Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
nietis vereist dat het verlies bij beschikking is vastgesteld. Eiser wijst hierbij op een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2014. [1] Eiser stelt verder dat, nu het in dit geval niet gaat om een ondernemingsverlies, een vergelijking met de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 11 september 2014 niet opgaat. [2]
welis vereist dat het verlies bij beschikking is vastgesteld. Verweerder wijst hierbij op uitspraken van diverse gerechtshoven en een uitspraak van Rechtbank Den Haag. [3] Daarbij stelt verweerder – samengevat – dat een vergelijk gemaakt kan worden met de drie uitspraken van de gerechtshoven. Het gaat in die uitspraken weliswaar steeds om verliesvaststelling en verliesverrekening op grond van respectievelijk artikel 3.151 en artikel 3.150 van de Wet IB 2001, maar dat maakt niet uit nu deze bepalingen vergelijkbaar zijn met artikelen 4.50 en 4.52 van de Wet IB 2001. In artikel 4.53 van de Wet IB 2001 wordt vervolgens ook verwezen naar artikel 4.50 van de Wet IB 2001. Het uitgangspunt dat een verlies eerst bij beschikking vastgesteld moet worden voordat het verrekend kan worden geldt daarom ook voor het omzetten van een verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting, aldus verweerder. Dit volgt eveneens uit de uitspraak van Rechtbank Den Haag, waar het wel ging om verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang.