Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde medeplegen van moord gevorderd.
Ten aanzien van de voorbedachte raad heeft de officier van justitie aangevoerd dat er, voorafgaand aan de “set-up” van 3 september 2020, al eerder een plan was om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) onder valse voorwendselen ergens naar toe te lokken en geweld te gaan gebruiken. Zowel bij de eerste als bij de tweede “set-up” stond het vast dat er een mes meegenomen zou worden. Voorts zijn er verschillende Whatsapp-berichten waarin gesproken wordt over steken. Verder zijn er direct voorafgaand aan het steekincident meerdere momenten geweest waarop bij medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 1] ) gelegenheid tot beraad heeft kunnen bestaan; zowel op het moment dat hij met medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op het bruggetje stond te wachten als het moment dat zij het schoolplein opliepen. In die tijd had [medeverdachte 1] zich kunnen bedenken en weg kunnen gaan, hetgeen hij niet heeft gedaan. Door direct nadat hij bij [slachtoffer] was aangekomen op hem in te steken heeft hij zijn voornemen om te steken tot uitvoering gebracht. De enige contra-indicatie die pleit tegen het aannemen van voorbedachte raad is de verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat hij pas ging steken nadat hij een beweging bij [slachtoffer] dacht te zien die erop leek alsof hij een mes wilde trekken. Deze beweging is echter door geen van de medeverdachten waargenomen. Het voorgaande betekent dat de aanwijzingen die pleiten voor voorbedachte raad in aantal en ook groter in gewicht zijn dan de enige aanwijzing die pleiten tegen het bestaan van voorbedachte raad.
De officier van justitie heeft voorts gemotiveerd aangevoerd dat en waarom [verdachte] een intellectuele en materiele bijdrage aan het levensdelict heeft geleverd die van voldoende gewicht is geweest om haar als medepleger van een levensdelict aan te kunnen merken, nu zij een cruciale rol heeft gehad bij het organiseren en uitvoeren van de “set-up”, terwijl ze wist of in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarbij dodelijk geweld tegen [slachtoffer] zou worden gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar in zijn pleitnota opgenomen jurisprudentie, gemotiveerd betoogd dat [verdachte] integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] niet als pleger of medepleger van de fatale steek kan worden aangemerkt en evenmin als medeplichtige daaraan. Daarbij is allereerst van belang dat [verdachte] zelf geen enkele geweldshandeling heeft verricht; het is [medeverdachte 1] geweest die [slachtoffer] heeft doodgestoken en het delict is dus volledig door hem uitgevoerd. [verdachte]
was enkel aanwezig op het moment dat [slachtoffer] gestoken werd en zij heeft niet de gelegenheid gehad om zich daarvan te distantiëren, nu zij niet wist dat [medeverdachte 1] een mes bij zich had en [medeverdachte 1] [slachtoffer] al had gestoken voordat zij begreep wat er gebeurde. Dat [verdachte] betrokken was bij het maken van de afspraak met [slachtoffer] en hem naar de plaats delict heeft gelokt, maakt haar evenmin tot medepleger. Voor zover die bijdrage al genoeg zou zijn om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken, is van belang dat haar opzet zeker niet gericht was op de dood van [slachtoffer] , zoals ook blijkt uit het feit dat zij [medeverdachte 1] nadrukkelijk heeft gezegd dat hij geen wapen mee mocht nemen. Voor zover er al een gezamenlijk plan was waaraan [verdachte] heeft meegewerkt, dan was dat een plan om [slachtoffer] in elkaar te slaan en is [medeverdachte 1] veel verder gegaan dan waar hun oorspronkelijke (gezamenlijke) bedoeling op was gericht, door zonder medeweten van [verdachte] een mes mee te nemen en dat tegen [slachtoffer] te gebruiken. [verdachte] had geen enkele reden om met een zo vergaande afwijking van het plan rekening te houden en heeft het handelen van [medeverdachte 1] en de verstrekkende gevolgen daarvan dan ook niet bewust aanvaard. Diens excessieve handeling valt dus buiten het (voorwaardelijke) opzet van [verdachte] . Daarmee kan zij niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor de dood van [slachtoffer] , ook niet als medeplichtige.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 4 september 2020 omstreeks 00.30 uur werd op het schoolplein van De Vuurtoren in Lewenborg het levenloze lichaam van een man aangetroffen, naar later bleek de 19-jarige [slachtoffer] .
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht. Blijkens het sectierapport zijn er op het lichaam van [slachtoffer] twee steekletsels aangetroffen; één steekletsel links laag in de hals en een steekletsel hoog op de buik. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch klievend/perforerend geweld, zoals steken met één of meerdere scherprandige voorwerpen zoals een mes. Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door één steekletsel in de buik.
