ECLI:NL:RBNNE:2021:5172

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
18-084185-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor jarenlang seksueel misbruik van kleindochter door grootvader

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 75-jarige man, die werd beschuldigd van jarenlang seksueel misbruik van zijn kleindochter. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat het misbruik begon toen zij 11 jaar oud was en doorging tot haar 18e. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende steunbewijs was voor de aangifte. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank vond zijn verklaringen niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie van vertrouwen als grootvader en dat het misbruik ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, zowel lichamelijk als geestelijk. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij het slachtoffer een schadevergoeding van € 46.107,20 kreeg toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als hij niet betaalt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18-084185-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1946 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Heeg, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. Tevens is verschenen de benadeelde partij, [slachtoffer] , en haar raadsvrouw mr. J. Verschoor.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2011 tot en met 20 december 2012, te Nieuwolda, althans in de gemeente Oldambt en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die (telkens) al dan niet aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen) (telkens):
  • brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina vandie [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over en/of likken van de borst(en) van die [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina, althans deschaamstreek, van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2012 tot en met 20 december 2016, te Nieuwolda, althans in de gemeente Oldambt en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die (telkens) al dan niet aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen) (telkens):
  • brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina vandie [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over en/of likken van de borst(en) van die [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina, althans deschaamstreek, van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2011 tot en met 20 december 2016, te Nieuwolda, althans in de gemeente Oldambt en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die (telkens) al dan niet aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) (telkens):
  • betasten van en/of wrijven over en/of likken van de borst(en) van die [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina, althans deschaamstreek, van die [slachtoffer] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2016 tot en met 20 december 2018, te Nieuwolda, althans in de gemeente Oldambt en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) (telkens):
  • betasten van en/of wrijven over en/of likken van de borst(en) van die [slachtoffer] , en/of
  • betasten van en/of wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina, althans deschaamstreek, van die [slachtoffer] ;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2011 tot en met 20 december 2018, te Nieuwolda, althans in de gemeente Oldambt en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die (telkens) al dan niet aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte door een telefoon en/of geld aan die [slachtoffer] te geven en/of door het feitelijk overwicht dat hij op haar had door het leeftijdsverschil, die [slachtoffer] bewogen te dulden dat hij, verdachte,
  • de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast en/of gewreven en/of gelikt, en/of
  • de, al dan niet met bekleding bedekte, vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] heeftbetast en/of gewreven, en/of
  • zijn vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] heeftgebracht;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte en aangeefster verschillend hebben verklaard over de aanvangsleeftijd van het misbruik, dat verdachte stelliger en betrouwbaarder is over de aanvangsleeftijd dan aangeefster, dat aangeefster de aanvangsleeftijd heeft beredeneerd en daarbij mogelijk (te veel) is gestuurd door haar behandelaar, dat er geen (overtuigend) steunbewijs voorhanden is voor de door aangeefster gestelde aanvangsleeftijd en dat het bewijs voor de aanvangsleeftijd van het misbruik niet uitsluitend kan worden gestoeld op de verklaring van één getuige.