ECLI:NL:RBNNE:2021:5305

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/18/196485 / HA ZA 20-6
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugbetaling van geldleningen door een vennootschap aan een bestuurder met betrekking tot tegenstrijdig belang en schuldoverneming

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de terugbetaling van geldleningen door WMS Shipping B.V. aan haar bestuurder [opposant] centraal. De rechtbank deed uitspraak in verzet op 22 december 2021, na een eerdere veroordeling van [opposant] tot betaling van een aanzienlijk bedrag. WMS Shipping had aan [opposant] drie geldleningen verstrekt, waarvan de bedragen opeisbaar waren geworden. [opposant] betwistte de terugbetalingsverplichting en voerde aan dat er sprake was van een schuldoverneming door WMS Chartering, een vennootschap waarvan hij ook bestuurder was. De rechtbank oordeelde dat de schuldoverneming niet rechtsgeldig was, omdat [opposant] als bestuurder van WMS Shipping een tegenstrijdig belang had en de goedkeuring van de algemene vergadering ontbrak. De rechtbank concludeerde dat [opposant] nog steeds aansprakelijk was voor de terugbetaling van de geldleningen en dat de vorderingen van WMS Shipping toewijsbaar waren. De rechtbank bekrachtigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen in reconventie van [opposant] af. Tevens werden de proceskosten aan [opposant] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/196485 / HA ZA 20-6
Vonnis in verzet van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WMS SHIPPING B.V.,
gevestigd te Groningen,
geopposeerde in de verzetprocedure,
tevens eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen:
WMS Shipping,
advocaat: mr. J.A.M. Janssen LLM. te Groningen,
tegen
[opposant],
wonende te Ahrensburg (Duitsland),
opposant in de verzetprocedure,
tevens gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen:
[opposant],
advocaat: mr. G.A.M.F. Spera te Maastricht-Airport.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 9 september 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging en/of vermeerdering van eis;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie tevens houdende antwoordakte wijziging en/of vermeerdering van eis;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om de zaak op de voet van artikel 15 lid 2 Rv ter verdere behandeling naar de meervoudige kamer te verwijzen.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank heeft in het vonnis in het incident reeds (voorlopig) feiten vastgesteld. Gevoegd bij wat nadien verder is komen vast te staan, gaat de rechtbank in de hoofdzaak van de navolgende feiten uit.
2.2.
WMS Shipping is een te Groningen gevestigde Nederlandse vennootschap, die op 3 december 2003 is opgericht. WMS Shipping is een financiële holdingvennootschap die (onder meer) deelneemt in diverse zeevaartvennootschappen.
2.3.
Sinds de oprichting van de vennootschap zijn [naam 1] (hierna te noemen:
[naam 1]) en [opposant] hiervan de (indirecte) bestuurders. Zowel [naam 1] als [opposant] heeft de Duitse nationaliteit.
2.4.
Aandeelhouders van WMS Shipping waren aanvankelijk de Duitse rechtspersonen [naam 1] Beteiligungs GmbH (hierna te noemen:
GmbH), [naam 5] Beteiligungsgesellschaft mbH (hierna te noemen:
[naam 5]) en WMCO Beteiligings GmbH (hierna te noemen:
WMCO). [opposant] was op zijn beurt 50% aandeelhouder van WMCO. Thans zijn alleen nog [naam 1] en [opposant] (via hun persoonlijke vennootschappen), ieder voor 50%, de aandeelhouders van WMS Shipping.
2.5.
Artikel 11 van de (Nederlandstalige) statuten van WMS Shipping bevat bepalingen over vertegenwoordigingsbevoegdheid:
Artikel 11
1. De directie is bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.
2. Iedere directeur is bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.
3. Goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders is nodig voor bestuursbesluiten betreffende:
(…)
b. het voeren en het beëindigen van rechtsgedingen, met uitzondering van het in rechte incasseren van vorderingen, het nemen van conservatoire maatregelen en het optreden in korte gedingen en in belastinggeschillen.
(…)
4. In alle gevallen waarin een directeur een tegenstrijdig belang met de vennootschap heeft, wordt deze laatste niettemin vertegenwoordigd op de hiervoor vermelde wijze.
2.6.
[opposant] en [naam 1] zijn beiden tevens de enige aandeelhouders van de Duitse rechtspersoon WMS Chartering GmbH (hierna te noemen:
WMS Chartering). WMS Chartering heette voorheen Conchart GmbH. [opposant] is enig bestuurder van WMS Chartering.
2.7.
Tussen WMS Shipping en [opposant] is op 22 januari 2008 te Hamburg (Duitsland) een schriftelijke, door beiden ondertekende, overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van € 1.125.000,- tegen een rente van 4% per jaar (hierna te noemen: de eerste geldlening). De overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016.
2.8.
Op 25 februari 2008 is een schriftelijke - niet ondertekende - overeenkomst van geldlening opgesteld voor een bedrag van € 150.000,- tegen een rente van 4% per jaar (hierna te noemen: de tweede geldlening), waarbij WMS Shipping als lenende partij en [opposant] als ontvangende partij staan vermeld. De overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016.
2.9.
Tussen WMS Shipping en [opposant] is op 19 mei 2008 een schriftelijke - door beide ondertekende - overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van
€ 800.000,- tegen een rente van 4% per jaar (hierna te noemen: de derde geldlening). Ook deze overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016.
2.10.
WMS Shipping heeft ter (gedeeltelijke) financiering van de geldleningen aan [opposant] in 2008 een overeenkomst gesloten met de Luxemburgse rechtspersoon Conchart S.a.r.l. (hierna te noemen:
Conchart S.a.r.l.) voor een bedrag van € 700.000,-. De aandelen in Conchart S.a.r.l. werden destijds voor gelijke delen door [naam 1] en [opposant] gehouden.
2.11.
[opposant] heeft op 6 augustus 2010 een bedrag van € 400.250,- aan WMS Shipping overgemaakt (ter aflossing op de eerste geldlening).
2.12.
Conchart S.a.r.l. is in het najaar van 2010 gesplitst. Daarbij bleef Conchart S.a.r.l. als vennootschap (voor [naam 1] ) bestaan en is een nieuwe rechtspersoon (voor [opposant] ) opgericht. In het aan deze splitsing ten grondslag liggende
Beschluss und Vereinbarung der Gesellschaftervan 1 november 2010 is ter zake onder meer vermeld:
(…)
Aufspaltung
Die Gesellschafter beschliessen, die Gesellschaft auf den 31. Oktober 2010 aufzuspalten und mit Wirkung ab dem 1. November 2010 wirtschaftlich auf eigene Rechnung mit 2 voneinander getrennten Gesellschaften weiterzuarbeiten. (…) Der bis zum 31.10.2010 angefallene Erfolg der Gesellschaft wirdt hälftig aufgeteilt.
(…)
Vorgehen
Zu diesem Zweck wird in einer ersten Phase eine neue Gesellschaft mit einem Kapital von EUR 12'500 in Luxemburg gegründet, an der beide zu gleichen Teilen beteiligt sind. In der Folge werden die JMT-bezogenen Aktiven und allfällige Passiven von dieser Gesellschaft übernommen, so dass die neue Gesellschaft über die Hälfte des Kapitals der bestehende Conchart S.à.r.l. Luxembourg verfügt. (…)
In einem nächsten Schritt, der Zug um Zug erfolgen soll, werden die nun bei den Gesellschaftern vorhandenen gegenseitigen Beteiligungen getauscht werden, so dass fortan JS 100% der Conchart S.à.r.l. Luxembourg hält und JMT 100% der neu zu gründenden Gesellschaft.
2.13.
De in het kader van de splitsing nieuw opgerichte rechtspersoon van [opposant] betreft de Duitse of Luxemburgse rechtspersoon Jiltrade (hierna te noemen:
Jiltrade).
2.14.
[opposant] is samen met [naam 2] bestuurder van de Duitse rechtspersoon Geka GmbH (hierna te noemen:
Geka). Ook is [opposant] bestuurder van de Duitse rechtspersoon [naam 3] GmbH & Co. KG (hierna te noemen:
[naam 3]).
2.15.
In een schriftelijke - ongetekende - verklaring die gedateerd is op 25 oktober 2011 en waarboven de naam WMS Shipping BV staat, is vermeld:
Unter Verzicht auf Frist- und Formvorschriften beschließen die Gesellschafter wie folgt am 25.10.2011
Herr [opposant] hat am 22.01.2008 ein Darlehen über € 1.125.000,00 zur Finanzierung seiner damaligen Wohnung in der [adres 1] in Hamburg von der WMS Shipping ausgezahlt bekommen. In diesem Zusammenhang hat die Conchart S.a.r.l. ein Darlehen in Höhe von
€ 700.000,00 an die WMS Shipping BV am 21.01.2008 gewährt. € 200.000,00 wurden an die Conchart S.a.r.l. im Jahr 2010 für dieses Darlehen getilgt. Die Restverbindlichkeit der WMS Shipping BV an die nunmehr Jiltrade S.a.r.l. (vormals Conchart S.a.r.l.) beträgt aktuell € 500.000,00. Die WMS Shipping BV tritt nun diese Fordering (€ 500.000,00) gegenüber Hernn [opposant] in Verrechnung mit ihrer Schuld gegenüber der Jiltrade S.a.r.l. in derselben Höhe an die Jiltrade S.a.r.l. ab.
Gesellschafter:
……………………… ………………………
[opposant] [naam 1]
2.16.
WMS Shipping verricht sinds 2012 geen bedrijfsactiviteiten meer.
2.17.
In een door [opposant] (als productie 8) in het geding gebrachte ongedateerde (concept)overeenkomst van schuldoverneming tussen WMS Shipping en WMS Chartering is vermeld:
Vorbemerkung
Herr [opposant] und Herr [naam 1] sind geschäftsführende Gesellschafter der WMS Shipping B.V.. Beide sind an der WMS Shipping ebenso mit 50% beteiligt wie beide Gesellschäfter zu jeweils 50% bei der WMS Chartering GmbH sind. Herr [opposant] ist der einzige Geschäftsführer der WMS Chartering GmbH.
