ECLI:NL:RBNNE:2020:3389

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
AWB LEE - 19 _ 3249
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtmatigheid van aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet voor het jaar 2017

In deze zaak is in geschil of de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) voor het jaar 2017 terecht zijn opgelegd aan eiser. Eiser, die op dat moment in de Dominicaanse Republiek woonde, betoogt dat de wettelijke bepalingen waarop de aanslagen zijn gebaseerd niet op hem van toepassing zijn, omdat hij zichzelf niet als 'natuurlijk persoon' beschouwt, maar als een 'mens van vlees en bloed'. Hij stelt verder dat de aan de belastingdienst afgedragen belastingen als giften moeten worden aangemerkt en dus aftrekbaar zijn.

De rechtbank oordeelt dat de term 'natuurlijk persoon' in de wet moet worden opgevat als ieder levend mens, en dat er geen wettelijke basis is voor het door eiser bepleite onderscheid tussen een 'natuurlijk persoon' en een 'mens van vlees en bloed'. De rechtbank concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien eiser in 2017 leefde en in Nederland woonde, en dat de belastingwetgeving op hem van toepassing is.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie belastingen die aan de overheid zijn afgedragen niet kwalificeren als aftrekbare giften. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 19/3248 en 19/3249
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 8 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Dominicaanse Republiek), eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Zaak 19/3248
Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 28 augustus 2018 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.379.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 76 aan belastingrente in rekening gebracht.
Zaak 19/3249
Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 28 augustus 2018 aan eiser een aanslag opgelegd voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.379.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 18 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 juni 2019 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 20 juli 2019 aan verweerder een reactie gestuurd op de uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft deze brief op 23 juli 2019 ontvangen. Omdat uit de brief volgt dat eiser het niet eens is met de uitspraken op bezwaar, heeft verweerder de brief als beroepschrift doorgestuurd aan de Rechtbank Gelderland.
Rechtbank Gelderland heeft de brief van eiser van 20 juli 2019 als beroepschrift in behandeling genomen. Omdat gelet op eisers toenmalige woonplaats de Rechtbank Noord‑Nederland bevoegd is om kennis te nemen van het beroep heeft de Rechtbank Gelderland het beroepschrift bij brief van 3 september 2019 doorgestuurd aan de Rechtbank Noord-Nederland.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 9 april 2020 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat zij van oordeel is dat het dossier voldoende informatie bevat om het onderzoek te kunnen sluiten, en dat zij een behandeling van de zaak op zitting niet noodzakelijk acht. De rechtbank heeft daarbij partijen een termijn van één week gesteld om aan te geven of zij mondeling op een zitting gehoord willen worden.
De aan eiser gezonden brief is retour ontvangen, omdat de adressering onjuist bleek te zijn. Deze brief was verzonden naar het adres van eiser zoals dat ten tijde van het instellen van het beroep luidde. Volgens de Basisregistratie Personen heeft eiser per 1 maart 2020 zijn verblijf op de Dominicaanse Republiek.
Omdat de postbezorging door PostNL naar de Dominicaanse Republiek vanwege het coronavirus tijdelijk gestaakt was, heeft de rechtbank de zaken aangehouden tot de postbezorging werd hervat.
Bij brieven van 23 juli 2020 heeft de rechtbank partijen opnieuw medegedeeld dat zij van oordeel is dat het dossier voldoende informatie bevat om het onderzoek te kunnen sluiten, en dat zij een behandeling van de zaak op zitting niet noodzakelijk acht. De rechtbank heeft daarbij partijen – in verband met de verblijfplaats van eiser op de Dominicaanse Republiek – een termijn van vier week gesteld om aan te geven of zij mondeling op een zitting gehoord willen worden. Geen van de partijen heeft daarop kenbaar gemaakt gehoord te willen worden, zodat het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft het onderzoek op 8 september 2020 gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] . Volgens de Basisregistratie Personen woonde eiser vanaf 1 augustus 2016 tot 1 maart 2020 op het adres [adres] . Vanaf 1 maart 2020 heeft eiser zijn verblijf op de Dominicaanse Republiek. Eiser had in 2017 geen fiscaal partner.
1.2.
Eiser heeft op 18 juli 2018 aangifte IB/PVV en ZVW voor het jaar 2017 gedaan. Eiser heeft daarbij een verzamelinkomen aangegeven van € 30.379, dat volledig bestaat uit belastbare winst uit onderneming. Eiser heeft in zijn aangifte geen giftenaftrek verzocht.
1.3.
Met dagtekening 28 augustus 2018 heeft verweerder de aanslagen in de IB/PVV en ZVW voor het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig de aangifte van eiser.
Geschil
2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen terecht aan eiser zijn opgelegd. Als het antwoord op de deze vraag bevestigend luidt, is eveneens in geschil of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
Standpunten
3. Eiser stelt – samengevat – dat hij na het terug-claimen van zijn eigen naam een soevereinde status heeft. De wet- en regelgeving waarop verweerder de aanslagen gebaseerd heeft zijn niet op hem van toepassing omdat hij niet een ‘natuurlijk persoon’ is, maar een mens van vlees en bloed. Bij het opleggen van de aanslagen is voorts geen rekening gehouden met giftenaftrek. De aan de Belastingdienst afgedragen belastingen moeten als giften in aftrek gebracht worden, aldus eiser.
4. Verweerder stelt – samengevat – dat de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende valt als levend mens (ook) onder het begrip ‘natuurlijk persoon’ als bedoeld in artikel 1 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Belastingen zijn voorts geen aftrekbare giften.
Beoordeling
5. Ten aanzien van de toepasselijkheid van de wet- en regelgeving op eiser overweegt de rechtbank als volgt. Dat eiser zichzelf als mens van vlees en bloed beschouwt, en uitdrukkelijk niet als natuurlijk persoon, maakt niet dat de Nederlandse wet- en regelgeving (voor zover deze aansluit bij het begrip natuurlijk persoon) niet op hem van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank moet onder de term natuurlijk persoon worden verstaan: ieder levend mens. De termen ‘mens van vlees en bloed’ en ‘natuurlijk persoon’ sluiten elkaar dan ook niet uit. Er bestaat ook geen wettelijke grondslag voor het door eiser bepleite onderscheid tussen de ‘mens van vlees en bloed' en een ‘natuurlijk persoon’. Ook voor het door eiser bepleite onderscheid tussen een ‘privaatrechtelijk natuurlijk persoon’ en een ‘publiekrechtelijk voornamelijk man’ bevat de wet geen aanknopingspunten. Nu eiser in 2017, het jaar waarop de aanslagen betrekking hebben, leefde en in Nederland woonde, heeft verweerder de aanslagen, in overeenstemming met de geldende wettelijke bepalingen, terecht aan eiser opgelegd.
6. Ten aanzien van de aftrek van belastingen als giften overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie belastingen die afgedragen worden aan de overheid niet kwalificeren als aftrekbare giften voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, en de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. [1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht geen giftenaftrek in aanmerking genomen.
7. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen belastingrente. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslagen volgt.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier, op 8 oktober 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden van 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4410, Gerechtshof Den Haag van 13 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:550 en Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch van 9 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:69.