In de middag van 4 september 2020 zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden en verhoord. Zij hebben erkend dat er in de avond van 3 september 2020 rond 23.15 uur op het schoolplein een confrontatie heeft plaatsgevonden met [slachtoffer] .
Aan die – uiteindelijk fataal afgelopen – confrontatie is het volgende voorafgegaan.
[slachtoffer] zocht vanaf 20 augustus 2020 contact met [verdachte] . [verdachte] heeft haar vriend, [medeverdachte 1] , voorgehouden dat [slachtoffer] haar stalkte en dat hij haar lastig viel. [medeverdachte 1] was hier niet van gediend en om [slachtoffer] ter verantwoording te roepen is er een plan gemaakt om hem in een “set-up” te gooien. Al enkele dagen na het eerste contact tussen [verdachte] en [slachtoffer] was er het plan om [slachtoffer] in een “set-up” te gooien. Een “set-up” houdt in dat [verdachte] met [slachtoffer] af ging spreken, waarbij, zonder dat [slachtoffer] dat wist, er naast [verdachte] ook andere personen mee zouden komen. [medeverdachte 1] heeft in de nacht van 21 op 22 augustus 2020 over deze eerste “set-up” gesproken met zijn vriend [naam] . [verdachte] was ervan op de hoogte dat [medeverdachte 1] met zijn vriend over de “set-up” aan het praten was. Deze eerste “set-up” is op het laatste moment niet doorgegaan.
Na anderhalve week, op 3 september 2020, is er opnieuw een plan bedacht om [slachtoffer] in een “set-up” te gooien. [verdachte] had in de middag hierover al contact gehad met [medeverdachte 1] . Gedurende de dag door heeft [verdachte] ook contact gehouden met [slachtoffer] . In de avond zat [verdachte] , samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de keukentafel, waar zij het plan om [slachtoffer] in een “set-up” te gooien verder bespraken.
Aan tafel heeft [medeverdachte 1] gezegd dat hij [slachtoffer] op zijn bek wilde slaan. [medeverdachte 2] heeft hierop geantwoord dat hij [slachtoffer] dan ook op zijn bek wilde slaan.
[verdachte] heeft vervolgens [slachtoffer] een berichtje gestuurd waarin zij aangaf dat zij naar het schoolplein, waar [slachtoffer] op dat moment was, toe zou komen.
[verdachte] is vervolgens samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het schoolplein van De Vuurtoren in Lewenborg gegaan, waar de ontmoeting zou plaatsvinden. [medeverdachte 1] heeft op het laatste moment besloten om zijn mes uit de woning te halen en mee te nemen. [verdachte] en [medeverdachte 2] stonden toen al bij de scooters om naar het schoolplein te gaan. [medeverdachte 1] is bij [medeverdachte 2] achterop de scooter gegaan omdat [medeverdachte 1] zelf geen scooter en overigens ook geen rijbewijs had.
Eenmaal in de buurt van het schoolplein aangekomen hebben zij de scooters verdekt opgesteld zodat [slachtoffer] niet door zou hebben dat [verdachte] niet alleen was. [verdachte] is als eerste het schoolplein opgegaan en is een gesprekje met [slachtoffer] begonnen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die op dat moment nog op de brug bij het schoolplein stonden te wachten, zijn enkele momenten later naar [verdachte] en [slachtoffer] op het schoolplein toegelopen.
[medeverdachte 1] heeft, nadat hij met [medeverdachte 2] bij [slachtoffer] en [verdachte] was aangekomen, vrijwel direct zijn mes gepakt en heeft [slachtoffer] in zijn buik gestoken en daarmee de fatale steekwond toegebracht.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens weggerend met achterlating van [slachtoffer] . Zij zijn vervolgens samen naar het huis van [medeverdachte 1] gegaan. Thuis kwamen zij er na enige tijd achter dat [slachtoffer] overleden was doordat zij de online nieuwsberichten hierover volgden.
[medeverdachte 1] heeft thuis het mes waar hij [slachtoffer] mee heeft gestoken met een doekje schoongemaakt en op aandringen van [verdachte] heeft hij het doekje in de wc gegooid. De volgende ochtend heeft [medeverdachte 1] dit mes aan [verdachte] gegeven. [verdachte] heeft dit mes, samen met het mes van [medeverdachte 2] en haar eigen mes, aan haar moeder gegeven zodat zij de messen kon verstoppen.
