ECLI:NL:RBNNE:2020:3150

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
LEE 20/214
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang en behandeling van een Wob-verzoek met betrekking tot vuurwerkevenementen in Meppel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 1 september 2020, staat de beoordeling van een Wob-verzoek centraal. Eiser, een inwoner van Meppel, had op 1 april 2019 een verzoek ingediend om informatie over vuurwerkevenementen binnen de gemeente Meppel. Het college van burgemeester en wethouders van Meppel, verweerder, heeft op dit verzoek gereageerd, maar het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 augustus 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Wob-verzoek te eng was uitgelegd door verweerder. Eiser had recht op informatie over ecologische onderzoeken en andere relevante documenten die onder de reikwijdte van zijn verzoek vielen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had onderbouwd waarom bepaalde documenten niet beschikbaar waren en dat er meer informatie beschikbaar had moeten zijn over de rol van de stichting Event Desk Meppel in de besluitvorming. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw een besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de aanwijzingen die in de uitspraak zijn gegeven.

De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de beslistermijn door verweerder niet automatisch leidt tot vernietiging van het besluit, maar dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, en er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht zaaknummer: LEE 20/214
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Meppel, eiser en

het college van burgemeester en wethouders van Meppel, verweerder (gemachtigde: mr. R. Horstmanshoff).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2019 heeft verweerder gereageerd op het verzoek van eiser om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 13 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De zaak is gelijktijdig behandeld met het beroep bekend onder LEE 20/604.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1.
Op 1 april 2019 heeft eiser het volgende verzoek ingediend:
"Bij deze verzoek ik u om alle informatie betreffende vuurwerkevenementen vanaf de inwerkingtreding van de Wnb.
Graag ontvang ik de informatie waar mogelijk digitaal.
Omdat het om milieuinformatie gaat let a.u.b. op kortere termijnen."
Op 8 april 2019 heeft eiser zijn verzoek als volgt gespecificeerd:
"[…]
Per abuis ben ik bij de formulering van mijn Wob-verzoek vergeten te vermelden dat het mij enkel gaat om vuurwerkevenementen
binnen de gemeente Meppel.
Met het resultaat van het verzoek hoop ik onder andere te kunnen volgen:
 of het advies van de RUD (voer een ecologisch onderzoek uit) opgevolgd wordt
 of er vorige onderzoeken uitgevoerd zijn
 de kosten
 de besluitvorming
 of de inspanning om alle natuurelementen waaronder ook bomen en bodem te beschermen voldoende is
 evaluaties voorgaande evenementen
 waarom vergunningverlening tegen afspraak in geen mogelijkheid geeft op 6 weken bezwaar
[…]"
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Er is een hoorzitting gehouden. Eiser is daar verschenen.
1.3.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft de Commissie bezwaarschriften geadviseerd het bezwaar van 29 juli 2019 gegrond te verklaren en in de beslissing op bezwaar alsnog de niet verstrekte informatie - al dan niet in bewerkte vorm - ter openbaarmaking beschikbaar te stellen, dan wel nader te motiveren dat er geen te verstrekken documenten zijn.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de Commissie niet gevolgd, het bezwaarschrift ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Daaraan is het volgende ten grondslag gelegd (voor zover relevant).
"Op 1 april 2019 hebben wij een brief van u ontvangen. Wij hebben op grond van artikel 4:5 lid 3 AWB gevraagd om een specificatie van uw aanvraag. Op
8 april 2019 hebben wij een nieuwe aanvraag van u ontvangen. In dit WOB- verzoek geeft u aan de stukken te willen ontvangen met betrekking tot het vuurwerkevenement in relatie tot de Wet natuurbescherming. De gemeente is niet het bevoegd bestuursorgaan voor de ontbrandingsvergunning en Wet natuurbeheer. U bent daarover ook geïnformeerd. Uit overleg met de provincie is gebleken dat u ook daar een Wob-verzoek hebt ingediend.