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw (wederom) aangevoerd dat het misbruik niet eerder heeft plaatsgevonden dan vanaf 21 december 2013, waardoor de ten laste gelegde periode niet in zijn geheel kan worden bewezen. Voorts stelt de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 21 december 2013 tot en met 20 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan het likken van lichaamsdelen van aangeefster omdat de verklaring van verdachte hierover stelliger en betrouwbaarder is dan die van aangeefster.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat tussen het 16e en 18e levensjaar van aangeefster geen sprake was van een situatie waarbij aangeefster aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit de jurisprudentie volgt dat het enkele oppassen onvoldoende is om kunnen stellen dat sprake is van ‘aan zijn waakzaamheid toevertrouwd’. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat aangeefster wisselend heeft verklaard over de leeftijd tot waarop het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden, dat aangeefster heeft verklaard dat het misbruik minder is geworden naarmate zij ouder werd, dat verdachte na het 16e levensjaar van aangeefster niet meer op aangeefster heeft opgepast, dat verdachte blijkens de verklaring van zijn zoon niet autoritair is en dat aangeefster in (een deel van) de ten laste gelegde periode op seksueel gebied onderzoekend is geweest en daardoor openstond voor de handelingen van verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw wederom gesteld dat de ten laste gelegde periode dient te worden ingekort nu het misbruik -naar de stellige verklaring van verdachte- niet eerder dan vanaf 21 december 2013 heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de raadsvrouw -op grond van eerdergenoemde argumenten- betwist dat aangeefster vanaf haar 16e levensjaar aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat verdachte wel erkent geld aan aangeefster te hebben gegeven en dat de verdediging zich op dat punt refereert aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsvrouw gesteld dat bij het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde sprake is van eendaadse samenloop.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 29 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik erken dat ik [slachtoffer] heb misbruikt. Zij kwam altijd bij mij thuis, aan de [adres] te [plaats 1] , en ging dan bij mij zitten. Ik ging dan een beetje bij haar friemelen en zo is het begonnen. Ik weet niet hoe snel het verder is gegaan. Zij vond het niet erg als ik aan haar borsten zat. Het klopt dat het ook onderweg naar voetbaltraining is gebeurd. Ik heb haar wel eens laten autorijden zodat ik ondertussen aan haar kon zitten. Zij had toen al rijles. Toen zij ouder werd ben ik gestopt met op haar passen, maar tot haar 18e kwam zij nog wel altijd bij mij langs. Zij kwam vaak tegen mij aanzitten op de bank en dan gebeurden er dingen. Het klopt ook dat ik met mijn vinger en met mijn tong in haar vagina ben geweest. Ik appte ook wel eens of zij langs wilde komen. Ik gaf haar ook geld. Daar vroeg zij ook wel eens om. Ik heb haar ook wel eens geld voorgeschoten voor een nieuwe telefoon, dan mocht ik wel even bij haar friemelen. Ik begrijp dat ik schuldig ben. Ik weet niet waarom het is gebeurd. Ik kreeg er geen plezier van. Ik was impotent. Ik kan niet uitleggen waarom ik het heb gedaan. Het was niet goed en toch heb ik het gedaan. U vraagt of het relevant is van wie het initiatief kwam. Nee, dat is niet relevant. Ik heb er enorm veel spijt en berouw van wat ik haar en haar familie aangedaan heb. Het zou inderdaad wel kunnen dat ik 50 keer heb gezegd dat zij het aan niemand mocht vertellen. Het klopt ook dat ik in de schuur aan haar borsten heb gezeten. Op de boot heb ik ook bij haar gefriemeld, zij vond dat niet erg. U vraagt waarom ik dat er steeds bij zeg. Dat zeg ik er niet bij om het goed te praten want dit is niet goed te praten. Het lag aan mij. Ik neem de schuld op mij. Het klopt dat het ook gebeurde wanneer er andere mensen bij waren maar die hebben het niet gezien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2020,opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019336482 d.d. 24 maart 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Mijn vader en moeder wonen allebei in [plaats 2] . Het gebeurde toen ik elf jaar was. Daar ben ik achter gekomen omdat ik in groep 8 zat en best wel op jonge leeftijd ongesteld. Ik werd dat bij opa en oma thuis. Ik wilde dat niet aan opa en oma vertellen. Omdat hij aan mij gezeten had, wilde ik niet dat opa het wist. De eerste keer dat er iets gebeurd was, zat ik bij opa op de bank. Ik lag tegen opa aan. Opa legde een kussen tegen mij aan en begon aan mijn borsten en vagina te zitten. Oma keek naar de tv en had niets door. V: Wat is er toen precies gebeurd?