Vrijspraak primair en subsidiair ten laste gelegde: geen medeplegen van of medeplichtigheid aan moord
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat er bij [verdachte] voorbedachte raad bestond op het om het leven brengen van [slachtoffer] en dat zij om die reden moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht bepaalt van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank is van oordeel dat een aanwijzing voor het aannemen van voorbedachte raad zou kunnen zijn dat er een eerder plan was om [slachtoffer] in de val te lokken, waarbij door [medeverdachte 1] ook is gesproken over het meenemen van messen. Deze eerdere “set-up” zou plaatsvinden enkele weken voor 3 september 2020 maar is uiteindelijk niet doorgegaan. Bij de organisatie van de tweede “set-up”, aan de keukentafel in de woning van [medeverdachte 1] , in de avond van 3 september 2020, is door verdachten niet uitdrukkelijk gesproken over het meenemen van messen en al helemaal niet over het gebruiken daarvan. De rechtbank gaat om die reden uit van de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij op het laatste moment besloot, toen [medeverdachte 2] en [verdachte] al buiten stonden bij de scooters, om een mes mee te nemen. Uit deze gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake was van een vooropgezet plan om [slachtoffer] te doden maar van een impulsief besluit van [medeverdachte 1] om een mes mee te nemen. Van een serieus voornemen of een plan om [slachtoffer] te doden op het moment dat de afspraak met [slachtoffer] werd gemaakt en vlak voor het vertrek naar het schoolplein blijkt de rechtbank hieruit niet.
De rechtbank heeft ook de vele Whatsappberichten over [slachtoffer] die in de aanloop naar de vorige “set-up” en de gebeurtenissen op 3 september 2020 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en anderen zijn verstuurd meegewogen in haar oordeel. De rechtbank ziet in de inhoud van de berichten aanwijzingen voor de stelling dat er wellicht rekening werd gehouden met de mogelijkheid dat er bij deze of de eerdere confrontatie serieus geweld zou kunnen worden gebruikt tegen [slachtoffer] , maar, zoals hierboven al gezegd, de rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat [medeverdachte 1] of [verdachte] op enig moment voor de fatale steek een weloverwogen wilsbesluit heeft genomen om [slachtoffer] om het leven te brengen.
De rechtbank heeft in het vonnis van heden in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] nog aandacht besteed aan de vraag of het feit dat hij uiteindelijk wel een mes naar het schoolplein heeft meegenomen, alsnog tot de conclusie zou moeten leiden dat hij met voorbedachte raad gehandeld heeft. Los van het gegeven dat de rechtbank die vraag in dat vonnis ontkennend heeft beantwoord, raakt dit hoe dan ook niet aan het oordeel over [verdachte] , nu vast staat dat zij niet wist dat [medeverdachte 1] het mes had gepakt. In hoeverre zij daar wel rekening mee had moeten houden, en wat dit betekent voor haar strafrechtelijke aansprakelijkheid, wordt hieronder nader besproken.
Bewezenverklaring meer subsidiair ten laste gelegde: wel medeplegen van doodslag
Vooropgesteld moet worden dat er geen bewijs is dat [verdachte] zelf geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] . De fatale messteek in de buik is toegebracht door [medeverdachte 1] , zoals hij zelf ook vanaf het eerste begin heeft toegegeven. Er is daarnaast bij het onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] weliswaar nog een tweede, ondiepere, steekverwonding aangetroffen in de halsstreek, maar op welke wijze en door wie deze is toegebracht kan op grond van het dossier niet met zekerheid worden gezegd. Concrete aanwijzingen dat [verdachte] daarvoor verantwoordelijk is, zijn er in ieder geval niet.
Toch komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] evenzeer, dat wil zeggen als medepleger, schuldig is aan de doodslag die [medeverdachte 1] heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Hiervoor is al beschreven dat het fatale steekincident heeft plaatsgevonden tijdens een confrontatie tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] op het schoolplein waar [verdachte] en [slachtoffer] afgesproken hadden om elkaar te ontmoeten. Zowel als het gaat om de reden dat het in de avond van 3 september 2020 tot een confrontatie is gekomen als bij de totstandkoming en organisatie van de “set-up” heeft [verdachte] een cruciale, onmisbare rol gespeeld.
Haar betrokkenheid begint bij het feit dat zij [medeverdachte 1] meermalen heeft gezegd dat [slachtoffer] haar lastig viel en vele berichten naar haar stuurde, iets wat overigens uit het onderzoek helemaal niet is gebleken, terwijl ze wist dat [medeverdachte 1] jaloers was en moeite had om te accepteren dat zij contact had met andere mannen. Hierover hadden zij al meermalen ruzie gehad. Het gevolg van het vermeende lastigvallen door [slachtoffer] was dat [medeverdachte 1] meende dat [slachtoffer] op hardhandige wijze duidelijk gemaakt moest worden dat hij op moest houden met contact zoeken. Dit heeft er toe geleid dat er al in de nacht van 21 op 22 augustus 2020 tussen [medeverdachte 1] en een vriend van hem, [naam] , via Whatsapp gesproken werd om [slachtoffer] in de val te lokken, een plan waarvan [verdachte] blijkens de inhoud van de berichtjes die zij op hetzelfde moment aan [slachtoffer] stuurde, op de hoogte was, maar waaraan zij op dat moment niet wilde meewerken. In deze conversatie werd overigens ook gesproken over het steken van [slachtoffer] .