Die Geka GmbH, Hamburg, hat vertreten durch den geschäftsführenden Gesellschafter [opposant] Provisionen für die Vermittlungen von Schiffsneubauten an die Guangzhou Wenchong Shipyard Company, Limited NO.1 [adres 2] The Peoples Republic of China, in Höhe von 3.108.000,00 $ verdient - Vertragsbestätigung vom 5. September 2012 -
Die beiden Gesellschäfter der Geka GmbH, Herr [opposant] und Herr [naam 2] haben beschlossen, dass die Provision nicht an die Geka GmbH, ausgezahlt werden soll, sondern jeweils hälftig in Höhe von jeweils 1.554.000,00 $ an von den beiden Gesellschaftern benannte Dritte Gesellschaften.
Herr [opposant] persönlich hat Darlehen in Höhe von 1.925.000,00 EUR von der WMS Shipping B.V. erhalten. Ursprünglich beabsichtigte Herr [opposant] die Teilrückzahlung dieser Darlehen in Höhe 1.554.000,00 $ mit den Erlösen aus den Provisionen der Geka GmbH.
Da die WMS Shipping B.V., im Gegensatz zu der WMS Chartering GmbH, jedoch keinen Geschäftsbetrieb mehr unterhält und daher die Darlehensrückzahlung zu je 50% an die beiden Gesellschafter hätten ausgeschütten werden müssen, hat sich Herr [opposant] dazu entschieden, die Provisionen der WMS Chartering GmbH zur Verfügung zu stellen.
Schuldübernahme/Schuldentlassung
Herr [opposant] hat die Guangzhou Wenchong Shipyard Company, Limited angewiesen, die Provisionszahlungen direkt an die WMS Chartering GmbH, vormals Conchart GmbH zu leisten. Die WMS Chartering bestätigt hiermit die Zahlungen in Höhe von 1.554.000 $ erhalten zu haben.
Aus diesem Grund erlässt die WMS Shipping B.V. Herr [opposant] aus der Darlehensrückzahlungsverpflichtung in Höhe von 1.554.000,00 $ und sie verzichtet ihm gegenüber auf die Rückzahlung in eben dieser Höhe.
Die WMS Chartering GmbH verpflichtet sich gegenüber der WMS Shipping B.V. auf die Teilrückzahlung des Darlehens in Höhe von 1.554.000,00 $ im Rahmen eines Schuldanerkenntnisses.
Die Geka GmbH hat gegenüber der Guangzhou Wenchong Shipyard Company, Limited auf die Zahlung der Provision verzichtet.
WMS Chartering GmbH WMS Shipping B.V.
[
handtekening [opposant]] [
handtekening [opposant]]
[opposant]
[
handtekening [opposant]]
2.18.
[opposant] heeft in een door hem opgestelde, ongedateerde, schriftelijke verklaring vermeld:
Erklärung
Ich, [opposant] halte mittelbar jeweils 50% der Geschäftsanteile an der WMS Chartering GmbH, vormals Conchart GmbH, Lübeck und an der WMS Shipping B.V., Groningen. Bei beiden Gesellschaften bin ich der geschäftsführende Gesellschafter.
Ich erkläre hiermit als Geschäftsfuhrer der WMS Chartering GmbH, dass die WMS Chartering GmbH für mich im Rahmen eines Schuldanerkanntnisses eine Forderung der WMS Shipping B.V., die ursprünglich mir gegenüber persönlich bestand - Darlehen - übernommen hat.
Als Geschäftsführer der WMS Shipping B.V. erkläre ich für die WMS Shipping B.V., dass diese mich in Höhe des Schuldanerkanntnisses seitens der WMS Chartering GmbH aus der Darlehensschuld entlässt und dem Wechsel des Schuldners in dieser Höhe zustimmt.
Der Hintergrund dieser Erklärungen ist der, dass die WMS Chartering GmbH Provisionszahlungen in Höhe von 1.554.000,00 $ der die Guangzhou Wenchong Shipyard Company, Limited NO.1 [adres 2] The Peoples Republic of China erhalten hat, die originär der Geka GmbH, Hamburg zugestanden haben, die jedoch auf meine Anweisung an die WMS Chartering GmbH ausgezahlt worden sind.
WMS Chartering GmbH WMS Shipping B.V.
[
handtekening [opposant]] [
handtekening [opposant]]
2.19.
Op de balans/winst- en verliesrekening van WMS Shipping per 31 december 2012 staan leningen aan [opposant] genoemd voor een totaalbedrag van € 1.989.705,-.
2.20.
WMS Shipping heeft [opposant] bij brief van 15 april 2016 verzocht - rekening houdend met een aflossing op deze geldlening van € 400.000,- - om onmiddellijk na opeisbaarheid het resterende bedrag van de eerste geldlening, inclusief rente begroot op
€ 1.086.215,-, te voldoen.
2.21.
WMS Shipping heeft [opposant] bij brief van 15 april 2016 verzocht om onmiddellijk na opeisbaarheid het resterende bedrag van de tweede geldlening, inclusief rente begroot op € 206.509,07, te voldoen.
2.22.
WMS Shipping heeft [opposant] bij brief van 15 april 2016 verzocht om onmiddellijk na opeisbaarheid het resterende bedrag van de derde geldlening, inclusief rente begroot op € 1.122.745,-, te voldoen.
2.23.
[opposant] heeft niet aan de hiervoor genoemde sommaties voldaan nadat de drie hiervoor genoemde geldleningen per 1 januari 2017 waren geëxpireerd.
2.24.
Bij verstekvonnis van deze rechtbank van 3 mei 2017 is [opposant] op vordering van WMS Shipping veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.421.299,- vermeerderd met de contractuele rente van 4% per jaar over het toegewezen bedrag vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag van volledige betaling, alsmede tot betaling van proceskosten en nakosten.
2.25.
Op 29 september 2020 heeft een zitting plaatsgevonden ten overstaan van het Hanseatisches Oberlandesgericht te Hamburg (Duitsland) in de procedure tussen MS "WMS Shanghai" Schiffahrtsgesellschaft mbH & Co. KG en MS "WMS Hamburg" Schiffahrtsgesellschaft mbH & Co. KG, als eisende partijen, beide (indirect) vertegenwoordigd door [opposant] , en [naam 1] als gedaagde partij. Partijen hebben ter gelegenheid van deze zitting een schikking ("
Vergleich") getroffen, die is vastgelegd in een proces-verbaal en die - voor zover van belang - vermeldt:
Vergleich:
1. Herr [opposant] verpflichtet sich, das hiesige Verfahren zu beenden, Herr [naam 1] verpflichtet sich, das Verfahren in Groningen zu beenden. Diese Vereinbarung steht unter der Bedingung, dass sich Ansprüche Dritter gegen Herrn [opposant] bzw. Herrn [naam 1] persönlich erledigt haben. Hier kommen insbesondere in Betracht Ansprüche des Bundesanzeigers und der NW Steuerberatungsgesellschaft mbH. Herr [naam 1] verpflichtet sich unverzüglich Kontakt zu der Steuerberatungsgesellschaft mbH aufzunehmen und dort eine Erklärung zu erwirken, dass die NW ihm gegenüber keine Ansprüche geltend machen wird. Herr [naam 1] verpflichtet sich weiter, diese Erklärung umgehend Herrn [naam 4] zu übermitteln.
Herr [opposant] verpflichtet sich, beim Bundesanzeiger bezüglich möglicher Ansprüche und deren Höhe gegen Herrn [opposant] und Herrn [naam 1] persönlich anzufragen. Das Ergebnis seiner Anfrage wird er den Beklagtenvertretern unverzüglich mitteilen.
Das Niederländische Verfahren in Groningen hat das Aktenzeichen [nummer 1] .
2. Herr [naam 1] verpflichtet sich, die Gerichtskosten des unter 1. genannten Verfahrens in den Niederlanden zu tragen. Herr [opposant] verpflichtet sich, die Kosten des hiesigen Verfahrens sowie des noch anhängigen Verfahrens der WMS Shipping GmbH & Co. KG gegen die WMS Chartering GmbH und Herrn [opposant] vor dem Landgericht Hamburg zum Az.: [nummer 2] zu tragen. Die Anwaltskosten dieser Verfahren trägt jede Partei selbst.
(…)
6. Herr [opposant] und Herr [naam 1] erteilen sich Generalquittung. Diese erfasst nicht die in diesem Vergleich geregelten wechselseitigen Ansprüche.
7. Herr [opposant] und Herr [naam 1] verpflichten sich, aus bereits vorhandenen Titeln die Zwangsvollstreckung nicht weiter zu betreiben.
Beide verpflichten sich, vor dem Gericht in Groningen die entsprechenden Erklärungen abzugeben, um ein Ruhen des Verfahrens herbeizuführen.
(…)
10. Alle Parteien dieses Vergleichs behalten sich den Widerruf dieses Vergleichs bis zum 30. November 2020 durch schriftliche Anzeige gegenüber dem Gericht vor.
(…)
Herr [opposant] und Herr [naam 1] sind sich einig, dass die in diesem Vergleich abgegebenen Erklärungen ggf. auch für die von ihnen vertretenen Gesellschaften gelten.
(…)
Für den Fall des Widerrufs des Vergleichs wird Termin zur mündlichen Verhandlung anberaumt auf (…)
[naam 1] heeft nadien het Vergleich (tijdig) herroepen.

3.De vorderingen van partijen

in conventie
3.1.