A: Als je het letterlijk zegt, dan zat hij mij te vingeren. Ik weet niet meer wat ik toen aan had, maar ik weet wel dat opa echt onder mijn kleren zat, hij deed zijn hand bij mijn broek in. Toen heeft hij tegen mij gezegd dat ik het tegen niemand mocht zeggen. Vanaf dat moment is het alsmaar doorgegaan. Hij zat met zijn vingers bij mijn vagina. De vingers gingen van boven naar beneden en maakten een rondje. Hij ging ook met zijn vingers in mijn vagina.
V: Met hoeveel vingers ging hij naar binnen?
De eerste keer weet ik niet meer zeker met hoeveel vingers het was, ik denk met één vinger. Ik weet nog, op het moment dat ik toen wegging en dat hij in mijn oor had gefluisterd dat ik er niet over mocht praten,
V: Tussen wanneer en wanneer is het precies gebeurd?
A: Vanaf mijn 11de tot mijn 18de. Ik denk echt wel dat het zestig of zeventig keer is gebeurd. In het begin was het wekelijks, als hij kwam oppassen. Maar ook als ik bij hen kwam. Hij heeft mij twee keer meegenomen naar boven, op het bed van opa en oma. Hij is toen ook verder gegaan dan alleen met zijn vingers. Die keer heeft hij mij op bed gegooid en mijn kleren uitgedaan. Ik lag in principe naakt. Toen heeft hij met zijn tong in mijn vagina gezeten en over mijn borsten met zijn tong. Ik denk dat ik 13, 14, 15 was. Dit moment was ik in ieder geval geen 16 of 17.
V: Nog meer plekken?
A: In zijn schuur. Hij kneep in mijn borsten en hij maakte er heel veel opmerkingen over, dat ze groot waren, dat ze mooi waren. Hij deed het vanaf de onderkant van mijn shirt, maar ook wel vanaf de bovenkant. Hij raakte mijn borsten bij mijn tepels aan en nam ze in mijn hand. Hij ging dan onder mijn BH. (…) En het gebeurde ook wel op hun boot. Daar deed hij het ook. Ik had eerlijk ook niet verwacht dat hij het daar zou durven, want iedereen was aanwezig; mijn moeder, mijn broertje, mijn zusje, maar hij zat toch aan mij. Op de boot heeft hij mij echt lopen vingeren en aangeraakt bij de borsten. Ik zat dan de boot te besturen. Opa stond dan naast mij en raakte mij aan. Hij ging gewoon met zijn hand bij mijn broek in. Hij zei dan dat ik moest blijven zitten. Hij zei ook steeds: "Het is toch al vaker gebeurd, wat maakt deze ene keer nog uit?”. Ik denk dat het een keer of acht a negen aan boord is gebeurd.
V: Wat gebeurde er als opa kwam oppassen?
A: Bij ons thuis was het vaak op de bank dat hij aan mij zat, voelen. Hij ging dan veel met mij praten en dingen zeggen. Ook wel wat op een dreigende manier, zo van "Ik doe dit voor jou, dan moet jij dat voor mij doen". Zo gingen wij vaak naar FC Groningen. Hij zei dan bijvoorbeeld, als hij aan mij zat, dat ik ook met hem naar de FC mocht. Als ik niet bij hem kwam zitten werd hij altijd heel erg boos, hij werd dan ook heel chagrijnig en zei dan dat hij niks meer voor mij zou doen. Hij zei dan dingen als: "Dom kind" en "je spoort niet".
V: Hij bracht je naar de voetbal, in de auto, vertel daar eens over?
A: In het begin zat ik dus naast hem en had hij één hand aan het stuur en de andere in mijn broek of bij mijn borsten. Later had hij dus bedacht dat ik moest gaan rijden, zodat hij beide handen vrij had.
Hij vingerde mij dan en streelde aan mijn borsten.
V: Heeft hij jou ooit geld voor gegeven?
