ECLI:NL:HR:2003:AF5892
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitvoerbaarheid bij voorraad van een arrest in faillissementszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementskwestie. De curator had eiser, die in cassatie ging, gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en vorderde een bedrag van ƒ 172.277,38, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank heeft op 16 april 1997 eiser veroordeeld tot betaling van ƒ 67.247,79, maar eiser ging in hoger beroep. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde het vonnis van de Rechtbank en veroordeelde eiser tot betaling van € 15.622,10, met wettelijke rente vanaf 22 januari 1993. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.
In cassatie heeft eiser een incidentele vordering ingediend, waarin hij verzocht om zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie van € 26.174,05, voordat het arrest van het Hof uitvoerbaar zou worden verklaard. De curator heeft deze vordering bestreden. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie tot afwijzing van de incidentele vordering geadviseerd.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de curator niet met de afwikkeling van de boedel zal wachten op de uitkomst van de hoofdzaak en dat er een restitutierisico bestaat voor eiser. De Hoge Raad heeft de vordering van eiser tot zekerheidstelling toewijsbaar geacht en de curator veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens ter rolle van 6 juni 2003 uitgeroepen voor het nemen van de conclusie van antwoord.