Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Uw VAR-werkzaamheden
het uitoefenen van een klussenbedrijfworden in de VAR voor de periode 1 maart 2015 tot en met 31 december 2015 aangemerkt als winst uit onderneming. In de verklaring (hierna: de VAR-wuo) is daarnaast onder meer het volgende vermeld:
“Wijziging omstandigheden
“Inkomen uit werk en woning (box 1)
- Daken plaatsen
Aan de hand van de criteria die gelden of er sprake is van een onderneming , zal ik motiveren waarom belastingplichtige van mening is dat er in 2015 wel sprake is geweest van winst uit onderneming.
- Duurzaamheid:belastingplichtige is in maart 2015 gestart met de onderneming en is tot op heden nog altijd in bedrijf.
- Grootte van de bruto-baten:Bruto baten zijn respectievelijk 2015 € 37.816, 2016 € 48.922, 2017 € 59.091
- De winstverwachting:Hier wordt ook aan voldaan. Respectievelijk 2015 € 32.629, 2016 € 46.881, 2017 € 38.564. Dit zijn goede winsten.
- Het lopen van ondernemersrisico:
: In 2015 heeft belastingplichtige alleen voor [opdrachtgever 1] gewerkt. Belastingplichtige heeft daarbij het risico gelopen van het wegvallen van de opdrachten van [opdrachtgever 1] . Bij de voortgang van de onderneming heeft belastingplichtige ook andere opdrachten verworven en daarmee zijn debiteurenrisico gespreid. Het in de loop van de tijd werken met meerdere opdrachtgevers is een gebruikelijke gang van zaken bij een startende ondernemer.
In de bouw is een betalingstermijn van 90 dagen vrij normaal. Je moet dus eerst heel wat voor financieren, voordat je het geld krijgt. Wanneer [opdrachtgever 1] failliet gaat is daar een groot risico.
Indien de door belastingplichtige voor [opdrachtgever 1] uitgevoerde werken niet naar behoren waren uitgevoerd, diende hij deze voor eigen rekening te herstellen.
- Bekendheid naar buiten:Belastingplichtige is ingeschreven bij de kamer van koophandel. Dat hier geen goede activiteit bij staat, heeft niet in de weg gestaan aan het verwerven van nieuwe opdrachten. Belastingplichtige geeft aan dat aan zijn werkzaamheden bekendheid is gegeven door mond-tot-mondreclame.
- Het aantal opdrachtgevers:In het eerste jaar één opdrachtgever, maar dit wordt steeds meer. Dit is normaal bij een startende ondernemers.”
4. De rechtbank overweegt als volgt. In de memorie van toelichting bij de Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR (Kamerstukken II 2003/04, 29 677, nr. 3, blz. 5, 11 en 12-14), is onder meer opgemerkt:
4.3. Het Hof overweegt allereerst dat een Verklaring arbeidsrelatie (hierna: VAR) enkel rechtsgevolgen heeft voor de heffing van inkomstenbelasting via toepassing van het vertrouwensbeginsel. Voor zover de stellingen van belanghebbende uitgaan van een andere rechtsopvatting, verwerpt het Hof deze. Het Hof zal daarom beoordelen of belanghebbende aan de aan haar voor het jaar 2012 verstrekte VAR-wuo het in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat de voordelen die zij heeft genoten uit de AWBZ-zorg in natura winst uit onderneming vormen.
De beschikking heeft alleen gelding indien de feitelijke omstandigheden later overeenkomen met de feiten op basis waarvan de beschikking is afgegeven. Bij wijziging van de omstandigheden zal de belanghebbende dat moeten melden. Hij zal in dat geval kunnen verzoeken om herziening van de beschikking. Ook indien de fiscus achteraf constateert dat de omstandigheden niet overeenkomen met die waarvoor de beschikking is afgegeven, zonder dat de belastingplichtige dat heeft gemeld, is dat aanleiding om de beschikking te herzien. Dit kan ertoe leiden dat de fiscus tot een ander oordeel komt met betrekking tot de fiscale status van het genoten inkomen omdat in plaats van ondernemerschap bijvoorbeeld sprake blijkt te zijn van een fictieve dienstbetrekking. Alsdan zal een correctie van de belastingheffing plaatsvinden bij de belanghebbende en niet bij zijn opdrachtgever, als laatstgenoemde te goeder trouw is. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis voor het afgeven van de beschikkingen."
alleentoepassing heeft via het vertrouwensbeginsel. Het Hof heeft niet aangegeven waar deze rechtsopvatting op is gebaseerd. Deze rechtsregel is, voor zover de rechtbank kan nagaan, als zodanig - zo algemeen geformuleerd - niet terug te vinden in de wet, de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank sluit niet uit dat een VAR-wuo in het kader van een beroep op het vertrouwensbeginsel van belang kan zijn, maar is van oordeel dat de VAR-wuo ook afgezien van een dergelijk beroep zelfstandige betekenis heeft. Het gaat namelijk om een afzonderlijk instrument met een eigen wettelijke regeling in de Wet IB 2001, dat ook zonder de toepassing van het vertrouwensbeginsel rechtsgevolgen heeft.
verwachtte hebben. Alleen als eiser iets anders zou hebben ingevuld dan zijn
verwachtingop dat moment, zou de vraag dus onjuist zijn beantwoord. Met andere woorden: het aanvraagformulier houdt er zelf al rekening met dat het gaat om een prognose en dat de werkelijkheid dus kan afwijken. Verder overweegt de rechtbank dat de vraag over reclame geen onderscheid maakt naar de aard of vorm waarin die reclame wordt gemaakt. Zo al moet worden geconcludeerd dat de overblijvende vraag (meer dan 70 % van de omzet van 1 opdrachtgever?) onjuist is beantwoord, acht de rechtbank dat enkele feit van onvoldoende gewicht om de zware conclusie te rechtvaardigen dat de aanvraag als geheel onder valse voorwendselen is gedaan.
- de beschikking verliesverrekening moet worden verlaagd naar een bedrag van € 2.435;
- het belastbaar inkomen uit werk en woning dient te worden gehandhaafd op nihil;
- het bijdrage-inkomen ZVW moet worden vastgesteld op € 2.435.