Toen [slachtoffer] in de avond van 3 september 2020 weer contact met [verdachte] zocht, heeft zij wel meegewerkt aan zo’n “set-up”. Nadat zij die avond de afspraak had gemaakt om hem te ontmoeten, heeft ze vervolgens contact met hem gehouden, waarbij onder meer is besproken waar en hoe laat ze elkaar zouden zien. In de tussentijd heeft ze samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het plan voor de “set-up” verder vorm gegeven en uiteindelijk ook uitgevoerd: ze is samen met de twee anderen naar het schoolplein gereden, waar ze, zoals al eerder opgemerkt, de scooters op enige afstand hebben geparkeerd om te voorkomen dat [slachtoffer] hen zou horen aankomen. Daarna is zij vooruit gelopen, terwijl [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] even verderop wachtten, om [slachtoffer] op zijn gemak te stellen en heeft ze [slachtoffer] aan de praat gehouden -alles exact zoals was afgesproken- totdat [medeverdachte 1] het schoolplein op kwam lopen en daar, vrijwel meteen, [slachtoffer] in zijn buik stak.
De “set-up” die [slachtoffer] fataal is geworden is dus, zo blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het voorgaande, in nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] bedacht en uitgevoerd.Zij was de enige verbindende schakel tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] . Ook nadat verdachten wisten dat hun ontmoeting met [slachtoffer] op het schoolplein een voor hem fatale afloop had is [verdachte] overigens niet gestopt met het spelen van een behoorlijk belangrijke rol; ze heeft zich thuis bemoeid met het schoonmaken van het mes waarmee de steek was toegebracht en ze heeft er later, de volgende ochtend, voor gezorgd dat dit mes en andere messen die verdachten voorhanden hadden bij haar moeder terecht zijn gekomen om te verstoppen.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat [verdachte] bij het organiseren van de “set-up” bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarbij door [medeverdachte 1] geweld zou worden gebruikt, niet alleen het “voor de bek slaan” waarover die avond aan de keukentafel is gesproken, maar ook veel risicovoller geweld met gebruik van een steekwapen.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat [verdachte] ervan op de hoogte was dat [medeverdachte 1] in het bezit was van meerdere messen en ook regelmatig een mes bij zich droeg. Nog meer van belang is dat bij een eerder plan om [slachtoffer] in de val te lokken, nadrukkelijk over het meenemen en gebruiken van steekwapens is gesproken. In het Whatsapp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en diens vriend [naam] in de nacht van 21 op 22 augustus 2020 roept [medeverdachte 1] [naam] immers op om een “chat” of een “rami” mee te nemen als er een afspraak met [slachtoffer] komt – woorden waarmee, zo is niet in geschil, een machete en een mes worden bedoeld. Zoals hiervoor al opgemerkt, was [verdachte] van de inhoud van dit gesprek op de hoogte. Dat dit het geval was blijkt ook uit de berichtjes die [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar de volgende ochtend sturen en waarin [medeverdachte 1] opmerkt dat [verdachte] niet wilde dat hij “gisteren” zou gaan “steken” en [verdachte] reageert dat [medeverdachte 1] alles mag doen met [slachtoffer] , behalve “steken waar ik bij ben”.