A: Ik heb wel eens geld van hem gekregen. Eén keer heeft hij mij, nadat hij mij gevingerd had en aan mijn borsten gezeten had, vijftig euro gegeven. Hij heeft mij wel vaker geld geboden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprekzeden d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
[slachtoffer] vertelde dat opa [naam] haar op plekken heeft aangeraakt waar het niet mag. Opa [naam] heeft [slachtoffer] aangeraakt op haar billen, borsten en in en op haar vagina. Het misbruik was in ieder geval begonnen voordat zij begon met menstrueren. [slachtoffer] zat toen in groep 7 of 8 van de bassischool. Zij was toen 11 a 12 jaar oud. [slachtoffer] kon zich nog herinneren dat het betasten van haar vagina door opa na ongeveer 2 a 3 dagen startte nadat het betasten van haar lichaam was begonnen. Opa [naam] zat op een gegeven moment ook met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november2020, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik ben GZ-psychologe te Accare bij de polikliniek in Winschoten. Inmiddels ben ik haar hoofdbehandelaar. In augustus 2019 heb ik met haar een gesprek gehad. Tijdens dit gesprek kwam dit onderwerp naar boven. Ze zat vaak met tranen in haar ogen. Ze liet non-verbaal wel merken dat er wat was, maar ze kon het niet zeggen. Ik ging haar vragen stellen, ook over mogelijk seksueel misbruik. Ik zag dat er wat gebeurde bij haar. Daarop antwoordde ze met, "misschien". Geen ontkennend antwoord. Op de vraag of er sprake was van seksueel misbruik bevestigde ze dit. Ze vertelde er zelf niet veel over, dat kon ze niet. Deze manier van vragen stellen ging zo verder. Ik kwam er toen ook achter dat het in de familiesfeer was, dat het om opa ging. Wat ik er nu van weet is dat het best een tijd heeft gespeeld, het misbruik. Het begon rond haar 9de of 10de, ik weet het niet exact. Het duurde tot haar 17de, 18de. Het is begonnen dat zij op de bank lag, dat hij aan haar zat, aan haar borsten en in haar broek. Daarna gebeurde het vaker, zowel thuis bij opa en oma, als in de auto, in de schuur, op diverse plekken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2021,opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik belde wel of zij thuis was.
V: Met welke gedachte ging u daarnaartoe?
A: Om even te friemelen. Kutje en kittelaar. Ik zat meestal bij de kittelaar.
V: Heeft u haar ook geld gegeven?
A: Hoe ouder zij werd, des te meer geld. Ik heb haar ook weleens 50 euro gegeven. Dat geld geven kwam wel maandelijks voor.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat aard van zedenzaken zoals de onderhavige, doorgaans meebrengt dat slechts de verdachte en het slachtoffer over de voorgevallen seksuele handelingen kunnen verklaren. Daarbij komt het regelmatig voor dat verklaringen van een aangever en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat de rechtbank niet alleen moet bepalen of een aangifte betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor de verklaringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan de aangeefster. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het ten laste gelegde.
Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaam zijn om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
1
De rechtbank stelt vast dat aangeefster consistent, gedetailleerd, en uitgebreid heeft verklaard over wat haar overkomen is en welke emoties en gevoelens dit bij haar opriep. Aangeefster heeft over het gebeuren voor het eerst verklaard bij haar GZ-psychologe. Deze psychologe heeft een getuigenverklaring afgelegd en daarbij verklaard over de emoties die zij bij aangeefster heeft waargenomen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en dat er dus wettig bewijs is als bedoeld in artikel 342 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte ontkent stellig dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd voordat aangeefster de leeftijd van 13 jaar had bereikt en stelt voorts dat het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van aangeefster (pas) heeft plaatsgevonden toen aangeefster de leeftijd van 16 of 17 jaar had bereikt. De verdediging stelt dat de verklaring van aangeefster op deze punten onbetrouwbaar is. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de door aangeefster in de aangifte afgelegde verklaring en hetgeen daarin wordt verklaard over de periode waarin het misbruik plaatsvond nu deze verklaringen consistent, uitgebreid en gedetailleerd zijn, overeenkomen met de inhoud van het informatief gesprek zeden en met de getuigenverklaring van GZ-psychologe [getuige] , die weliswaar aangeeft niet exact meer te weten wat aangeefster verklaard heeft over de leeftijd waarop het misbruik begon maar wel dat dit (ruim) voor haar 13e levensjaar was. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster over de aanvangsleeftijd van de ontuchtige handelingen, heeft de rechtbank meegewogen dat aangeefster zich specifiek herinnert dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen voorafgaand aan haar eerste menstruatie, waarover zij stellig heeft verklaard dat zij toen in groep 8 zat. Bovendien heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte -ten aanzien van diverse ontuchtige handelingen en gebeurtenissen in de ten laste gelegde periode- gelijkluidend aan de verklaring van aangeefster en grotendeels bekennend heeft verklaard, wat bijdraagt aan het oordeel dat de aangifte van aangeefster betrouwbaar moet worden geacht. De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling van de feiten uit van de daarin afgelegde verklaring.
De verdediging stelt voorts dat tussen het 16e en 18e jaar van aangeefster niet is voldaan aan het vereiste van ‘aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd’. De rechtbank stelt voorop dat uit de jurisprudentie volgt dat telkens sprake is van ‘aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd’ als de hoedanigheid van het slachtoffer ten opzichte van de dader wordt gekenmerkt door een min of meer grote mate van afhankelijkheid waaraan de dader een zeker overwicht tegenover de minderjarige kan ontlenen. De strekking van artikel 249 Sr is bescherming te verlenen aan minderjarigen, die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden.
Verdachte is de opa van aangeefster. Aangeefster kwam vanaf jonge leeftijd vaak op bezoek bij haar opa en oma en is -naar eigen zeggen- een familiekind. Verdachte paste -in de jongere jaren van aangeefster- op structurele basis, te weten elke dinsdagavond, op aangeefster. Verdachte paste op omdat de moeder van aangeefster naar de toneelschool ging en het niet verantwoord werd geacht dat aangeefster op die leeftijd alleen thuisbleef. Aangeefster en verdachte hebben beiden verklaard dat tijdens het oppassen ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de ontuchtige handelingen op diverse andere plaatsen hebben plaatsgevonden, zoals in het huis van verdachte, in zijn schuur, in de auto van verdachte en op de boot van verdachte. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verdachte, in ruil voor de ontuchtige handelingen, geld aan aangeefster heeft aangeboden en geld aan haar heeft gegeven.
Deze omstandigheden in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak, gezien het significante leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster, de jonge leeftijd waarop de ontuchtige handelingen zijn begonnen, de omstandigheid dat de ontuchtige handelingen zich hebben afgespeeld in de familiesfeer, het gegeven dat aangeefster afhankelijk was van verdachte voor vervoer naar haar voetbaltrainingen en de omstandigheid dat er geen directe bescherming van een ouder kon worden geboden, sprake is van een zodanig overwicht van verdachte dat aangeefster ook op en na haar 16e aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Het enkele feit dat het oppassen door verdachte op enig moment is gestopt, doet daar -mede gezien de jonge leeftijd waarop de ontuchtige handelingen zijn begonnen en de daardoor ontwikkelde onderlinge verhoudingniet aan af. Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op aangeefster had.