Een Wob-verzoek kan alleen betrekking hebben op de stukken die er zijn op het moment van de aanvraag. Dit betekent ook dat later vervaardigde stukken geen onderdeel uitmaken van het Wob-verzoek.
U hebt in een gesprek met de beleidsmedewerker en de burgemeester aangegeven dat het u te doen was om de nog te verlenen evenementenvergunning en vuurwerkvergunning van de provincie voor Koningsdag 2019. Wij hebben u daarom de stukken met betrekking tot het evenement aan u bekent [sic] gemaakt en u verwezen naar de digitaal toegankelijke stukken op de website van de provincie.
Wij hebben u op 18 juni 2019 in ons besluit medegedeeld welke stukken wij aan u hebben toegezonden.
Op 29 juli 2019 hebt u een bezwaarschrift ingediend. Daarin maakt u bezwaar tegen ons besluit van 18 juni 2019. De omvang van het procesrecht wordt bepaald door de omvang van uw aanvraag. In uw bezwaarschrift voert u gronden aan die buiten de reikwijdte van de oorspronkelijke aanvraag vallen en verzoekt tevens om stukken die op het moment van de aanvraag niet bestonden. In het advies van de commissie is dit onderscheidt niet gemaakt. Dit heeft gevolgen voor het kunnen opvolgen van het advies van de Commissie. Ten eerste heeft uw Wob-verzoek betrekking op documenten waarbij het bevoegd gezag ligt bij de provincie. Ten tweede is het verzoek van 1 april 2019, respectievelijk 8 april 2019 te vroeg ingediend om ook openbaring te kunnen verkrijgen over de nog lopende vergunningaanvraag. Dit neemt niet weg dat wij ons hebben ingespannen u de stukken toe te zenden waarover u geïnformeerd wilde worden. Er zijn dan ook geen andere aanvullende stukken om toe te zenden.
Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel a., van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder "document": een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Op grond van onderdeel b. wordt verstaan onder "bestuurlijke aangelegenheid": een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Op grond van onderdeel c. wordt verstaan onder "intern beraad": het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
Op grond van artikel 2, eerste lid, verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Op grond van het derde lid behoeft de verzoeker bij zijn verzoek geen belang te stellen.
Op grond van het vierde lid verzoekt het bestuursorgaan, indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
Op grond van het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Op grond van artikel 4 van de Wob wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het
verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
4. Tussen partijen is niet langer in geschil dat niet-relevant is of het Wob-verzoek (ook) betrekking heeft op documenten die betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid waarin een ander bestuursorgaan (dan verweerder) bevoegd gezag is. Veeleer is relevant of er "documenten" zijn in de zin van de Wob, die onder verweerder (behoren te) berusten in de zin van die wet. De rechtbank wijst in dit verband op pagina 3, laatste alinea van het verweerschrift. Dat laat onverlet dat verweerder het verzoek moet doorzenden als artikel 4 van de Wob van toepassing is.
Niet-tijdig nemen van het besluit op bezwaar
5. Eiser stelt dat verweerder niet op tijd een besluit in heroverweging heeft genomen. Hij heeft daarvoor een ingebrekestelling moeten sturen.
5.1.
Verweerder erkent dat het besluit te laat bekend is gemaakt, maar volgens hem doet dat niets af aan de rechtskracht van het besluit.
5.2.
Niet in geschil is dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de wettelijke beslistermijnen, zoals neergelegd in artikel 7:10 van de Awb, geen fatale termijnen zijn, maar termijnen van orde. Bij overschrijding van de termijnen in
artikel 7:10 van de Awb kan tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep worden ingesteld. Overschrijding van de termijnen betekent daarom niet dat de beslissing op bezwaar reeds op die grond voor vernietiging in aanmerking komt. Er is geen wettelijk voorschrift dat bepaalt dat in een dergelijk geval het desbetreffende besluit niet in stand kan blijven (vgl. ro 2.1. van de uitspraak van de ABRvS van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4414, www.rechtspraak.nl).