De “set-up” die tot de fatale confrontatie met [slachtoffer] heeft geleid, vond slechts anderhalve week later plaats. Voor [verdachte] was hoe dan ook duidelijk dat daarbij geweld zou worden gebruikt en gezien het voorgaande was de kans ook aanmerkelijk dat [medeverdachte 1] het niet zou houden bij slaan en schoppen, maar, net als hij de vorige keer ook al wilde doen, een mes mee zou nemen en daarmee zou steken, zoals ook is gebeurd. Dat dit geen uitdrukkelijk onderdeel was van het plan dat op 3 september 2020 aan de keukentafel is gemaakt en [medeverdachte 1] pas op het laatste moment heeft besloten om het mes te pakken doet daar niet aan af; van het risico wist dat [medeverdachte 1] een mes mee zou nemen en daar had ze rekening mee moeten houden, zoals ze eerder ook deed. Ook het feit dat [verdachte] vlak voor hun vertrek naar het schoolplein nog tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij geen wapen mee mocht nemen doet niet af aan de aanmerkelijkheid van die kans. Dat zij het nodig vond om dat nog eens uitdrukkelijk tegen [medeverdachte 1] te zeggen vormt immers des te meer de bevestiging dat zij inderdaad ernstig rekening hield met die mogelijkheid. Desondanks heeft zij haar (onmisbare) medewerking verleend aan het maken van de afspraak met [slachtoffer] en aan het verder uitvoeren van de “set-up”. Als zij echt had willen voorkomen dat [medeverdachte 1] bewapend met een mes de confrontatie aan zou gaan, dan had zij dat heel simpel kunnen bewerkstelligen, namelijk door of de afspraak niet te maken, of door [slachtoffer] te waarschuwen. Dan was – net zoals zij daar bij de eerste “set-up” voor heeft gezorgd – ook de tweede “set-up” afgeblazen. Dat heeft zij niet gedaan.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] niet alleen nauw en bewust heeft samengewerkt bij het opzetten en uitvoeren van de valstrik waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen, maar ook dat zij dat gedaan heeft terwijl zij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat [medeverdachte 1] bij de confrontatie met [slachtoffer] een mes zou meenemen en, omdat de hele confrontatie er van begin af aan op gericht was om hem op gewelddadige wijze ter verantwoording te roepen, te gebruiken. Het gebruik van een mes in een dergelijke situatie bergt op zijn beurt weer de aanmerkelijke kans in zich dat daarmee fatale verwondingen worden toegebracht, een risico dat algemeen bekend mag worden verondersteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] door toch aan de “set-up” mee te werken bewust dat risico op de koop toe heeft genomen en dat zij daarmee ook het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Hoewel [verdachte] , zoals al opgemerkt, zelf geen geweld heeft gebruikt, betekent de hierboven beschreven nauwe en bewuste samenwerking tussen haar en [medeverdachte 1] dat de rechtbank haar de fatale steek ook toerekent. Juridisch vertaalt zich dit in de bewezenverklaring dat [verdachte] en [medeverdachte 1] samen de messteek hebben toegebracht.
Bewijsmiddelen meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 20 augustus 2020 zocht [slachtoffer] voor het eerst contact met mij. Het klopt dat er eerder het plan was om met [slachtoffer] af te spreken. Op 2 september 2020 vroeg [slachtoffer] aan mij of ik met hem wilde afspreken. Toen kon ik niet en toen zei ik dat ik de avond erna wel kon. Op 3 september 2020 ben ik naar [medeverdachte 1] toe gegaan. Ik heb het toen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de ontmoeting met [slachtoffer] gehad. We zouden bij het schoolplein van De Vuurtoren afspreken. Het was de bedoeling dat we erheen gingen en dat [medeverdachte 1] met [slachtoffer] zou praten. Het klopt wel dat het doel was dat [slachtoffer] een klap op zijn bek zou krijgen. We hadden afgesproken om de scooters niet helemaal naar het schoolplein te rijden. Ik zou dan alvast vooruit lopen en met [slachtoffer] praten en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden dan nog even wachten. Het klopt dat ik een soort lokaas was. Ik was met [slachtoffer] via Instagram aan het praten toen hij onderweg was naar de Vuurtoren. Toen ik op het schoolplein bij [slachtoffer] aan kwam raakte ik in gesprek met [slachtoffer] . Toen kwamen [medeverdachte 1] aanlopen en hij gaf [slachtoffer] een klap in zijn buik. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik zijn toen weggerend. Later wist ik dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] had gestoken. Thuis hebben we het nieuwsbericht gelezen dat [slachtoffer] overleden was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 september 2020, opgenomen op pagina 586 e.v., van onderzoek BOOT/NNRAB20005, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :V: Hoe vaak heb jij gestoken?
A: 1 keer.
V: Jullie komen bij jullie thuis aan. Wat gebeurt er dan?
A: We zaten gewoon een beetje daarover te zitten praten ofzo..
V: Wat heb jij toen met het mes gedaan?
A: Euhh der zat troep op, dus schoongemaakt
V: Goed, dan maak je het mes schoon en wat doe je met het mes en het doekje?
A: Ik weet niet wat ik met het doekje heb gedaan... prullenbak....
V: In de prullenbak? Weet je dat zeker?
A: Nee ik heb het laatst in de wc gegooid omdat [verdachte] tegen mij zegt; gooi het in de wc.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 september 2020, opgenomen op pagina 636 e.v., van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :V: [verdachte] zegt tegen jou: geef mij dat mes maar. Wat zou ze er dan mee doen?
A: Wegdoen. Ze was toen bij haar moeder. Haar moeder heeft het toen in de auto gedaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 september 2020, opgenomen op pagina 680 e.v., van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Maar je neemt wel een machette en een mes mee.
A. Ja dat had ik toen ook gedaan toch?
V: Waarom? Als je iemand op zijn bek wilt slaan?