De rechtbank acht derhalve het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 21 december 2011 tot en met 20 december 2012, te Nieuwolda, meermalen, telkens met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die telkens aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen:
  • brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] , en
  • betasten van en wrijven over de borsten van die [slachtoffer] , en
  • betasten van en wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 21 december 2012 tot en met 20 december 2016, te Nieuwolda, en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, telkens met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), en die telkens aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen:
  • brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en tong tussen de schaamlippen en in de vagina van die[slachtoffer] , en
  • betasten van en wrijven over en likken van de borsten van die [slachtoffer] , en
  • betasten van en wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina van die [slachtoffer] ;
3.
hij op meer tijdstippen in de periode van 21 december 2016 tot en met 20 december 2018, te
Nieuwolda, en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, telkens met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen:
  • betasten van en wrijven over en likken van de borsten van die [slachtoffer] , en
  • betasten van en wrijven over de, al dan niet met kleding bedekte, vagina van die [slachtoffer] ;
4.
hij op meer tijdstippen in de periode van 21 december 2011 tot en met 20 december 2018, te Nieuwolda, en/of andere plaatsen in Nederland, meermalen, telkens door giften en/of beloften van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] ), en die telkens al dan niet aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte door een telefoon en/of geld aan die [slachtoffer] te geven en door het feitelijk overwicht dat hij op haar had door het leeftijdsverschil, die [slachtoffer] bewogen te dulden dat hij, verdachte,
  • de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en gewreven en gelikt, en
  • de, al dan niet met bekleding bedekte, vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] heeftbetast en gewreven, en
  • zijn vinger(s) en tong tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;Ten aanzien van het onder 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde de eendaadse samenloop van:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en
ontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
en
door giften of beloften van geld of goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte diep berouw heeft van zijn handelen en dat hij door het misbruik al veel is kwijtgeraakt. Verdachte is gescheiden van zijn vrouw, is zijn huis kwijtgeraakt en de meeste van zijn familieleden willen hem niet meer zien. Verdachte leidt hierdoor een eenzaam bestaan, kampt met schuldgevoelens en heeft last gekregen van slaapproblematiek. Verdachte heeft vrijwillig hulp gezocht en uit het reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico laag wordt ingeschat. De raadsvrouw heeft gesteld dat, vanwege deze persoonlijke omstandigheden, aan verdachte een taakstraf moet worden gegund. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste straf voor (de thans 75-jarige) verdachte levenslang zal betekenen en dat dit een te forse straf is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 8 september 2021 en het behandelplan van de AFPN d.d. 10 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van zeven jaren zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een -aan zijn waakzaamheid toevertrouwd- minderjarig kleinkind. De ontuchtige handelingen hebben zich gedurende deze periode veelvuldig voorgedaan. De ontuchtige handelingen bestonden onder meer uit het betasten van en wrijven over de vagina van slachtoffer, het met zijn vinger(s) binnendringen in de vagina van slachtoffer, het betasten van en wrijven over de borsten van slachtoffer, het likken aan de borsten en het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van slachtoffer. Verdachte heeft hierbij gebruik c.q. misbruik gemaakt van zijn -uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend- overwicht op het slachtoffer en heeft haar regelmatig, in ruil voor ontuchtige handelingen, geld aangeboden en haar geld gegeven. Dit jarenlange seksueel misbruik heeft, zoals mede blijkt uit de slachtofferverklaring die namens het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen, grote lichamelijk en psychische gevolgen bij haar teweeggebracht. Lichamelijk gezien heeft het handelen van verdachte bij slachtoffer (onder meer) tot gevolg gehad dat zij last heeft gekregen van benauwdheidsklachten, blaasproblemen, hoofdpijn, buikpijn en hyperventilaties. Psychisch gezien heeft het misbruik er (onder meer) toe geleid dat slachtoffer somber, ongelukkig en depressief is geworden. Slachtoffer is meerdere malen in de Jeugdpsychiatrie opgenomen geweest en heeft hier veel medicatie geslikt. Slachtoffer heeft meermalen suïcidepogingen ondernomen. Slachtoffer heeft nu -twee jaar nadat het seksueel misbruik is gestopt- nog steeds last van slaapproblemen, vermoeidheid, concentratieproblemen, bindingsproblematiek en depressiviteit.