Is het Wob-verzoek toegespitst?
6. Eiser stelt dat het niet juist is dat hij in een gesprek met de beleidsmedewerker en de burgemeester heeft aangegeven dat het hem te doen was om de nog te verlenen evenementenvergunning en vuurwerkvergunning van de provincie voor Koningsdag 2019. Volgens hem heeft hij verzocht om openbaarmaking van alle relevante informatie waaronder informatie betreffende ecologische onderzoeken in meerdere jaren.
6.1.
De rechtbank begrijpt het bestreden besluit aldus dat verweerder zich (in het bestreden besluit) op het standpunt stelt dat het Wob-verzoek is toegespitst op de te verlenen evenementenvergunning en vuurwerkvergunning van de provincie voor Koningsdag 2019. Zij overweegt als volgt.
6.1.1.
De beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser daadwerkelijk zijn Wob-verzoek heeft toegespitst zoals door verweerder voorgestaan. Daarom kan rechtens niet worden vastgesteld dat eiser het verzoek daadwerkelijk heeft willen toespitsen zoals is gesteld in het bestreden besluit. In zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rol van Stichting Event Desk Meppel
7. Eiser wijst er op dat in het pdf-document "bijlage-vergunning-evenement-ocr" het volgende staat:
"Overwegingen algemeen
U stemt uw festiviteiten af met Event Desk Meppel; het draaiboek en veiligheidsplan met de daarin neergelegde afspraken zijn leidend
Event Desk Meppel neemt de algehele coordinatie [sic] over tijdens Koningsdag;"
In het pdf-document "bijlage-aanvraag-evenementenvergunning" staat evenwel niets over de
Event Desk. Ter zitting is daaraan toegevoegd dat de stichting zuilen plaatst met algemeen verbindende voorschriften in de binnenstad van Meppel. Daarom lijkt het onwaarschijnlijk dat dat zonder overleg met de gemeente is gebeurd. De gemeente en de politie handhaven die regels, dat is een sterke aanwijzing dat er meer informatie zou moeten zijn.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat afstemming van het draaiboek voor de activiteiten met
Event Desk Meppeleen verplichting voor de aanvrager van de vergunning was. Verweerder heeft daarover geen documenten omdat de afstemming niet met hem hoefde plaats te vinden. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de evenementenvergunning wordt verleend door de burgemeester en dat de stichting bedoeld is om de organisatoren te helpen bij, onder andere, het opstellen van stukken. De rol van de stichting kan worden gezien als een loket of een hulpmiddel, aldus verweerder.
7.2.
De rechtbank begrijpt het aangevoerde, zoals hiervoor weergegeven onder rov. 7., aldus dat eiser stelt dat, gelet op de rol van de
Event Desk, er meer documenten zouden moeten zijn die onder de reikwijdte van zijn Wob-verzoek vallen. Zij overweegt als volgt.
7.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft in het bestreden besluit geen standpunt ingenomen over de rol van de
Event Deskin de bestuurlijke aangelegenheid waarover het Wob-verzoek gaat. In zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Onduidelijk is gebleven of verweerder gehouden was om de
Event Deskte betrekken in de besluitvorming op het Wob-verzoek, het lag echter wel op zijn weg om die duidelijkheid te geven, zie ook hierna onder 13.2. Temeer omdat verweerder, blijkens zijn verklaring ter zitting, de stichting beschouwt als een loket of een hulpmiddel, zodat niet is uit te sluiten dat de stichting is betrokken bij een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b., van de Wob.
7.2.2.