A: Voorzorg altijd, het is toch de stalker van mijn vriendin, dus. Dus voor de zekerheid neem ik dat gewoon mee. Ja. Iedereen die daar, iedereen in Lewenborg bijna heeft een machetti, pistolen, uh keukenmessen, dan ga ik niet onbeveiligd over straat lopen.
V: Je zegt van [verdachte] die werd gestalkt door hem, die kreeg heel vaak berichtjes van hem.
A: Ja..
V: Die wil afspreken en dat die een foto wou.
A: Ja ja.
V: Uhm, je zegt: ik heb zelf één of twee keer zo’n berichtje gezien
A: Ja misschien drie, maar verder niet.
V: Oké. Die telefoons, dat heeft [naam] (fon) net ook gezegd en dat wordt ook nagekeken. En wij zien eigenlijk uh... Dat jij zegt dat ze heel vaak berichtjes van [slachtoffer] kreeg. Dat zien wij niet.
A: Ooh.
V: We zien het niet op de telefoon van [slachtoffer] , we zien het niet op de telefoon van [verdachte] .
A: Ooh maar [verdachte] heeft wel vaker tegen mij gezegd dat hij berichtjes naar haar stuurde zeg maar, maar ik heb niet altijd op haar telefoon gebleken. Ze heeft het niet altijd laten zien snap je.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 september 2020, opgenomen op p. 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Gisteravond zei [verdachte] tegen mij dat ze [slachtoffer] in een ’’set-up’’ wilde gooien. Daarmee bedoelde [verdachte] dat ze met [slachtoffer] ergens af wilde spreken en dat [medeverdachte 1] daar dan ook zou komen en dat [medeverdachte 1] dan [slachtoffer] zou slopen. Ongeveer 2 uren later, toen was het 00:16 uur berichtte [verdachte] mij via Snapchat dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] had gestoken. [verdachte] vertelt mij alles en heeft ook gezegd dat [medeverdachte 1] een mes bij zich draagt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2020, opgenomen op p. 414 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
De chat tussen verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] via
Instagram is veilig gesteld door in te loggen op het Instagram-account van verdachte [verdachte] , te weten [accountnaam] (zie proces-verbaal van bevindingen FDO-015).
Ik verbalisant heb de schermopname van het veilig stellen van de chat bekeken. Ik zie dat wordt ingelogd op de account [accountnaam] . Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat [accountnaam] haar Instragram-account is. Ik zie dat vervolgens de chatberichten worden geopend. Ik zie dat in de lijst van verschillende chatberichten die van [slachtoffer] worden geselecteerd. Het account [slachtoffer] is vermoedelijk het Instagram-account van slachtoffer [slachtoffer] . Ik zie dat omhoog gescrold wordt in de chatberichten tot het eerste bericht op 20 augustus 2020 om 22.02 uur. Ik zie de volgende berichten:
tijdstip
[slachtoffer]
[accountnaam]
20 augustus 2020 22:02_
Eyy kom eem chillen dann_
Wtf
Wat denk je zelf
K ken je niet eens en heb een vriend
21 augustus 2020 5:53
Je wilt toch dat ik reageer
[lachende emoticon met tranen]
21 augustus 2020 12:57
Jij dmt mij toch
21 augustus 2020 15:12
Dat betekend wel datje het leuk
vind dat ik je een dm heb
gestuurd [knipogende emoticon]
Nou nee ik heb een vriend
21 augustus 2020 23:07
Maakt toch niet, alsnog kunnen we afspreken
Uit*
Kan
Kom morgen mee naar shisha lounge dann?
No
Kom nu
Of straks
Ben nu niet bij mn boy
Waar ben je dan?
Lwb
Waar lwb dan?
Gwn osso
Maar kan wel buiten komen
Tot hoelaat kan je? Moet eerst nog wat fixen in stadje.
Kan tot laat laat
Ben je alleen?
Nee m’n ouders zijn thuis
Maar verder wel
Aii, moet je nog wat uit stadje?
Noh hoeft niet
Haha thanks
Ey besef he moest om 5 uur
vannacht werken tot half 5, en moet morgen weer om 5 uur en ben nu nog stad [lachende
emoticon met tranen]__
Oh
Oké
Kom straks nog eem vuurtoren dan die school in lwb
Ja kan wel
Kom zwebadje
Anders
Welke?
Euhh
Aqau nog iets
Jdk
Idk
Is in lwb
Kom anders maar gw vuurtoren
Nee k ga echt niet lopen zover
Je zei net nog kan wel [lachende emoticon met tranen]
Kan wel maar heb echt geen zin
Anders kom morgen avond laat, want moet over 3 uur werken en ben net thuis
Tenzij je nu nog eem vuurtje
komt is toch gezellig zie je [slachtoffer] ook nog even;)
Je ben echt een topper als je
nog even komt.
Dan Zie je [slachtoffer] ?
Jij bent dat toch
Ja [lachende emoticon met tranen]
Wtf dan
Ik had het daar over mijzelf
Hm Okey
Kom je dan nog?
Kan
Is goed, hoelaat ben je er ongeveer?
Euhh
Even wachten tot mn ma weer thuis is
Hoelang duurt dat ongv?
10 min ofZo
15
Is goed
Okey
Is ze er alweer?
Ja nu net
Aii, ga je nu onderweg?
Ja
Dan kom ik nu ook vuurtje
Ai
E
Kom anders die speeltuin bij lichtboei flat
Die aan die fietspad
??
Btr daar
I Nooo sta nu al vuurtje
Ga daar heen beter
Kom gw vuurtje kom op [lachende emoticon met tranen]
Nee kom daar
?
Ik weet zeker je gaat niet alleen, met wie ben je nog meer?
K ben alleen
Waar ben je nu?
Zwembadje
Vlakbij winkelcentrum zeker?
Ja
Ben je op de fiets of lopend?
Lipend
Ainooo [lachende emoticon met tranen]
10 min
Denk ik
Zoiets
Kom speeltuin ja
?
??
K ben daar nu zo
??
Aii
Ai
Zeg maar wanneer je er bent zit nu nog ergens dichtbij
Okey
Zit nu in een ander speeltuintje dichtbij
Okey
Waar ben jij nu dan?
Vlakbij
Moet zo wel weer weg he waar ben je dan?
?
?
Reageer effe
Ben je er al?
?
Eyy
Bruhh
Waarom skip je nu dan?
Beetje in een setup gooien kom op [lachen emoticon met tranen]
Proberen te*
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2020, opgenomen op p. 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
In het onderzoek naar de dood van [slachtoffer] is de telefoon van [medeverdachte 2] , geboren 30 november 2020 te Groningen, in beslag genomen.
De afdeling digitale Opsporing van de politie Noord-Nederland heeft de data van het toestel
forensisch veiliggesteld. De inhoud van het toestel werd via de Cellibrite Reader versie 7.36 voor mij toegankelijk gemaakt. Ik heb op deze wijze onderzoek aan de gegevens in het toestel gedaan.
Zoekterm [slachtoffer]In het toestel is gericht onderzoek gedaan naar gegevens betreffende het dodelijke steekincident. Uit onderzoek is gebleken dat het nummer 31612519643 in gebruik is bij [naam] , geboren [geboortedatum] 2004. Het betreft een chatgesprek op 21 augustus 2020.
Ik zie de volgende inhoud van de whatsapp chat tussen [medeverdachte 2] en [naam] :
[medeverdachte 1] :
Die guy zegt kom vuur toren dus [verdachte] zegt geen zin ontlopen kom zwembad(01:06 uur)
[medeverdachte 1] : Zegt nee (01:06 uur)
: Enzo (01:06 uur)
: Ofzo (01:06 uur)
[medeverdachte 1] : [geen tekst] (01:06 uur)
: Gelijk pussy doen net wou die nog komen (01:07 uur)
: Kkr sjap (01:07 uur)
[naam] : Zeg gwn aii vuur kan wel (01:11 uur)
[medeverdachte 1] :
[verdachte] wil nie(01:11 uur)
[medeverdachte 1] : [geen tekst} (01:11 uur)
[naam] : Kom wij gaan (01:12 uur)
[medeverdachte 1] : Ja kan wel wacht ff (01:13 uur)
: Als die komt neem wel chat of rami mee (01:14 uur)
[naam] : See (01:15 uur)
[naam] : Hoe laat (01:15 uur)
[medeverdachte 1] : Vuurtoren kan wel maar lin is zo terug dan op bed dus ik zeg we gaan met jouw chille
(01:18 uur)
[naam] : Wie is die guy dan (01:20 uur)
[medeverdachte 1] : Idk (01:20 uur)
[naam] : Vraag die naam (01:20 uur)
[medeverdachte 1] : [slachtoffer] (01:44 uur)
[medeverdachte 1] : We vragen 9f hij bij die flat can [naam] komt (01:45 uur)
[medeverdachte 1] : Die speel tuin van jouw (01:45 uur)
[naam] : Ik snap het niet meer (01:45 uur)
[medeverdachte 1] : Wacht fd (01:45 uur)
[medeverdachte 1] : Hij wil vuur (01:45 uur)
[medeverdachte 1] : Maaar wij niet (01:46 uur)
[naam] : Wie wil vuur (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Die guy (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Wik bij vuur toren (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Wij bij speel tuin (01:46 uur)
[naam] : Is hij met [naam] (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Nee (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : [geen inhoud] (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Bij die Osso daar willen we dat, hij komt (01:46 uur)
[medeverdachte 1] : Bij die speel tin (01:47 uur)
[naam] : Ohww (01:47 uur)
[medeverdachte 1] : Tuim (01:47 uur)
[medeverdachte 1] : Tuin (01:47 uur)
[medeverdachte 1] : Kom zo die speel tuin (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Bij jouw (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Hij gaat daar nu heen (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Kom zo die speel tuin (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Bij jouw (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Hij gaat daar nu heen (01:57 uur)
[medeverdachte 1] : Wij ook nog niet daar zijn wacht ff om de hoek (01:57 uur)
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, opgenomen op p. 288 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
In het onderzoek van TGO Boot zijn met toestemming van de rechter-commissaris zogenaamde teliotaps aangesloten op de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Teliotap op [verdachte]
Op 12 oktober 2020 (TA007, sessienr. 113) belt [verdachte] met nn-man. Er wordt o.a. gezegd:
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] altijd een mes in zijn broek had zitten als hij naar buiten ging.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2021 (met bijlage), los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend relatering van verbalisant:
In het onderzoek naar de dood van [slachtoffer] is de telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen (zie Kvl IBN-004). Op 1 maart 2021 heb ik, verbalisant [verdachte] , aanvullend onderzoek gedaan aan het toestel van [verdachte] , gericht op de communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode van 19 augustus 2020 en 2 september 2020. Dat betreft de periode vlak voor het eerste
contact tussen het slachtoffer [slachtoffer] en [verdachte] en de datum van het
steekincident.
Voor een volledige weergave van de chats in de periode 19 augustus 2020 tot en met 2 september 2020 wordt verwezen naar bijlage 1.
Incoming = [medeverdachte 2]
Outgoing = [verdachte]
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2020, opgenomen op p. 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op 4 september 2020 omstreeks 00.30 uur kregen wij verbalisanten de opdracht te gaan naar de Vaargeul in Groningen. Op het schoolplein zagen wij een voor ons onbekende man liggen. Wij zagen dat de man met zijn rug op de grond lag. Ik zag dat de persoon bleek van kleur was. Ik voelde geen hartslag.
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.09.04.055, d.d. 7 september 2020, opgenomen op p. 1255 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door H.H. de Boer (forensisch patholoog), op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum : [geboortedatum] 2001
SIN-nr. lichaam: AAMA2926NL
Op het lichaam waren 2 steekletsels, alle met omgevende bloeduitstorting:
i. Links laag in de hals, op ca. 156 cm van de voetzoolrand en ca. 7 cm van het midden, was een steekletsel van ca. 2,3 cm (C), met één scherp en één stomp uiteinde. Hierbij was er een rugwaarts, voetwaarts en naar rechts gericht wondkanaal van tenminste ca. 5 cm, met o.a. perforatie van enkele kleine onderhuidse bloedvaten en de linkerborstholte. De linkerlong was niet geraakt.
ii. Hoog op de buik, op ca. 130 cm van de voetzoolrand en iets rechts van het midden, was een steekletsel van ca. 5,6 cm (D), met één scherp en één stomp uiteinde. Hierbij was er een rugwaarts, hoofdwaarts en minimaal naar links gericht wondkanaal van ca. 18,5 cm, met o.a. perforatie van de lever, de aorta, de poortader (v. porta), de linkernierader (v. renalis sinistra) en de bovenste buikslagader (a. mesenterica sup.). Ook was er beschadiging van de 1e lendenwervel en de linkerlendenspier.
Voorlopige interpretatieDe sectie betrof een man (sub 2) met onder andere de letsels sub 3. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch klievend/perforerend geweld, zoals steken met één of meerdere scherprandige voorwerpen zoals een mes. Het betrof in totaal 2 steekletsels.
Bij het steekletsel sub 3-ii was er o.a. perforatie van de lever en meerdere zeer grote bloedvaten. Perforatie hiervan heeft -gezien de bevindingen sub 4- geleid tot zeer ernstig bloedverlies, hetgeen middels weefselschade door zuurstoftekort het overlijden volledig verklaart. Bij het steekletsel sub 3-i waren er geen belangrijke structuren, zoals grote bloedvaten of essentiële organen geraakt. Dit letsel kan derhalve op zich het overlijden niet verklaren. Wel kan het letsels hebben bijgedragen aan de snelheid van het overlijden, door een bijdrage aan het bloedverlies en het induceren van ademhalingsstoornissen door een klaplong.
Voorlopige conclusie:
Het overlijden van [slachtoffer] , 19 jaren oud geworden, wordt verklaard door één steekletsel in de buik.