WMS Shipping vordert thans, na wijziging/vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [opposant] veroordeelt tot betaling van € 1.086.215,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, subsidiair te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 4% per jaar, vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [opposant] veroordeelt tot betaling van € 1.122.745,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, subsidiair te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 4% per jaar, vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [opposant] veroordeelt tot betaling van € 212.339,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, subsidiair te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 4% per jaar, vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. voor het geval [opposant] het door hem gestelde zelfstandig genomen ongedateerde bestuursbesluit mocht hebben genomen om namens WMS Shipping met WMS Chartering GmbH een overeenkomst te sluiten strekkende tot instemming met de overneming door laatstgenoemde van een schuld aan WMS Shipping tot een bedrag van $ 1.554.000,-, dit bestuursbesluit vernietigt;
V. voor het geval [opposant] het door hem gestelde ongedateerde bestuursbesluit mocht hebben genomen om namens WMS Shipping met Jiltrade S.a.r.l. een overeenkomst te sluiten strekkende tot cessie aan Jiltrade S.a.r.l. van een deel van de vordering van WMS Shipping op [opposant] groot € 500.000,-, dit bestuursbesluit vernietigt;
VI. [opposant] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
WMS Shipping legt, kort samengevat, aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. WMS Shipping heeft aan [opposant] een drietal geldleningen verstrekt, ten bedrage van respectievelijk € 1.125.000,-, € 150.000,- en € 800.000,-. Deze drie geldleningen zijn met ingang van 1 januari 2017 opeisbaar geworden. Vanaf deze datum verkeert [opposant] in verzuim met de terugbetaling van de geldleningen, in die zin dat hij behoudens de betaling van een bedrag van € 400.000,- ter aflossing van de eerste geldlening niets heeft afgelost.
Aan de gevorderde vernietiging van de genoemde bestuursbesluiten legt WMS Shipping ten grondslag dat deze besluiten door [opposant] zelfstandig zijn genomen zonder daarover [naam 1] als medebestuurder te informeren én dat daarbij sprake was van een tegenstrijdig belang. Aldus zijn deze besluiten in strijd met artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot stand gekomen en daarmee vernietigbaar op de voet van artikel 2:15 BW, zodat WMS Shipping niet aan deze besluiten gebonden is.
3.3.
[opposant] voert verweer tegen de vorderingen van WMS Shipping.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling (nader) ingegaan.
in reconventie
3.5.
[opposant] vordert dat de rechtbank WMS Shipping beveelt om de volledige jaarstukken, ten minste voor de jaren 2008-2012, alsmede de balans, debiteuren- en crediteurenlijsten alsmede alle rekeningafschriften van WMS Shipping en haar dochterondernemingen WMS Scheepvaartprojecten B.V. en WMS Chartering B.V. te overleggen en in het geding te brengen, althans WMS Shipping te veroordelen om [opposant] op de voet van artikel 843a Rv inzage in genoemde stukken te verstrekken, een en ander binnen twee weken nadat de rechtbank in deze zaak vonnis heeft gewezen, althans binnen een termijn die de rechtbank in goede justitie redelijk acht.
3.6.
WMS Shipping voert verweer tegen het door [opposant] gevorderde.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling (nader) ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
Inleiding
4.1.
De vorderingen van partijen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen, zodat de rechtbank deze vorderingen hierna gezamenlijk zal bespreken.
4.2.
Deze zaak draait kort gezegd om het volgende. In geschil in conventie is of [opposant] gehouden is tot terugbetaling van de door WMS Shipping genoemde (drie) overeenkomsten van geldlening. [opposant] meent om diverse redenen dat dit niet het geval is. In reconventie is in geschil of WMS Shipping tegenover [opposant] gehouden is om, zoals laatstgenoemde verlangt en WMS Shipping betwist, bepaalde stukken aan hem te verstrekken althans hem daarin inzage te verlenen.
4.3.
De rechtbank zal in dit vonnis thematisch op de hiernavolgende onderwerpen ingaan, waarbij ook de verweren van [opposant] tegen de gevorderde terugbetaling van de geldleningen aan de orde komen:
I. Het toepasselijk recht
II. De toelaatbaarheid van de vermeerdering/wijziging van eis in conventie
III. De door [opposant] gevorderde overlegging van/inzage in stukken
IV. De geldleningen als zodanig
V. De status van het '
Vergleich' bij de Duitse rechter/misbruik van recht
VI. Is er sprake (geweest) van schuldoverneming door WMS Chartering?
VII. Heeft [opposant] reeds (bevrijdend) betaald?
VIII. Conclusie
IX. Proceskosten en nakosten
X. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis/zekerheidstelling
I. Het toepasselijk recht
4.4.
Het geschil van partijen heeft een internationaal karakter, aangezien zij beide in verschillende landen van de Europese Unie gevestigd zijn c.q. woonplaats hebben. De rechtbank heeft eerder al haar bevoegdheid om van dit geschil kennis te nemen vastgesteld. Thans moet de rechtbank beoordelen welk recht op het geschil van toepassing is.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat omdat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vast staat, het Nederlandse procesrecht van toepassing is bij de beoordeling van de procesrechtelijke aspecten van deze zaak. [1]
4.6.
Ten aanzien van het recht dat van toepassing is op de geldleningen die in geschil zijn tussen partijen, verwijst de rechtbank kortheidshalve naar hetgeen zij hierover in het vonnis in het incident reeds heeft overwogen in de rechtsoverwegingen 5.17. tot en met 5.23. (ten behoeve van de beantwoording van de destijds voorliggende bevoegdheidsvraag). De inhoud van de betreffende rechtsoverwegingen moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. WMS Shipping beroept zich, kort gezegd, op geldleningen die vóór
19 december 2009 zijn gesloten en daarom moet het toepasselijk recht in dit geval aan de hand van het EVO [2] worden vastgesteld. In het vonnis in het incident heeft de rechtbank overwogen dat op grond van artikel 4 lid 2 EVO in beginsel Nederlands recht op deze overeenkomsten van toepassing is, omdat de geldleningen het nauwst met Nederland verbonden zijn. [3] In zijn incidentele conclusie tot onbevoegdheid heeft [opposant] zich onder verwijzing naar artikel 4 lid 5 EVO erop beroepen dat de overeenkomsten van geldlening nauwer met Duitsland zijn verbonden, zodat Duits recht van toepassing is. Dat standpunt heeft de rechtbank in het vonnis in het incident ook verworpen.
4.7.
Er bestaat geen grond om in de hoofdzaak anders te oordelen over het toepasselijk recht dan de rechtbank in het incident heeft gedaan.
Derhalve is op het geschil van partijen inzake de geldleningen Nederlands recht van toepassing.
II. De toelaatbaarheid van de vermeerdering/wijziging van eis in conventie
4.8.
WMS Shipping heeft bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie tevens een akte wijziging en/of vermeerdering van eis genomen, die ziet op de vernietiging van een tweetal bestuursbesluiten van WMS Shipping die door [opposant] als zelfstandig handelend directeur van de vennootschap (zouden) zijn genomen.
Daarnaast heeft WMS Shipping - zij het voorwaardelijk - de grondslag van haar eerder ingestelde vorderingen aangevuld met een beroep op artikel 2:9 en/of artikel 6:162 BW.
4.9.
[opposant] verzet zich tegen de vermeerdering van eis in conventie. Hij voert hiertoe aan dat de in dit kader gevorderde vernietiging van de twee bestuursbesluiten erop wijst dat WMS Shipping probeert om rechtsgeldig genomen besluiten van tafel te krijgen. Met de vermeerdering van eis wil WMS Shipping deze besluiten alsnog omzeilen, reden waarom de betreffende vorderingen volgens [opposant] moeten worden afgewezen. [opposant] verzet zich ook tegen de aanvulling van de grondslag van de eerdere ingestelde vorderingen in conventie. Hij voert hiertoe aan dat deze aanvullende grondslag niet is onderbouwd.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.11.
Artikel 130 lid 1 Rv bepaalt dat zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser bevoegd is om zijn eis of de gronden daarvan (schriftelijk) te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd om hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Van dat laatste is sprake indien de verandering of vermeerdering leidt tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van de procedure.
4.12.
[opposant] heeft niet gesteld dat het toestaan van de voorliggende eisverandering/vermeerdering leidt tot een onredelijke bemoeilijking van zijn mogelijkheid om verweer te voeren of dat hiermee de procedure op onredelijke wijze wordt vertraagd. Ambtshalve is dit de rechtbank ook niet gebleken. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de eisverandering/vermeerdering toestaan. De omstandigheid dat deze eisverandering/vermeerdering, zoals [opposant] betoogt, inhoudelijk ondeugdelijk is, kan geen reden zijn om haar niet toe te staan. De vraag naar de toelaatbaarheid van een eisverandering/vermeerdering staat immers los van de daaropvolgende inhoudelijke toetsing van een vordering.
III. De door [opposant] gevorderde overlegging van/inzage in stukken
4.13.
De rechtbank constateert dat de door [opposant] in reconventie gevorderde overlegging van c.q. inzage in stukken hoofdzakelijk verband houdt met de - door hem bestreden - ontvangst van gelden uit hoofde van de drie geldleningen. Dit is één van de hoofdpunten die partijen in conventie verdeeld houdt. Vanwege deze samenhang zal de rechtbank nu eerst op de vordering in reconventie ingaan.
4.14.
[opposant] legt, samengevat, aan zijn vordering in reconventie het volgende ten grondslag. WMS Shipping heeft tot op heden geen c.q. onvoldoende betalingsbewijzen overgelegd, waaruit volgt dat zij daadwerkelijk betalingen aan [opposant] heeft gedaan uit hoofde van de (gestelde) overeenkomsten van geldlening. Wat wel aan "betalingsbewijzen" is overgelegd, is qua aard, opmaak en opbouw onduidelijk en niet voldoende gespecificeerd. Deze stukken zijn ook niet door een professionele partij opgesteld, zodat het vermoeden bestaat dat deze stukken niet correct zijn. [opposant] wil daarom inzage in de rekeningafschriften van WMS Shipping, met name over de jaren 2008-2012, de debiteuren- en crediteurenlijsten van WMS Shipping, alle jaarstukken van WMS Shipping en de balans van WMS Shipping, alsmede dezelfde documenten van de dochterondernemingen van WMS Shipping, te weten WMS Scheepvaartprojecten en WMS Chartering. Aan de hand van deze stukken kan [opposant] (verder) nagaan of de gestelde betalingen hebben plaatsgevonden, zodat hij zijn verweer daarop kan afstemmen, alsmede of WMS Shipping toestemming heeft gegeven om tot schuldoverneming over te gaan. Deze stukken zijn voor [opposant] thans niet toegankelijk en zijn evenmin ergens gepubliceerd.