Voor zover de
Event Deskdaadwerkelijk betrokken is bij de bestuurlijke aangelegenheid dient verweerder te bezien of daar documenten berusten die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. In dit verband is relevant dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in haar jurisprudentie tot uitdrukking heeft gebracht dat, volgens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1986-1987, 19 859, nr. 3, blz.11), de Wob ten doel heeft de burger in de gelegenheid te stellen de bestuurlijke besluitvormingsprocessen die hebben plaatsgevonden te doorzien. Daaruit volgt ook dat een verzoek geen betrekking kan hebben op na dat verzoek vervaardigde documenten (vgl. rov. 5.1, derde alinea van de uitspraak van de ABRvS van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2285, www.rechtspraak.nl).
Correspondentie tussen verweerder en de provincie Drenthe
8. Eiser stelt dat er meer informatie beschikbaar is, maar dat deze niet openbaar gemaakt is. Het gaat daarbij, onder meer, om correspondentie met de provincie Drenthe. Daarbij is geen rechtmatige weigeringsgrond toegepast, aldus eiser.
8.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet hoefde te veronderstellen dat naar correspondentie met de provincie werd gevraagd.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Verweerder miskent dat eiser in de specificatie gedateerd 8 april 2019 de woorden "onder andere" bezigt, waarna een (enuntiatieve) opsomming volgt. Verweerder doet het ten onrechte voorkomen dat eiser een limitatieve opsomming heeft opgenomen in zijn verzoek. Daarnaast is relevant dat de ABRvS in haar jurisprudentie tot uitdrukking heeft gebracht dat, voor zover openbaarmaking wordt verzocht van stukken die niet bij het bestuursorgaan berusten, maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van het bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze stukken alsnog te achterhalen (vgl. rov. 2.5, derde alinea van de uitspraak van de ABRvS van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1745, www.rechtspraak.nl). Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder, zo het hem niet duidelijk was of het verzoek ook ging over de correspondentie tussen verweerder en de provincie, bij eiser navraag behoren te doen in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. In zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
De ontbrandingstoestemming
9. Eiser stelt dat er meer informatie zou moeten zijn over vuurwerkevenementen. Hij wijst op de volgende informatie afkomstig van de website van de provincie Drenthe over ontbrandingstoestemming.
"De provincie vraagt voor de ontbrandingstoestemming altijd een 'verklaring van geen bedenkingen' aan. Deze vraagt de provincie aan de burgemeester van de gemeente waar u het vuurwerk wilt afsteken. Geeft de burgemeester die verklaring niet af? Dan geeft de provincie ook geen toestemming."
Eiser stelt dat de verklaringen en onderliggende informatie niet openbaar zijn gemaakt.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaring van geen bezwaar en onderliggende documenten niet openbaar zijn gemaakt omdat in een e-mail op 26 april 2019 aan belanghebbende is laten weten dat de stukken die daarover gaan al openbaar zijn. Verwezen wordt naar productie 11b, blz 23. De stukken zijn gepubliceerd door provincie Drenthe.
9.2.
De rechtbank begrijpt het betoog aldus dat eiser stelt dat er meer documenten in de zin van de Wob moeten zijn, gelet op het aangehaalde tekstfragment dat is weergegeven onder rov. 9. Zij overweegt als volgt.
9.2.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat documenten over de ontbrandingstoestemming, voor zover vervaardigd na inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming, binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
9.2.2.
In de e-mail van 26 april 2019 staat inderdaad informatie over de openbaarmaking van documenten door de provincie Drenthe. De e-mail is naar het oordeel van de rechtbank
evenwel niet te kwalificeren als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Zowel de inhoud als de wijze waarop die e-mail is geformuleerd wijzen er niet op dat deze is bedoeld als een (deel)besluit op het Wob-verzoek van eiser, het gaat daarbij met name om de frase:
"[…] U heeft via het postbusadres een mail gezonden met het onderwerp Vuurwerk op Koningsdag, broeden en monumentale bomen. Het is voor ons niet mogelijk om deze e-mailberichten voor Koningsdag formeel af te handelen daarom ontvangt u in deze mail een informele reactie op uw bericht omdat wij u toch voor Koningsdag willen berichten. […]"
In het primaire besluit is evenwel verwezen naar de e-mail, daarom is de rechtbank van oordeel dat de e-mail moet worden beschouwd als te zijn herhaald en ingelast in het primaire besluit. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit op dit punt geen aanvullende motivering bevat ten opzichte van het primaire besluit.