Slachtoffer is momenteel in behandeling voor een posttraumatische stressstoornis. Verdachte heeft door zijn handelen, gedurende een lange periode, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen en de gevolgen die dit voor slachtoffer heeft gehad zwaar aan.
Uit het reclasseringsrapport van d.d. 8 september 2021 volgt dat verdachte een 75-jarige man is waarbij problemen zijn gesignaleerd op gebied van houding, psychosociaal functioneren en zijn denkwijze. De reclassering stelt dat verdachte -hoewel hij de delicten bekent- grotendeels de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer legt. Verdachte plaatst zichzelf hierdoor in een slachtofferrol. Voorts blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte gepensioneerd is, geen schulden heeft, voorafgaand aan de feiten een stabiel leven had en maatschappelijk geaccepteerde doelen nastreefde. De reclassering schat het recidiverisico laag in.
De rechtbank overweegt op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS dat voor zedenzaken als de onderhavige in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Ondanks de leeftijd van verdachte is de rechtbank van oordeel dat -gelet op de ernst van de feiteneen onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal echter niet overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf voor de door de officier van justitie geëiste duur van 42 maanden. Een dergelijke duur acht zij gezien de leeftijd van verdachte, de gevolgen die verdachte van de gepleegde feiten al heeft ondervonden -zoals zijn scheiding, het verlies van zijn woning en het verlies van zijn netwerk-, het gegeven dat verdachte beschikt over een blanco justitiële documentatie, de proceshouding van verdachte en het ontstane tijdsverloop, te fors. De rechtbank acht -gelet op genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte- een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden en zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 21.107,20 ter vergoeding van materiële schade en € 50.000 ter vergoeding van immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij -zowel materieel als immaterieel- voldoende is onderbouwd en voor toewijzing in aanmerking komt. De officier heeft gevorderd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering van de benadeelde partij te complex is en leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat niet is vastgesteld dat de lichamelijke en psychische klachten van het slachtoffer, en de daarop gebaseerde gevorderde schadevergoedingen, in direct verband staan met de door verdachte gepleegde feiten. De raadsvrouw stelt dat er geen onderzoek is gedaan naar andere oorzaken van de klachten, terwijl die mogelijk wel aanwezig zijn. In het bijzonder stelt de raadsvrouw dat de gevorderde kosten voor vergoeding van de slaapmedicatie, collegegeld en studievertraging niet in een rechtstreeks verband staan met de gepleegde feiten. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 50.000,- heeft de raadsvrouw op basis van jurisprudentie betoogd dat het bedrag bovenmatig is en zou moeten worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 7.000,-.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat zij beschikt over voldoende informatie om over de hoogte van de schade te kunnen oordelen en dat geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en dat deze in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank overweegt daartoe dat gezien de aard en de ernst van de feiten -het misbruik is gestart op jonge leeftijd van het slachtofferalsmede de lange periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke gedragingen ernstige psychische en fysieke schade teweeg (kunnen) brengen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gevorderde materiële schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal derhalve de gevorderde materiële schade geheel toewijzen.
Met betrekking tot de immateriële schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk de duur en de frequentie van het misbruik meeweegt. De rechtbank schat de hoogte van de schade op € 25.000,-. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
De vordering zal derhalve gedeeltelijk worden toegewezen, ter hoogte van een totaalbedrag van € 46.107,20, bestaande uit € 21.107,20 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 december 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22b, 55, 57, 244, 245, 248a, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 (primair), 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Ten aanzien van 18-084185-21, feit 1-4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van € 46.107,20 (zegge: zessenveertigduizend honderdzeven euro en twintig cent) en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van dit bedrag, bestaande uit € 21.107,20 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van € 46.107,20,- (zegge: zessenveertigduizend honderdzeven euro en twintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 265 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 21.107,20 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, en mr. H.J. Schuth en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2021.
Mr. Schuth en mr. Van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 zie: HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117