4.15.
WMS Shipping betwist de reconventionele vordering van [opposant] . Vast staat dat [opposant] de in de overeenkomsten van geldlening vermelde bedragen daadwerkelijk heeft ontvangen. WMS Shipping heeft reeds bij de inleidende dagvaarding betalingsbewijzen hiervan overgelegd. [opposant] heeft de ontvangst van deze gelden ook herhaaldelijk erkend, onder meer in rechte in zijn akte in het incident d.d. 8 april 2020. Daarmee bestaat er niet een situatie dat [opposant] zich op dit punt niet naar behoren kan verweren. Voor de beantwoording van de vraag of [opposant] de betreffende gelden van WMS Shipping heeft ontvangen, is het niet noodzakelijk dat hij de beschikking krijgt over (vrijwel) de gehele administratie van WMS Shipping. Een en ander klemt volgens WMS Shipping te meer waar het gaat om de administratieve stukken over de jaren 2008 - 2012. In die periode was [opposant] zelf nog bestuurder en aandeelhouder van WMS Shipping. WMS Shipping/ [naam 1] beschikt niet meer over deze administratie en dat weet [opposant] . In de administratie van WMS Shipping bevinden zich ook geen stukken die op een schuldoverneming zouden kunnen duiden, want er heeft nimmer een schuldoverneming plaatsgevonden. [opposant] heeft ook onvoldoende gespecificeerd van welke stukken hij nu precies overlegging/inzage verlangt. De rol van de dochtervennootschappen ter zake is door [opposant] op geen enkele wijze toegelicht. Ten slotte wijst WMS Shipping er nog op dat zij in deze procedure de jaarrekeningen 2007 - 2012 heeft overgelegd, die inhoudelijk niet door [opposant] zijn betwist.
4.16.
De rechtbank overweegt allereerst dat er geen algemeen recht op afschrift van of inzage in stukken bestaat. Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan (slechts) degene die daarbij een rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
4.17.
De eis van een
rechtmatig belangimpliceert dat er een direct en concreet belang bij afschrift/inzage van de betreffende stukken moet zijn. In het algemeen kan van een rechtmatig belang reeds sprake zijn indien degene die afschrift of inzage verlangt dat stuk niet tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. De bescheiden moeten derhalve relevant voor de rechtspositie van de eiser zijn. Hiertoe dient de eiser voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen. Voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een "fishing expedition" te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen. De verlangde stukken moeten ook
voldoende bepaaldzijn. Het moet voldoende duidelijk zijn om welke stukken het gaat. Het recht op afschrift van of inzage in stukken komt slechts toe aan degene die partij is bij een
rechtsbetrekkingwaarop de stukken zien. Afschrift van of inzage van stukken is bovendien slechts aan de orde, indien de aangesproken partij deze stukken
te zijner beschikking heeft of onder zichheeft.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [opposant] moet worden afgewezen. WMS Shipping heeft aangevoerd dat zij niet langer de beschikking heeft over de genoemde bescheiden. [opposant] heeft het tegendeel daarvan niet aannemelijk gemaakt. Onder die omstandigheden is afschrift van of inzage in de verlangde stukken niet aan de orde. Voor afwijzing van de vordering bestaat reden te meer, omdat [opposant] naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende heeft onderbouwd dat hij een rechtmatig belang heeft bij afschrift van of inzage in de door hem genoemde stukken. Bedacht moet worden dat dat het in deze zaak in de kern slechts gaat om de vraag of [opposant] gehouden is tot terugbetaling van een drietal door WMS Shipping genoemde geldleningen, Een van de geschilpunten in dat kader is of [opposant] deze gelden daadwerkelijk heeft ontvangen. WMS Shipping heeft ter onderbouwing van de in dat kader aan [opposant] gedane betalingen bij de inleidende dagvaarding een drietal rekeningafschriften van WMS Shipping overgelegd, waarop deze bedragen vermeld staan. [opposant] naar het oordeel van de rechtbank niet (voldoende) concreet toegelicht waarom het verkrijgen van afschriften van c.q. inzage in
andererekeningafschriften dan de drie hiervoor bedoelde noodzakelijk is om te (kunnen) bepalen of de betreffende betalingen destijds zijn gedaan. Dat geldt ook voor het gevorderde afschrift van c.q. inzage in debiteuren- en crediteurenlijsten, de jaarstukken van WMS Shipping en de balans van deze vennootschap, Voorts is de rechtbank van oordeel dat [opposant] nagelaten heeft om te onderbouwen waarom hij - ter beantwoording van de hiervoor genoemde vragen - (ook) de beschikking moet hebben over soortgelijke stukken van dochtervennootschappen WMS Scheepvaartprojecten B.V. en WMS Chartering B.V., nog daargelaten dat [opposant] van laatstgenoemde rechtspersoon zélf de bestuurder is en uit dien hoofde deze stukken zelf ter beschikking zou moeten hebben.
4.20.
[opposant] heeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin (voldoende) concreet onderbouwd dat de door hem genoemde stukken aanwijzingen bevatten voor de door hem gestelde schuldoverneming door WMS Chartering en in zoverre relevant kunnen zijn voor zijn rechtspositie in dezen. Ook hier geldt dat [opposant] de enige bestuurder van deze vennootschap is en uit dien hoofde geacht mag worden over deze stukken te beschikken.
IV. De geldleningen als zodanig
4.21.
WMS Shipping baseert haar vorderingen op de door haar genoemde drie geldleningen. De daarin genoemde bedragen heeft zij naar eigen zeggen aan [opposant] betaald.
4.22.
[opposant] erkent het bestaan van de geldleningen van € 1.125.000,- en
€ 800.000,-. Hij betwist evenwel het bestaan van de geldlening van € 150.000,-. Volgens [opposant] is deze geldlening nooit tot stand gekomen. Het in dat kader door WMS Shipping overgelegde document is niet ondertekend. Ook van een mondelinge afspraak over deze gestelde lening is niet gebleken, aldus [opposant] . De inhoud van dit document is hem ook nooit medegedeeld, zodat hij het daarin gelegen aanbod niet heeft kunnen aanvaarden. Voorts betwist [opposant] dat hij de in de geldleningen genoemde bedragen heeft ontvangen. De door WMS Shipping overgelegde "betalingsbewijzen" zijn qua aard, opmaak en opbouw onduidelijk en niet voldoende gespecificeerd. Deze stukken zijn ook niet door een professionele partij opgesteld, zodat volgens [opposant] het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze stukken niet correct zijn.
4.23.
De rechtbank verwerpt het verweer van [opposant] tegen het bestaan van de geldlening van € 150.000,-. Kennelijk beoogt [opposant] thans te betwisten dat hij dit bedrag heeft ontvangen. In zijn eerdere akte in het incident heeft [opposant] het bestaan van deze geldlening echter uitdrukkelijk erkend, onder randnummers 16 en 21. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het bestaan van deze geldlening als bedoeld in artikel 149 lid 1 Rv, zodat de rechtbank aan deze betwisting voorbij zal gaan.
4.24.
Ook het thans door [opposant] betrokken verweer dat hij geen betalingen uit hoofde van de geldleningen heeft ontvangen, zal de rechtbank verwerpen. Daarvoor is redengevend dat [opposant] eerder, in zijn akte in het incident, onder de randnummers 13 t/m 17 en 21, uitdrukkelijk heeft erkend dat hij de in de inleidende dagvaarding genoemde betalingen heeft ontvangen. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onvoldoende gemotiveerde betwisting van deze betalingen, zodat de rechtbank ervan zal uitgaan dat [opposant] genoemde bedragen daadwerkelijk heeft ontvangen. De bezwaren van [opposant] tegen de hieraan ten grondslag liggende rekeningafschriften zullen bijgevolg buiten beschouwing worden gelaten.
4.25.
De ontkenning door [opposant] acht de rechtbank ook niet geloofwaardig, omdat de geldleningen en de verstrekte gelden in de onderhandelingen tussen partijen omstreeks 2015/2016 aan de orde zijn gekomen (zie o.a. productie 15a bij de antwoordconclusie in het incident; de e-mail van Rechtsanwalt Volz van 8 september 2015 waarin de leningen en de uitbetaalde bedragen genoemd staan) en gesteld noch gebleken is dat [opposant] zich destijds op het standpunt heeft gesteld dat deze leningen niet zouden bestaan of dat hij de geleende gelden niet heeft ontvangen.
4.26.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van het bestaan van de geldlening van € 150.000,- en neemt zij tevens als vaststaand aan dat de in de geldleningen genoemde bedragen daadwerkelijk door [opposant] zijn ontvangen, althans te zijnen gunste zijn gekomen.
V. De status van hetVergleichbij de Duitse rechter/misbruik van recht
4.27.
De rechtbank stelt vast dat [opposant] en [naam 1] op 29 september 2020 ten overstaan van de Duitse rechter een
Vergleichhebben getroffen, zoals hiervoor weergegeven in overweging 2.23., waarin onder meer is opgenomen dat [naam 1] de onderhavige gerechtelijke procedure zal doen beëindigen. Dit doet de vraag rijzen wat het
Vergleichvoor deze procedure betekent.
4.28.
WMS Shipping stelt dat het hier een zogeheten
Vergleich auf Widerrufbetreft, die binnen een bepaalde door partijen bepaalde en in het
Sitzungsprotokollopgenomen termijn door ieder van partijen kan worden herroepen. Deze herroeping heeft als gevolg dat het
Vergleichals niet gesloten geldt en dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het
zu Protokoll nehmenvan het
Vergleichbevond. Omdat [opposant] zijn deel van de gemaakte afspraken niet nakwam, heeft [naam 1] /WMS Shipping het
Vergleichherroepen. Daarmee bestaan de vorderingen op [opposant] nog steeds, aldus WMS Shipping.