9.2.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit volstaan met het handhaven van het primaire besluit. In dat primaire besluit is de e-mail herhaald en ingelast. Daaruit volgt
– aldus verweerder –
daten
waaromdeze documenten volgens hem niet verstrekt behoefden te worden. Verweerder heeft evenwel de informatie die toegankelijk zou moeten zijn via https://www.provincie.drenthe.nl/actueel/bekendmakingen/ [overig] / niet in het geding gebracht, terwijl de informatie niet langer op het genoemde adres beschikbaar is ten tijde van deze uitspraak en eiser stelt dat de informatie niet compleet is. De rechtbank houdt het er daarom voor dat (niet al) die informatie openbaar is gemaakt in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (vgl. rov. 4.2, derde alinea, van de uitspraak van de ABRvS van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0634, www.rechtspraak.nl). In zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb.
9.2.4.
Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank op dat bekendmaking en terinzagelegging van de (bijbehorende) stukken, met het doel om iedereen gedurende de bezwaartermijn in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van de toestemming, zodat zij kunnen beoordelen of zij daartegen rechtsmiddelen willen aanwenden niet op één lijn kan worden gesteld met openbaarmaking in de zin van de Wob (vgl. rov. 3.1. van de uitspraak van de ABRvS van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2860, www.rechtspraak.nl).
Het ecologisch onderzoek
10. Eiser stelt dat er een ecologisch onderzoek plaats had moeten vinden. Hij voert aan dat dat blijkt uit het pdf-bestand "bijlage-wet-natuurbescherming-bij-buitenevenementen- Provincie-Drenthe". Dit had informatie op moeten leveren. Hij merkt op dat de tekst afkomstig is van een print-to-File van de website van de provincie Drenthe op
woensdag 18 september 2019 11:37:30. Inmiddels is de tekst gewijzigd.
10.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat ecologische onderzoeken niet beschikbaar zijn en dus niet konden worden geleverd.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Uit rechtsoverweging 5.1. volgt dat verweerder het Wob-verzoek te eng heeft uitgelegd.
De evaluatie van evenementen
11. Eiser stelt dat er meer informatie zou moeten zijn over (vuurwerk)evenementen. Hij voert aan dat in het document "Evenementenbeleid Meppel definitief 2015-03-26" staat dat de gemeente na afloop met de organisator een evaluatie uitvoert. Daarbij worden afspraken gemaakt over het volgende soortgelijke evenement. Eiser beschikt over evaluaties en ‘notities vooroverleg’ van andere evenementen dan vuurwerkevenementen. Volgens hem is het onwaarschijnlijk dat zulke informatie bij deze (vuurwerk) evenementen niet bestaat.
11.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het de gewoonte is dat na een evenement een evaluatie wordt gehouden. Niet in alle gevallen gebeurt dat ook. Inhoudelijk is in het kader van het onderhavige Wob-verzoek een evaluatie geleverd van koningsdag 2017, waartoe het vuurwerkevenement behoort. Andere evaluaties zijn niet gehouden en daarom zijn daar ook geen documenten over voorhanden.
11.2.
De rechtbank begrijpt het aangevoerde, zoals weergegeven onder rov. 11 aldus dat eiser stelt dat er meer documenten in de zin van de Wob moeten zijn, gelet op de tekst van het aangehaalde document.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond faalt. Het standpunt van verweerder dat er niet méér documenten over evaluaties zijn komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Het is dan in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Daarin is eiser niet geslaagd.
Artikel 4:5 van de Awb
12. Eiser stelt dat artikel 4:5, derde lid, van de Awb niet van toepassing is. Dat artikel is wel genoemd in het bestreden besluit. Hij voert aan dat hij dit noemt omdat verweerder schrijft: "Op 8 april 2019 hebben wij een nieuwe aanvraag van u ontvangen."
