14.4De rechtbank ziet geen aanleiding om de StAB niet te volgen. Eisers hebben hun stellingen ook niet onderbouwd. Het betoog faalt.
15. Gelet op hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 7, 9, 10 en 11, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt in zoverre vernietigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat het voor herstel van de gebreken benodigde onderzoek naar het zich laat aanzien lang zal duren en te onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder dient in zoverre een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen is overwogen in genoemde rechtsoverwegingen van deze uitspraak.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Dit bedraagt twee maal
€ 174,- voor eisers [eiser 1] en [eiser 2] en één maal € 345,- voor eiseres [eiser 3] .
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze vast op drie maal € 1.335,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenbericht, 1 punt voor het verschijnen ter zitting,
met een waarde per punt van € 534,-, en een wegingsfactor van 1), totaal € 4.005,-.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers [eiser 1] en [eiser 2] gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt die reiskosten vast op € 31,53 (een retourreis met het openbaar vervoer tussen [adres 5] en [adres 6] en Guyotplein 1 te Groningen). De reiskosten van mr. Jippes-de Boer worden geacht te zijn inbegrepen in de proceskostenvergoeding voor de door haar verleende rechtsbijstand. Voorts ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser [eiser 2] gemaakte verletkosten voor het bijwonen van de zitting. In dat kader komt de rechtbank een uurtarief van € 50,- niet onredelijk voor. De rechtbank oordeelt dat een totaalbedrag aan verletkosten van € 203,28 niet onredelijk is, gelet op de duur van de zitting en reisafstand tussen het adres in [plaats] en de rechtbank in Groningen. [eiser 1] heeft de gestelde verletkosten ad € 450,- niet nader onderbouwd. De rechtbank stelt deze kosten ambtshalve vast op € 200,- (4 uur a € 50,-).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit ;
- draagt verweerder op binnen
zestwaalfweken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen
op het bezwaarmet inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht ad resp 2 x € 174,- en 1 x € 345,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres [eiser 3] tot een bedrag van € 1.335,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser [eiser 1] tot een bedrag van € 1566,56;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser [eiser 2] tot een bedrag van € 1569,81.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzitter, en mrs. L. Mulder en V. van Dorst, leden, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier, op 10 maart 2021.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.