4.29.
[opposant] voert, onder verwijzing naar voornoemd
Vergleich, aan dat partijen zijn overeengekomen om het onderhavige geschil te beëindigen. Weliswaar heeft [naam 1] /WMS Shipping nadien het
Vergleichherroepen, maar het is wel opmerkelijk dat WMS Shipping eerst afstand heeft gedaan van haar vorderingen op [opposant] en daarop thans weer in volledige omvang aanspraak maakt. Daarmee maakt WMS Shipping volgens [opposant] misbruik van recht.
4.30.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat partijen een
Vergleich auf Widerrufhebben gesloten; dit volgt ook met zoveel woorden uit de tekst van het
Vergleich.Een dergelijke schikking kan, zoals WMS Shipping terecht opmerkt, binnen een door partijen afgesproken, in het proces-verbaal van de zitting opgenomen, termijn worden herroepen. Gevolg daarvan is dat het
Vergleichals niet gesloten geldt en dat de procedure alsnog wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond. [4]
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 1] het met [opposant] getroffen
Vergleichtijdig heeft herroepen. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de vorderingen van WMS Shipping op [opposant] nog steeds bestaan, dat daarover verder kan worden geprocedeerd en dat WMS Shipping, in zoverre, dus in deze vorderingen ontvankelijk is.
4.31.
Het enkele feit dat WMS Shipping na het herroepen van het
Vergleichdoor [naam 1] thans verder procedeert, levert naar het oordeel van de rechtbank geen misbruik van recht op. [opposant] heeft dit standpunt overigens ook niet onderbouwd. Het door [opposant] gedane beroep op misbruik van recht faalt daarmee.
VI. Schuldoverneming door WMS Chartering?
4.32.
Het volgende verweer van [opposant] behelst dat sprake is van schuldoverneming. Zijn schuld aan WMS Shipping is volgens [opposant] door WMS Chartering overgenomen, waardoor WMS Shipping sindsdien geen vordering meer op hem heeft.
4.33.
Hiertoe voert [opposant] , samengevat, het volgende aan. In 2007 heeft [opposant] in het kader van diverse bemiddelingsovereenkomsten courtages ontvangen tot een bedrag van $ 1.554.000,00. Later werd tussen beide aandeelhouders bedongen dat deze courtage niet eerst aan de vennootschap maar direct aan de aandeelhouders zou worden uitbetaald, hetgeen middels een aandeelhoudersbesluit werd bekrachtigd. In 2012 was [opposant] voornemens om met gebruikmaking van voornoemde courtages zijn schulden aan WMS Shipping op basis van de overeenkomsten van geldlening af te lossen. Terugbetaling aan WMS Shipping was echter niet zinvol, omdat deze vennootschap destijds geen ondernemingsactiviteiten meer ontplooide. Om die reden heeft [opposant] de betaling van het bedrag van $ 1.554.000,00 niet aan WMS Shipping maar aan WMS Chartering gedaan, van welke rechtspersoon zowel [naam 1] als [opposant] aandeelhouder was. Er heeft tevens een schuldoverneming plaatsgevonden, waarbij WMS Chartering de schuld van [opposant] aan WMS Shipping heeft overgenomen. Vanaf dat moment was WMS Chartering in plaats van [opposant] de bedragen uit hoofde van de geldleningen aan WMS Shipping verschuldigd. Als alleen/zelfstandig handelend bestuurder van zowel WMS Shipping als WMS Chartering was [opposant] bevoegd om deze rechtshandeling(en) te verrichten. Voor deze bestuursbesluiten was naar de mening van [opposant] in de gegeven omstandigheden géén goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: de ava) vereist, ook niet indien er - wat [opposant] overigens betwist - sprake was van een tegenstrijdig belang aan zijn zijde bij het nemen van de betreffende bestuursbesluiten. Een eventueel tegenstrijdig belang is bovendien 'weggeschreven' in artikel 11 lid 4 van de statuten van WMS Shipping.
4.34.
WMS Shipping betwist het bestaan van en de (eventuele) rechtsgeldigheid van de gestelde schuldoverneming. Hiertoe voert zij, samengevat, het volgende aan. De courtage kwam niet aan [opposant] toe, maar aan Conchart GmbH, de rechtsvoorganger van WMS Chartering. [opposant] heeft het door hem genoemde courtagebedrag van $ 1.554.000,00 nooit ontvangen. De door [opposant] (als productie 8) overgelegde
Vereinbarungis nooit gesloten. Het betreft een eenzijdig door [opposant] opgesteld ongedateerd stuk dat WMS Shipping volkomen onbekend is. Ook inhoudelijk klopt deze
Vereinbarungniet. Een schuldoverneming door WMS Chartering van de schuld van [opposant] aan WMS Shipping is er niet geweest. In de jaarrekening van 2012 alsook in de conceptjaarrekening van 2013 van WMS Shipping staat deze vordering op [opposant] nog steeds vermeld. [opposant] heeft de constructie van een schuldoverneming pas in het kader van deze procedure bedacht, in een poging om zijn betalingsverplichting te ontlopen. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat partijen in 2015 en 2016 schikkingsoverleg hebben gevoerd en de "schuldoverneming" destijds nimmer door [opposant] aan de orde is gesteld. Daarnaast was, indien er een overeenkomst van schuldoverneming in de door [opposant] gestelde zin zou zijn gesloten, [opposant] niet (zelfstandig) bevoegd om als bestuurder van WMS Shipping een daartoe strekkend bestuursbesluit te nemen, aangezien bij hem sprake was van een tegenstrijdig belang met dat van WMS Shipping. Met de gekozen schuldoverneming heeft [opposant] zich willen bevrijden van zijn betalingsverplichting jegens WMS Shipping. Bij schuldoverneming door WMS Chartering zou WMS Shipping bovendien in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld worden. WMS Chartering kon de 'overgenomen' schuld niet voldoen, terwijl [opposant] als schuldenaar over verhaalsobjecten beschikte, zoals een eigen woning en een aandelenbelang dat miljoenen waard is. WMS Shipping had derhalve een groot belang bij handhaving van [opposant] als schuldenaar. Vanwege de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang aan de zijde van [opposant] als bestuurder van WMS Shipping bij het nemen van het bestuursbesluit tot schuldoverneming is dit besluit vernietigbaar en is WMS Shipping daaraan dan ook niet gebonden, zowel onder de oude als onder de huidige wettelijke regeling van het tegenstrijdig belang.
4.35.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 6:155 BW bepaalt dat een schuld van de schuldenaar overgaat op een derde, indien deze haar van de schuldenaar overneemt. De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser, indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven. De figuur van schuldoverneming is niet aan een bepaalde vorm gebonden en kan daarom ook mondeling geschieden of in een gedraging besloten liggen (artikel 3:37 lid 1 BW). Dit geldt ook voor de noodzakelijke toestemming van de schuldeiser.
4.36.
De rechtbank overweegt dat er een zogeheten
Schuldübernahme/Schuldentlassungin de
Vereinbarungis opgenomen, die zo moet worden begrepen dat WMS Chartering de schuld van [opposant] aan WMS Shipping overneemt en dat WMS Shipping [opposant] voor een bedrag van $ 1.554.000,00 ontslaat uit zijn terugbetalingsverplichting uit hoofde van de onderhavige geldleningen. Het document is namens WMS Chartering en WMS Shipping ondertekend door haar directeur [opposant] , die het document ook voor zichzelf heeft ondertekend. Aldus is namens WMS Shipping als schuldeiser van de geldleningen toestemming gegeven voor schuldoverneming door WMS Chartering als schuldenaar.
4.37.
Daarmee is het pleit echter niet beslecht. De vraag die namelijk voorligt, is of [opposant] als bestuurder van WMS Shipping in de gegeven omstandigheden bevoegd was om de besluiten tot schuldoverneming en kwijtschelding van de schuld van [opposant] aan WMS Shipping zelfstandig te nemen. Vast staat dat [naam 1] , zijn medebestuurder en aandeelhouder, niet bij deze besluitvorming is betrokken.
4.38.
In deze procedure is onvoldoende duidelijk geworden wanneer de schuldoverneming precies heeft plaatsgevonden, aangezien de daaraan ten grondslag liggende
Vereinbarungongedateerd is en [opposant] ook niet behoorlijk heeft toegelicht wanneer de
Vereinbarungtot stand is gekomen. In de conclusie van dupliek meldt [opposant] weliswaar dat de schuldoverneming uiterlijk in 2012 heeft plaatsgevonden, maar deze stelling heeft hij - mede in het licht van de betwisting hiervan door WMS Shipping - niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbij zal gaan.
4.39.
Op welke datum de
Vereinbarungook door [opposant] is opgesteld, het door [opposant] als zelfstandig handelend bestuurder van WMS Shipping genomen bestuursbesluit tot schuldoverneming en gedeeltelijke kwijtschelding van zijn schuld aan WMS Shipping is naar het oordeel van de rechtbank vernietigbaar wegens de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang bij [opposant] , zowel onder de oude (tot 1 januari 2013 geldende) als onder de huidige wettelijke regeling hiervan. Daartoe is het volgende redengevend.
4.40.
Vooropgesteld wordt dat [opposant] als bestuurder van WMS Shipping krachtens artikel 11 lid 2 van de statuten zelfstandig bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen. Schuldoverneming is niet krachtens de in artikel 11 lid 3 van de statuten genoemde gevallen aan goedkeuring van de ava onderworpen. Voorts bepaalt artikel 11 lid 4 van de statuten dat in alle gevallen waarin de bestuurder een tegenstrijdig belang met de vennootschap heeft, de vennootschap niettemin wordt vertegenwoordigd op de hiervoor vermelde wijze. Dit laatste wordt het 'wegschrijven' van het tegenstrijdig belang in de statuten genoemd.
De oude wettelijke regeling (tot 1 januari 2013)
4.41.
Artikel 2:256 BW (oud), dat betrekking heeft op rechtshandelingen die zijn aangegaan vóór 1 januari 2013, bepaalt dat tenzij bij de statuten anders is bepaald, de vennootschap in alle gevallen waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, wordt vertegenwoordigd door commissarissen. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
De strekking van artikel 2:256 BW is om te voorkomen dat de bestuurder bij zijn handelen zich (met name) laat leiden door zijn persoonlijk belang, in plaats van (uitsluitend) het belang van de vennootschap dat hij heeft te dienen. Deze bepaling strekt in de eerste plaats tot bescherming van het belang van de vennootschap door de bestuurder de bevoegdheid te ontzeggen de vennootschap te vertegenwoordigen als hij door de aanwezigheid van een persoonlijk belang of door zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de rechtspersoon niet parallel lopend belang niet in staat moet worden geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht. Voor de toepassing van artikel 2:256 BW is niet vereist dat zeker is dat de betreffende rechtshandeling tot benadeling van de vennootschap zal leiden, doch is voldoende dat de bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. De aan artikel 2:256 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte brengt met zich dat bij het bestaan van een tegenstrijdig belang een uitdrukkelijk besluit van de ava nodig is om een bijzondere vertegenwoordiger aan te wijzen, terwijl een impliciet besluit daartoe onvoldoende is. [5] Indien in de statuten het tegenstrijdig belang echter is 'weggeschreven', dan geldt dat op de betrokken bestuurder de verplichting rustte om de ava tijdig te attenderen op het bestaan van een tegenstrijdig belang, zodat de ava in staat is om haar in de tweede zin van artikel 2:256 BW vermelde aanwijsbevoegdheid uit te oefenen en, bij verzuim van die verplichting, het desbetreffende bestuursbesluit op vordering van elke belanghebbende vernietigbaar is. [6]
De huidige wettelijke regeling (vanaf 1 januari 2013)
4.42.
Ingevolge artikel 2:239 lid 5 BW moet het bestuur van een vennootschap zich richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Wat dit belang inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Indien aan de vennootschap een onderneming is verbonden, wordt het vennootschapsbelang in de regel vooral bepaald door het bevorderen van het bestendige succes van deze onderneming. [7] Voorts bepaalt artikel 2:239 lid 6 BW dat een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het in lid 5 bedoelde vennootschapsbelang. Niet-naleving van de in lid 6 opgenomen besluitvormingsregels maakt het besluit vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW. Op deze vernietigbaarheid kan een beroep worden gedaan door ieder die een redelijk belang heeft bij de naleving van deze bepaling. [8]
Toetsing tegenstrijdig belang
4.43.
De vraag of sprake is van een tegenstrijdig belang, moet zowel onder het oude als onder het huidige recht worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Degene die zich op een tegenstrijdig belang beroept, kan niet volstaan met het enkel aanvoeren van de mogelijkheid van een tegenstrijdig belang zonder dat dit wordt geconcretiseerd. Hij zal omstandigheden moeten aanvoeren die zodanig van invloed kunnen zijn geweest op de besluitvorming van de betrokken bestuurder dat deze zich niet in staat had mogen achten het belang van de vennootschap(pen) en de daaraan verbonden onderneming met de juiste integriteit en objectiviteit te behartigen. [9]
4.44.
Naar het oordeel van de rechtbank kenmerkt het onderhavige geval zich door de omstandigheid dat [opposant] toen hij namens WMS Shipping, in zijn hoedanigheid van bestuurder van deze vennootschap, het bestuursbesluit tot het verlenen van toestemming tot schuldoverneming door WMS Chartering nam, de schuld in kwestie een privéschuld van hemzelf betrof. Reeds deze omstandigheid, gevoegd bij het gegeven dat hij ook de enige bestuurder van WMS Chartering is, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de conclusie gerechtvaardigd is dat [opposant] ten tijde van het verlenen van deze toestemming te maken had met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen als bestuurder van WMS Shipping uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming en dat dus sprake is geweest van een (direct) tegenstrijdig belang. WMS Shipping heeft - onweersproken - gesteld dat zij bij overgang van de schuld van [opposant] aan WMS Shipping op WMS Chartering in haar verhaalsmogelijkheden voor deze schuld benadeeld werd. WMS Chartering kon de overgenomen schuld volgens WMS Shipping niet 'ophoesten', terwijl [opposant] als (oorspronkelijke) schuldenaar over verhaalsobjecten beschikte, zoals een eigen woning en een aandelenbelang dat miljoenen waard is. WMS Shipping had derhalve een groot belang bij handhaving van [opposant] als schuldenaar. Met de onderhavige schuldoverneming, waarbij [opposant] zowel zijn (privé) pet van schuldenaar als die van bestuurder van de schuldeiser onder de geldleningen droeg, heeft [opposant] zich naar het oordeel van de rechtbank op eenvoudige wijze van zijn eigen betalingsverplichting jegens WMS Shipping willen bevrijden, ten koste van WMS Shipping, wiens vennootschapsbelang hij als bestuurder had te dienen. Gelet op deze omstandigheden had [opposant] zich bij het nemen van het bestuursbesluit niet in staat mogen achten om het belang van WMS Shipping en de daaraan verbonden onderneming met de juiste objectiviteit en integriteit te behartigen bij het nemen van het gewraakte bestuursbesluit.
4.45.
Indien dit bestuursbesluit onder de oude wettelijke regeling van het tegenstrijdig belang is genomen, dan is dit besluit naar het oordeel van de rechtbank vernietigbaar omdat [opposant] heeft nagelaten om zijn medebestuurder en -aandeelhouder [naam 1] te attenderen op het bestaan van voormeld tegenstrijdig belang, zodat de ava desgewenst haar aanwijsbevoegdheid kon uitoefenen. Indien het bestuursbesluit onder de huidige wettelijke regeling van het tegenstrijdig belang is genomen, dan is het besluit eveneens vernietigbaar omdat [opposant] in strijd heeft gehandeld met de krachtens artikel 2:239 lid 6 BW op hem als bestuurder rustende verplichting om niet deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het in lid 5 bedoelde vennootschapsbelang.
Een en ander betekent dat het bestreden bestuursbesluit op de voet van artikel 2:15 lid 1 onder a BW vernietigbaar is.
4.46.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van WMS Shipping strekkende tot vernietiging van het bestreden bestuursbesluit worden toegewezen. Dit brengt mee dat de toestemming van WMS Shipping voor de schuldoverneming met terugwerkende kracht geacht wordt niet te zijn gegeven. Aldus is niet aan de vereisten die artikel 6:155 BW aan schuldoverneming stelt voldaan en werkt de afspraak tussen WMS Chartering en [opposant] dus niet tegen WMS Shipping als oorspronkelijk schuldeiser. Derhalve is [opposant] nog steeds de schuldenaar van WMS Shipping ter zake van de onderhavige geldleningen en kan WMS Shipping hém tot terugbetaling hiervan aanspreken.
VII. Heeft [opposant] reeds (bevrijdend) betaald?
4.47.
Het volgende verweer dat [opposant] voert, is dat hij het bedrag van de geldleningen al (bevrijdend) aan WMS Shipping heeft betaald, waardoor WMS Shipping niets meer van hem te vorderen heeft.
4.48.
Hiertoe voert [opposant] , samengevat, het volgende aan.
(i) Hij heeft op 9 augustus 2010 een bedrag van € 400.250,- aan WMS Shipping betaald ter aflossing van zijn schuld uit de (eerste) geldleningsovereenkomst van € 1.125.000,-. Daarmee is al een substantieel deel van deze geldlening terugbetaald, hetgeen WMS Shipping ten onrechte niet heeft meegenomen bij de berekening van zijn vordering.
(ii) Verder stelt [opposant] zich op het standpunt dat hij het door hem ontvangen bedrag van $ 1.554.000,- aan courtage heeft aangewend tot terugbetaling van zijn schulden aan WMS Shipping. Dit bedrag heeft hij aan WMS Chartering betaald, omdat WMS Shipping geen ondernemingsactiviteiten meer verrichtte. In verband daarmee heeft WMS Chartering de schuld van [opposant] aan WMS Shipping tot dat bedrag overgenomen.
(iii) [opposant] heeft een tegenvordering op WMS Shipping uit hoofde van een gecedeerde vordering van [naam 3] . [naam 3] is als toezichthoudende instantie tijdens de bouw van diverse schepen in China opgetreden en had uit hoofde daarvan een vordering op WMS Shipping. [naam 3] (waarvan [opposant] bestuurder is) heeft deze vordering aan [opposant] gecedeerd. Hierdoor heeft [opposant] thans een vordering van € 350.000,- op WMS Shipping.
(iv) Ten slotte wijst [opposant] erop dat WMS Shipping ter financiering van de geldleningen aan [opposant] een bedrag van € 700.000,00 van Conchart S.a.r.l. heeft geleend. Na de splitsing van deze rechtspersoon bleef Jiltrade als opvolger over, van welke vennootschap [opposant] de enige aandeelhouder is. WMS Shipping heeft een bedrag van € 200.000,- aan Conchart S.a.r.l. terugbetaald, waardoor Conchart S.a.r.l. per saldo nog een bedrag van € 500.000,- van WMS Shipping te vorderen had. Door de splitsing van Conchart S.a.r.l. heeft Jiltrade deze vordering overgenomen, waardoor WMS Shipping thans nog een bedrag van € 500.000,- aan Jiltrade verschuldigd is. [naam 1] is met de vermogensverdeling en de overname van deze vordering door Jiltrade uitdrukkelijk akkoord gegaan, aldus [opposant] . Voorts beroept [opposant] zich op de onder 2.15. van dit vonnis genoemde schriftelijke (verrekenings)verklaring. Als zelfstandig handelend bestuurder van WMS Shipping mocht [opposant] beslissen dat WMS Shipping haar vordering op hem aan Jiltrade afstaat (cedeert), ter verrekening met de schuld van WMS Shipping aan Jiltrade.
4.49.
WMS Shipping betwist dat [opposant] de geldleningen reeds heeft afgelost. Daartoe voert zij, samengevat, het volgende aan.
(i) [opposant] heeft een bedrag van € 400.000,00 afgelost (en dus niet het door hem genoemde bedrag van € 400.250,00). Met deze aflossing heeft WMS Shipping in de berekening van haar vordering al rekening gehouden. Van de ontvangen aflossing is immers een bedrag van € 119.673,00 afgeboekt op de reeds verschenen rente en een bedrag van
€ 280.327,00 op de eerste geldlening.
(ii) Voorts bestrijdt WMS Shipping dat het genoemde courtagebedrag van $ 1.554.000,00 aan [opposant] toekwam, zodat hij dit bedrag ook niet kon en mocht gebruiken ter aflossing van zijn schuld aan WMS Shipping.
(iii) Er bestaat geen vordering van [naam 3] op WMS Shipping die door [naam 3] aan [opposant] gecedeerd kon worden. WMS Shipping bestrijdt dat sprake geweest van door [naam 3] in opdracht van WMS Shipping in China verrichte werkzaamheden en dat hieruit enige vordering van deze rechtspersoon op WMS Shipping is ontstaan voor het door [opposant] genoemde bedrag van € 350.000,00, zodat deze vordering nimmer in privé aan [opposant] kon worden gecedeerd.
(iv) Ten aanzien van de door [opposant] genoemde vordering van Conchart S.a.r.l. op WMS Shipping betwist WMS Shipping dat Jiltrade de rechtsopvolger is geworden van Conchart S.a.r.l. na de splitsing van deze rechtspersoon. Integendeel, Conchart S.a.r.l. is als verblijvende rechtspersoon blijven bestaan. De vordering op WMS Shipping vormt een actief van Conchart S.a.r.l, dat binnen deze rechtspersoon is gebleven. [opposant] heeft niet onderbouwd dat de vordering naar Jiltrade is overgegaan. Het stuk waarop [opposant] zich in deze beroept, is niet gedateerd of ondertekend. [naam 1] kende dit stuk voorafgaand aan deze procedure ook niet. [opposant] heeft nooit eerder over overgang van de vordering van Conchart S.a.r.l. gesproken. De inhoud van het stuk is bovendien feitelijk onjuist, nu het ervan uitgaat dat Jiltrade dezelfde rechtspersoon betreft als Conchart S.a.r.l. Een cessieakte is nimmer opgemaakt. De door [opposant] bepleite verrekening kan daarmee niet aan de orde zijn. Voor het geval [opposant] namens WMS Shipping een bestuursbesluit heeft genomen om een overeenkomst met Jiltrade aan te gaan strekkende tot cessie aan Jiltrade van een deel van een vordering van WMS Shipping op [opposant] , beroept WMS Shipping zich op de vernietigbaarheid van deze rechtshandeling, nu hierbij sprake was van een tegenstrijdig belang aan de zijde van [opposant] .
4.50.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of en zo ja in hoeverre [opposant] reeds heeft afgelost op de aan hem verstrekte geldleningen.
4.51.
Daarbij moet het volgende vooropgesteld worden. WMS Shipping heeft in haar dagvaarding de volgende openstaande bedragen uit hoofde van de drie geldleningen genoemd, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2017:
- de eerste geldlening € 1.086.215,-
- de tweede geldlening € 1.122.745,-
- de derde geldlening € 212.339,-.
4.52.
WMS Shipping heeft ter onderbouwing van deze bedragen als productie 5 bij de dagvaarding een specificatie overgelegd van de verschuldigde bedragen aan hoofdsom en de tot 1 januari 2017 vervallen rente ad 4% per jaar. De inhoud van deze specificatie als zodanig is door [opposant] niet (gemotiveerd) betwist, zodat de rechtbank deze specificatie als uitgangspunt zal nemen.
4.53.
Vast staat ook dat [opposant] in ieder geval op of omstreeks 6 augustus 2010 een bedrag van € 400.000,- heeft afgelost. Op grond van voornoemde specificatie gaat de rechtbank ervan uit dat WMS Shipping deze aflossing voor een bedrag van € 119.673,- in mindering heeft gebracht op reeds vervallen rente en voor een bedrag van € 280.327,- op de eerste geldlening. [opposant] heeft, onder verwijzing naar een als productie 2 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie overgelegd bankafschrift betoogd dat hij een iets hoger bedrag, namelijk € 400.250,-, aan WMS Shipping heeft betaald. Dit bedrag blijkt inderdaad uit dit bankafschrift, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de bankrekening van [opposant] daadwerkelijk voor dit bedrag is gedebiteerd. WMS Shipping stelt op haar beurt echter dat zij slechts € 400.000,- heeft ontvangen en dat de resterende € 250,- kennelijk bankkosten voor deze overboeking hebben betroffen. Dat laatste is door [opposant] vervolgens niet weersproken, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. Dergelijke kosten komen naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van de betalende partij, [opposant] dus. Een en ander betekent dat de rechtbank ervan zal uitgaan dat van de betaling van [opposant] een bedrag van € 400.000,- op de rekening van WMS Shipping terechtgekomen is en dat er in zoverre is afgelost.
In het licht van het vorenstaande falen de verweren van [opposant] dat de gevorderde hoofdsom niet klopt en dat bij de renteberekening geen rekening is gehouden met de door hem gedane betaling.
4.54.
[opposant] kan zich naar het oordeel van de rechtbank ook niet met succes beroepen op het argument dat de betaling van een bedrag aan courtage van $ 1.554.000,- in het kader van de schuldoverneming door WMS Chartering is aangewend voor de aflossing van zijn schuld aan WMS Shipping. Daartoe is het volgende redengevend.
4.55.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat [opposant] , mede het licht van het gemotiveerde verweer op dit punt van WMS Shipping, niet genoegzaam heeft onderbouwd dat genoemde courtage aan hém in persoon toekwam. Voorts is van belang dat de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, de vordering van WMS Shipping strekkende tot vernietiging van deze schuldoverneming zal toewijzen. De rechtbank verwijst daartoe naar hoofdstuk VI. van dit vonnis, waaruit volgt dat er geen rechtsgeldige schuldoverneming heeft plaatsgevonden bij gebreke van de daarvoor vereiste rechtsgeldige toestemming van WMS Shipping, waarmee [opposant] onverkort schuldenaar van WMS Shipping is gebleven. Daarvan uitgaande, moesten betalingen door [opposant] aan WMS Shipping moeten worden gedaan. [opposant] kon dus niet bevrijdend betalen aan een andere rechtspersoon, hier WMS Chartering. Dat wordt niet anders door de omstandigheden dat [opposant] en [naam 1] beiden aandeelhouder van WMS Chartering waren en dat WMS Shipping vanaf 2012 geen bedrijfsactiviteiten meer uitvoerde.
4.56.
De door [opposant] bepleite verrekening met het courtagebedrag faalt mitsdien.
4.57.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van [opposant] dat hij zich op verrekening met een door [naam 3] aan hem gecedeerde vordering ad € 350.000,- kan beroepen.
4.58.
Vooropgesteld wordt dat de gestelde cessie naar Nederlands recht moet worden beoordeeld (artikel 12 lid 1 EVO). Het is op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv aan [opposant] om te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat de gestelde cessie heeft plaatsgevonden. Ingevolge artikel 3:94 lid 1 BW vereist een cessie een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan de schuldenaar. Een akte betreft, zo volgt uit artikel 156 lid 1 Rv, een
ondertekendgeschrift, bestemd om tot bewijs te dienen.
[opposant] heeft in deze procedure evenwel geen akte in het geding gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [naam 3] genoemde vordering aan [opposant] heeft overgedragen. De rechtbank gaat ervan uit dat [opposant] , als deze cessie daadwerkelijk zóu hebben plaatsgevonden, bij uitstek degene is die over een cessieakte beschikt die hij desgewenst kan overleggen. Omdat [opposant] aldus niet aan zijn stelplicht ter zake van de cessie heeft voldaan, zal de rechtbank hem niet in de gelegenheid stellen om bewijs hiervan bij te brengen. De gestelde cessie is daarmee in deze procedure niet komen vast te staan. Voor verrekening met de betreffende vordering is reeds daarom geen plaats. De rechtbank merkt verder nog op dat [opposant] ook geen behoorlijke feitelijke onderbouwing heeft gegeven van zijn stelling dat [naam 3] in opdracht van WMS Shipping werkzaamheden in China heeft uitgevoerd, waarvoor haar een vergoeding zou toekomen. Daarmee staat ook niet vast dat er daadwerkelijk een te cederen vordering is.
4.59.
De door [opposant] bepleite verrekening van zijn schuld aan WMS Shipping met een bedrag van € 500.000,00 dat WMS Shipping nog aan Conchart S.a.r.l. verschuldigd is kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin slagen.
4.60.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat WMS Shipping een bedrag van in totaal € 700.000,- van Conchart S.a.r.l. heeft geleend ter financiering van de geldleningen aan [opposant] en dat hiervan een bedrag van € 200.000,- is afgelost, zodat per saldo nog een schuld van € 500.000,- resteert. De rechtbank benadrukt dat het hier gaat om een vordering die aan Conchart S.a.r.l. toekomt. Voorts stelt de rechtbank vast dat Conchart S.a.r.l. op of omstreeks 1 november 2010 is gesplitst, waarbij de oude rechtspersoon is blijven bestaan en tevens een nieuwe rechtspersoon ten behoeve van [opposant] is opgericht, namelijk Jiltrade. Een en ander staat beschreven in het onder 2.12. weergegeven
Beschluss und Vereinbarung der Gesellschaftervan deze rechtspersoon, te weten [naam 1] en [opposant] . Dat, zoals [opposant] stelt, Jiltrade
derechtsopvolger was van Conchart S.a.r.l. is dan ook onjuist. Verder heeft [opposant] geen omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat Jiltrade in de voetsporen van Conchart S.a.r.l. is getreden als rechthebbende op de vordering op WMS Shipping, met andere woorden dat zij deze vordering (bij de afsplitsing) van Conchart S.a.r.l. heeft verworven.
4.61.
Voor zover [opposant] het beroep op verrekening baseert op de onder 2.15. weergegeven verrekeningsverklaring met als datum 25 oktober 2011, baat hem dat naar het oordeel van de rechtbank ook niet. In deze verklaring, waaronder de namen van [naam 1] en [opposant] staan, is - voor zover van belang - vermeld dat WMS Shipping nog een restschuld aan Jiltrade heeft van € 500.000,- en dat de schuld van [opposant] aan WMS Shipping wordt verrekend met de vordering van Jiltrade op WMS Shipping ter hoogte van een bedrag van € 500.000,-. De rechtbank constateert dat de verrekeningsverklaring niet is ondertekend door [opposant] en [naam 1] . Uit deze verklaring kan dan ook niet worden afgeleid dat [naam 1] daarmee akkoord is gegaan. Ook overigens is dat de rechtbank niet gebleken, nu [opposant] daartoe geen toereikende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. Bewijslevering ter zake is dan ook niet aan de orde.
Zoals hiervoor is overwogen, staat bovendien niet vast dat Jiltrade rechthebbende is op de restschuld die WMS Shipping aan Conchart S.a.r.l. heeft, zodat ook daarom niet kan worden verrekend.
4.62.
WMS Shipping heeft gevorderd dat, voor zover [opposant] het door hem gestelde bestuursbesluit heeft genomen om namens WMS Shipping met Jiltrade een overeenkomst te sluiten strekkende tot cessie aan Jiltrade van een deel van de vordering van WMS Shipping op [opposant] groot € 500.000,-, de rechtbank dit bestuursbesluit zal vernietigen. Bij vernietiging van dit bestuursbesluit heeft WMS Shipping naar het oordeel van de rechtbank echter geen belang, reeds omdat er geen aan de wettelijke vereisten beantwoordende cessieakte bestaat, waardoor deze vordering niet uit dien hoofde uit het vermogen van WMS Shipping kan zijn verdwenen. De vordering van WMS Shipping op dit punt wordt daarom afgewezen.
VIII. Conclusie
4.63.
Aangezien het beroep van [opposant] op verrekening in al zijn onderdelen niet slaagt, komt de rechtbank tot de conclusie dat uit hoofde van de geldleningen per saldo nog openstaan de bedragen die hiervoor onder 4.51. zijn vermeld, te weten € 1.086.215,-,
€ 1.122.745, en € 212.339,-. Deze bedragen zullen dan ook worden toegewezen.
4.64.
De over deze geldbedragen vanaf 1 april 2017 (de datum van opeisbaarheid van de geldleningen) gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat geen sprake is van handelsovereenkomsten in de zin van de wet. De subsidiair gevorderde contractuele rente ad 4% per jaar is wel toewijsbaar, omdat de geldleningen niet per voornoemde datum zijn afgelost, waarmee [opposant] van rechtswege in verzuim is komen te verkeren (artikel 6:83 sub a BW).
4.65.
Het vonnis waartegen [opposant] verzet heeft ingesteld, zal op grond van hetgeen hiervoor is overwogen inhoudelijk geheel bekrachtigd worden, aangevuld na de eisvermeerdering, en de vordering in reconventie wordt afgewezen.
4.66.
[opposant] heeft op tal van punten bewijs van zijn stellingen aangeboden. De rechtbank zal hieraan voorbijgaan, omdat [opposant] hetzij te weinig heeft gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten hetzij de bewijsaanbiedingen niet ter zake doende zijn voor de uitkomst van het geschil.
IX. Proceskosten en nakosten
4.67.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [opposant] in de proceskosten in de verzetprocedure in conventie en in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Deze proceskosten worden vastgesteld als volgt:
in conventie:
- salaris advocaat € 3.999,- (1 punt x € 3.999,-, tarief VIII)
in reconventie:
- salaris advocaat € 1.116,- (2 punten x € 563,-, tarief II).
4.68.
De nakosten zijn toewijsbaar als hierna te melden. Op dit punt (slechts) zal de rechtbank het verstekvonnis vernietigen en, opnieuw rechtdoende, een bedrag aan nakosten toekennen dat zowel op de conventie als op de reconventie ziet.
X. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis/zekerheidstelling
4.69.
WMS Shipping heeft in de inleidende dagvaarding gevorderd om een toewijzend vonnis uitvoerbaar te verklaren. Het verstekvonnis is in zoverre ook uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Thans, in verzet, stelt [opposant] zich op het standpunt dat een toewijzend vonnis ten gunste van WMS Shipping
nietuitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard. [opposant] voert daartoe in de eerste plaats aan dat de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad door WMS Shipping niet is onderbouwd. In de tweede plaats meent [opposant] dat als de vorderingen van WMS Shipping worden toegewezen, het vonnis op een feitelijke of juridische misslag zal zijn gebaseerd, althans zijdens [opposant] een onaanvaardbare noodtoestand zal doen ontstaan, die alsdan betekent dat WMS Shipping misbruik van executiebevoegdheid maakt. In de derde plaats is sprake van een aanzienlijk restitutierisico aan de zijde van WMS Shipping indien [opposant] op grond van een toewijzend vonnis tot betaling overgaat en hij in hoger beroep alsnog gelijk krijgt en alsdan terugbetaling verlangt.
4.70.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 233 lid 1 Rv kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, een vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De eisende partij hoeft dit - bij gebreke van een verweer op dit punt - niet apart te motiveren. Is wél verweer hierop gevoerd, dan moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkrijgt zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand tot op een (mogelijk) in te stellen rechtsmiddel zal zijn beslist. Degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben [10] ; een daartegenover gesteld restitutierisico moet genoegzaam worden geconcretiseerd [11] .
4.71.
WMS Shipping verkrijgt met dit vonnis een veroordeling tot betaling van een
substantiële geldsommen. Zij wordt dan ook zonder meer vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben, zodat zij op korte termijn het vonnis jegens [opposant] ten uitvoer kan leggen. [opposant] heeft hiertegenover niet voldoende onderbouwd dat zijn belang bij handhaving van de bestaande toestand zwaarder dient te wegen. Het is, anders dan hij meent, aan hém om een eventueel restitutierisico aan de zijde van WMS Shipping te concretiseren. Dat heeft hij echter niet gedaan. Dat toewijzing van het door WMS Shipping gevorderde in de perceptie van [opposant] als verliezende partij een feitelijke of juridische misslag impliceert, kan geen reden zijn om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een zodanig vonnis te weigeren. Dat er een noodtoestand zal ontstaan aan de zijde van [opposant] bij toewijzing van de vorderingen van WMS Shipping, heeft hij op geen enkele wijze aan de hand van concrete feiten of omstandigheden onderbouwd. Het voorgaande in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard.
4.72.
Ten slotte bepleit [opposant] nog dat, indien een toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, hieraan de voorwaarde van zekerheidstelling door WMS Shipping moet worden verbonden, gelet op het bestaande restitutierisico aan de zijde van WMS Shipping.
4.73.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 233 lid 3 Rv aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde kan verbinden dat tot een door de rechtbank te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld. Daarbij geldt dat een enkel (abstract) restitutierisico onvoldoende aanleiding vormt om zekerheid op te leggen. Indien echter (in concreto) vaststaat dat de executant te zijner tijd niet in staat zal zijn om zo nodig te restitueren, zal een belangenafweging de rechter ertoe brengen om de voorwaarde van zekerheidstelling op te leggen. [12] De rechtbank is evenwel van oordeel dat [opposant] niet aannemelijk heeft weten te maken dat WMS Shipping in geval van een andersluidende beslissing in hoger beroep niet in staat zal zijn om enig geïncasseerd bedrag terug te betalen. De verzochte zekerheidstelling zal daarom worden afgewezen.

5.BESLISSING

De rechtbank
in conventie
5.1.
bekrachtigt het vonnis d.d. 3 mei 2017 waarvan verzet, behoudens ter zake van de toegewezen nakosten en vernietigt dit vonnis in zoverre;
5.2.
vernietigt het ongedateerde bestuursbesluit van WMS Shipping, door [opposant] genomen (overgelegd als productie 8 bij de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie), strekkende tot toestemming voor schuldoverneming door WMS Chartering van de schuld van [opposant] aan WMS Shipping voor een bedrag van $ 1.554.000,-;
5.3.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van WMS Shipping vastgesteld op € 3.999,-;
in reconventie
5.4.
wijst de vordering van [opposant] af;
5.5.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van WMS Shipping vastgesteld op € 1.116,-
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [opposant] in de nakosten, vastgesteld op € 255,- zonder betekening in conventie en reconventie, verhoogd met een bedrag van € 85,- in geval van betekening;
5.7.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de beslissingen zoals hiervoor genoemd onder 5.1., 5.2., 5.3., 5.5. en 5.6.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna, mr. M.A.B. Faber-Siermann en
mr. N.A. Baarsma, bijgestaan door mr. M. Postma als griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. R. Bootsma op 22 december 2021.
614 (MP)

Voetnoten

1.Zie HvJ EU 15 mei 1990, zaak C-365/88,
2.Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome 19 juni 1980.
3.Vgl. de conclusie van A-G Vlas van 20 september 2013, ECLI:NL:PHR:2013:873.
4.Zie §158 BGB.
5.Vgl. HR 17 december 1982, NJ 1983, 480 en Hof Amsterdam 12 augustus 2008, JOR 2008, 264 en Hof Amsterdam 22 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3914.
6.Zie M.C.P. van Dongen,
7.Vgl. HR 14 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797.
8.Zie MvT,
9.Vgl. HR 29 juni 2007, ECLI:NVL:HR: 2007:BA0333 (
10.Vgl. HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2602.
11.Vgl. HR 17 juni 1994, NJ 1994/591.
12.Vgl. HR 2 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5892.