Volgens eiser is dit niet het geval, het is een precisering volgens artikel 3, vierde lid, van de Wob.
12.1.
Verweerder erkent dat het bestreden besluit op dit punt onjuist is.
12.2.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat eiser door deze fout niet is benadeeld. Daarom is er geen aanleiding om het bestreden besluit om deze reden te vernietigen. In plaats daarvan volstaat de rechtbank met de constatering dat tussen partijen niet langer in geschil is dat verweerder artikel 4:5, derde lid, van de Awb onjuist heeft toegepast.
Conclusie
13. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en het bestreden besluit zal vernietigen omdat het is genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen opnieuw een besluit op het bezwaar van eiser te nemen. Op grond van artikel 8:72, vierde lid van de Awb zal de rechtbank bepalen dat verweerder bij het te nemen besluit op het bezwaar van eiser de aanwijzingen in acht moet nemen die hierna zijn vermeld onder rov. 13.1. tot en met 13.5.
Aanwijzingen
13.1.
Verweerder zal in het te nemen besluit op bezwaar de formulering van het Wob- verzoek tot uitgangspunt moeten nemen, zoals dat is weergegeven in de brieven van 1, en
8 april 2019 en de tekst bij de acht foto's van ooievaars die door verweerder zijn overgelegd
als productie 5, tenzij eiser het verzoek alsnog toespitst. In dat geval kan verweerder van het toegespitste verzoek uitgaan.
13.2.
Verweerder zal in het te nemen besluit op bezwaar een standpunt in moeten nemen over het antwoord op de vraag of de stichting
Event Desk Meppelofwel een bestuursorgaan is, ofwel een instelling, dienst of bedrijf is dat zelf geen bestuursorgaan is, maar dat werkzaam is onder verantwoordelijkheid van verweerder. In het laatste geval is bepalend in welke mate het bestuursorgaan opdrachten of aanwijzingen kan geven aan de instelling, dienst of bedrijf en/of in hoeverre de instelling, dienst of bedrijf zich dient te richten naar de opdrachten of aanwijzingen van het bestuursorgaan (vgl. rov. 7.1. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2626, www.rechtspraak.nl).
13.3.
Ter voorbereiding van het te nemen besluit op bezwaar zal verweerder alsnog onderzoek moeten doen naar het antwoord op de vraag of het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die (behoren te) berusten bij de provincie Drenthe. Zo nodig zal verweerder eiser naar de provincie moeten verwijzen, aangezien het aan dat bestuursorgaan is om te beoordelen of het de stukken die onder haar (behoren te) berusten openbaar heeft gemaakt in de zin van de Wob (vgl. artikel 4, van de Wob).
13.4.
Ter voorbereiding van het te nemen besluit op bezwaar zal verweerder alsnog onderzoek moeten doen naar het antwoord op de vraag of er documenten over ecologisch onderzoek onder hem berusten en de uitkomst daarvan moeten betrekken bij het te nemen besluit op bezwaar.
13.5.
In het besluit op bezwaar zal moeten worden gemotiveerd dat er onderzoek is gedaan, wat dat onderzoek heeft opgeleverd, welke documenten kunnen worden verschaft en welke niet, en als dit laatste aan de orde is, welke weigeringsgrond verweerder van toepassing acht, zoals bedoeld in artikel 10 en/ of 11 van de Wob.
Griffierecht
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, zal zij bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Proceskosten
15. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om opnieuw een besluit op het bezwaar van eiser te nemen;
  • bepaalt dat verweerder bij het te nemen besluit op het bezwaar van eiser de aanwijzingen in acht moet nemen die zijn vermeld onder rov. 13.1. tot en met 13.5.;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178, (zegge: honderdachtenzeventig euro) aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 1 september 2020 door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier (buiten staat) rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.