiseres prematuur was ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder nog niet in gebreke was om tijdig een besluit te nemen en heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, en de griffier was mr. H.J. Haanstra. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak.