Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
20 februari 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011. De belanghebbende, een eenmanszaak die secretariële en juridische diensten verleent, was in geschil met de Inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de voordelen uit haar werkzaamheden als winst uit onderneming konden worden aangemerkt. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd en de belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de navorderingsaanslagen ongegrond, maar verklaarde de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het hof oordeelde dat de werkzaamheden van belanghebbende in loondienst zijn verricht en dat er geen sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep. Het hof concludeerde dat belanghebbende onvoldoende zelfstandigheid bezat ten opzichte van haar opdrachtgever en dat zij geen ondernemersrisico liep. De navorderingsaanslagen werden in stand gehouden, met uitzondering van de navorderingsaanslag over het jaar 2009, die ambtshalve was verminderd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige en oordeelde dat de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 februari 2018.