ECLI:NL:RBNNE:2020:2244

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
18/930173-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweldscomponent en doodslag

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging en doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2018 in Hoogeveen samen met medeverdachte(n) een geldbedrag heeft weggenomen van [slachtoffer 1] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte werd echter vrijgesproken van de geweldscomponent, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van een plan om geweld te gebruiken tijdens de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet ter plaatse was op het moment dat het geweld werd toegepast en dat hij geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit niet bewezen was waaruit de schade zou zijn ontstaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de rol van de verdachte in het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930173-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboordedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam 1] , [woonplaats 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2020 (inhoudelijke behandeling), 17 maart 2020 (uitstel van de geplande voortgezette inhoudelijke behandeling in verband met uitbraak van het coronavirus), 28 mei 2020 (voortgezette inhoudelijke behandeling) en 17 juni 2020 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is ter terechtzitting van 10 maart 2020 in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. B. Kaarls, advocaat te 's-Gravenhage. Verdachte is ter terechtzitting van 28 mei 2020 verschenen bij gemachtigde raadsman. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een geldbedrag uit handen van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) accelererend in een auto is/zijn weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor die [slachtoffer 1] (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2018 tot en met 18 oktober 2018 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van (ongeveer) 10.000,- euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich in de QQ-app voorgedaan als aanbieder en/of verkoper van de Chinese valuta (RMB), in ruil voor euro's en/of - zich voorgedaan als bonafide verkoper en/of
- afgesproken een gunstigere wisselkoers te hanteren en/of
- ( om vertrouwen op te wekken) een afspraak gemaakt (na)bij het restaurant van
- die [slachtoffer 1] voorgehouden/beloofd het geldbedrag in Chinese valuta giraal en/of chartaal zou overdragen, in ruil voor het afgesproken geldbedrag van 10.000 euro,-, althans een geldbedrag en/of
- waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van voornoemd geldbedrag en/of
- terwijl verdachte het afgesproken geldbedrag in Chinese valuta niet (op voorhand) heeft overgemaakt en/of overgedragen;
EN
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet:
- accelererend in een auto weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor die [slachtoffer 1] (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig en/of onoordeelkundig heeft gehandeld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- accelererend in een auto weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor, althans mede waardoor het aan zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] , (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), zodanig letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, dat die [slachtoffer 1] aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool en/of een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd - kort weergegeven -dat er voor wat betreft de diefstal sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , voorafgaand, tijdens en na de diefstal, waardoor er sprake is van medeplegen. Ten aanzien van de geweldscomponent heeft de officier van justitie gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij de diefstal geweld zou worden gebruikt. Ook was verdachte niet ter plaatse op het moment dat het geweld werd toegepast, waardoor hij geen actieve bijdrage aan het geweld heeft geleverd en ook niet heeft kunnen voorkomen dat dit geweld zou worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd - kort samengevat - dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] is meegegaan naar Hoogeveen in de veronderstelling dat er geld zou worden opgehaald. Verdachte is enkel meegegaan in verband met de veiligheid. Verdachte heeft zich afzijdig gehouden bij het wisselen van het geld en is hier niet fysiek bij aanwezig geweest. De raadsman heeft voorts gesteld dat er geen sprake is geweest van een vooropgezet plan en dat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde, waardoor niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de diefstal. Aan de geweldshandelingen heeft verdachte evenmin een wezenlijke bijdrage geleverd, waardoor verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van oplichting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet betrokken is geweest bij het maken van afspraken, bij de chatgesprekken voorafgaand aan het incident of bij het wisselen van het geld, waardoor er geen sprake is van een materiële bijdrage aan de tenlastegelegde oplichting. Nu verdachte niet betrokken is geweest bij enige geweldshandeling dient hij eveneens vrijgesproken te worden van het medeplegen van doodslag en het medeplegen van dood door schuld.
Met de officier van justitie is de raadsman verder van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 ten laste gelegde zodat verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank [1]
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Voorfase
Op 22 september 2018 omstreeks 17:29 uur is er via de QQ-app contact gemaakt tussen de gebruikers met de chatnamen [chatnaam] (fonetisch) en [chatnaam] (fonetisch). [chatnaam] maakt daarbij gebruik van het unieke [nummer] en [chatnaam] van het unieke [nummer] . [2]
[getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat hij gebruikmaakt van het [nummer] . [3]
Het [nummer] is in het verleden gebruikt door een onderneming genaamd [Naam onderneming] met het Kamer van Koophandel-nummer [registratienummer] . Dit betrof een eenmanszaak in koeriersdiensten waarvan verdachte eigenaar was. Het bedrijf is opgeheven met ingang van 27 oktober 2014. [4]
De gebruiker met de chatnaam [chatnaam] heeft in twee groepsgesprekken op meerdere momenten aangegeven dat hij euro's wil inkopen. Op 22 september 2018 heeft de gebruiker met de chatnaam [chatnaam] rechtstreeks aan [chatnaam] gevraagd of hij euro's wil. In de periode tussen 22 september 2018 en 18 oktober 2018, 21:30 uur, is er vervolgens meermalen via de QQ-app contact geweest tussen de beide personen waarbij onder meer gesproken is over de hoeveelheid euro's die gewisseld kon worden, de prijs, de wijze waarop geld zou worden overgemaakt en de plaats en tijd waar de geldwissel zou plaatsvinden. [chatnaam] heeft daarbij op 17 oktober 2018 aangegeven dat het Chinese geld (Yuan) overgemaakt zal worden door middel van een bankoverschrijving. Vervolgens heeft [chatnaam] het telefoonnummer [telefoonnummer] doorgegeven als telefoonnummer waar contact mee kan worden opgenomen en is er een afspraak gemaakt om op 18 oktober 2018 om 21:00 uur bij [restaurant 1] in Hoogeveen het geld te wisselen. [5]
In de (gecrashte) BMW 7-serie voorzien van het kenteken [kenteken] is een witte Huawei telefoon aangetroffen met daarin de (Lyca-)simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] . In de Huawei-telefoon is voorts het telefoonnummer [telefoonnummer] actief geweest, welk nummer in de periode 12-8-2018 tot en met 15-9-2018 op naam stond van [slachtoffer 2] op het adres [straatnaam 2] , [woonplaats 2] . Dit adres komt overeen met het GBA-adres van verdachte. [6] Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 maart 2020 bevestigd dat hij bedoelde [slachtoffer 2] is. [7]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] was vanaf 15 september 2018 tot en met 18 oktober 2018 (datum inbeslagname telefoon) in gebruik in de aangetroffen Huawei. Op 20 september 2018 is op de Huawei de applicatie WeChat geïnstalleerd en zijn er aansluitend door de gebruiker diverse berichten via WeChat verstuurd. Op dat moment waren het telefoonnummer [telefoonnummer] en een telefoonnummer van verdachte [telefoonnummer] ) in gebruik in de omgeving van Den Haag, in de directe omgeving van de toenmalige verblijfplaats van verdachte. De iPhone met het telefoonnummer [telefoonnummer] , die in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft rond dat tijdstip zendmasten aangestraald in de omgeving van Amsterdam.
Op 17 en 18 oktober 2018 is er vervolgens contact geweest tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] en het telefoonnummer van [naam] (hierna: [naam] ) ( [telefoonnummer] ). [8] [naam] is de echtgenote van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de Huawei van verdachte is. [9] Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte contact heeft gehad met de Chinezen van het restaurant. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 18 oktober 2018 samen met verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) vanuit Den Haag naar Hoogeveen gereden in twee verschillende auto's. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij na afloop van de geldwissel, in verband met de veiligheid, gezamenlijk of apart zouden terugrijden en dat het ontvangen geld mogelijk zou worden overgeplaatst in de BMW 1-serie. [11]
Hoogeveen
Er zijn camerabeelden veiliggesteld. Dit betreffen camerabeelden, gemaakt vanaf een perceel aan het [straatnaam 3] te Hoogeveen. Deze camerabeelden bieden zicht op de openbare weg en de achterzijde van [restaurant 2] te Hoogeveen. Op deze camerabeelden is te zien dat op 18 oktober 2018 om 21:22:05 uur een BMW 1-serie komt aanrijden vanuit het [straatnaam 3] in de richting van de achterzijde van het Chinees restaurant. De spaakvelgen van deze auto komen overeen met de velgen van de hiervoor genoemde BMW 1-serie met het kenteken [kenteken] . Deze BMW 1-serie stopt twee keer op verschillende plekken en rijdt om 21:24:30 uur weg in de richting van het [straatnaam 3] .
Om 21:33:37 uur komt medeverdachte [medeverdachte 1] met de BMW 7-serie aanrijden vanuit de richting van het [straatnaam 3] . Hij parkeert de auto achteruit in, met de achterkant van de auto richting de muur en stapt uit de auto. Terwijl de auto geparkeerd staat en verdachte zich buiten de auto bevindt, blijft de voor- en achterverlichting van de auto branden. Tegelijkertijd heeft verdachte de BMW 1-serie buiten het zicht, maar in de nabijheid van medeverdachte [medeverdachte 1] , langs de weg geparkeerd.
De bijrijder, [medeverdachte 2] , stapt uit de BMW 1-serie en loopt richting de BMW 7-serie waar medeverdachte [medeverdachte 1] in zit. Daar aangekomen posteert [medeverdachte 2] zich, op aanwijzen van medeverdachte [medeverdachte 1] , achter een schuin aflopend muurtje op ongeveer 10 meter van de plaats waar de BMW 7-serie geparkeerd staat. Medeverdachte [medeverdachte 1] neemt daarna weer plaats achter het stuur van de BMW 7-serie. De voor- en achter verlichting van de auto blijft branden. [12]
Vervolgens verschijnt [naam] op de camerabeelden. [naam] komt aanlopen vanuit de richting van [restaurant 1] en loopt in de richting van de BMW 7-serie. [naam] keert dan om en loopt terug. Korte tijd later komt [naam] opnieuw aanlopen, ditmaal samen met [getuige] . Zij lopen naar de BMW 7-serie. Volgens de verklaring van [naam] vragen zij en [getuige] aan medeverdachte [medeverdachte 1] of hij binnen wil komen in het Chinees restaurant om daar het geld te wisselen. [13] Medeverdachte [medeverdachte 1] weigert dit en blijft in de auto zitten. [14] Vervolgens loopt [naam] terug in de richting van het Chinees restaurant. [getuige] blijft bij de auto staan. Om 21:44:09 uur loopt [slachtoffer 1] vanuit de richting van het restaurant naar de BMW 7-serie met een zak/tas in zijn handen met daarin een hoeveelheid geld. [15] [getuige] en [slachtoffer 1] blijven enkele minuten bij de auto staan, waarbij het raam van het bestuurdersportier open is. [16] De voor- en achter verlichting van de auto blijft permanent branden. [17]
Tussen 21:36:38 uur en 21:46:34 uur is er meermalen via de app WeChat contact geweest tussen medeverdachte [medeverdachte 1] ([chatnaam]) en verdachte ( [verdachte] ). Verdachte vraagt om 21:37:26 aan [medeverdachte 1] : "Mag ik nu draaien?", waarop [medeverdachte 1] antwoordt: "Wacht hij/zij brengt geld". Wanneer [medeverdachte 1] aangeeft dat hij waarschijnlijk iets later vertrekt, reageert verdachte met: "Vertel over het geld". Even later appt [medeverdachte 1] aan verdachte: “Er is een jongen”, waarop verdachte reageert met: "Dat is die met mij gesproken heeft". Dan vraagt verdachte: “Is het klaar?”. [medeverdachte 1] antwoordt: "Nee, er is nog een beetje om te doen" en: "Veel mensen". Verdachte reageert met: "Zijn ze allemaal samen uit gekomen/ naar buiten gekomen" en vraagt nogmaals: "Mag ik nu draaien?". Tegelijkertijd is er contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] via WeChat. [medeverdachte 1] stuurt onder meer aan [medeverdachte 2] de berichten: "Je mag meteen wegrijden als ik binnenkom" en (ongeveer vier minuten later): "Teveel mensen". [18]
Om 21:48:00 uur gaan [slachtoffer 1] en [getuige] dichter bij de BMW 7-serie staan. Om 21:48:06 uur gaat de binnenverlichting van de BMW aan. Er ontstaat een schermutseling/handgemeen tussen medeverdachte [medeverdachte 1] enerzijds en [getuige] en [slachtoffer 1] anderzijds. Om 21:48:11 uur gaat de BMW rijden, eerst kort rechtuit. Bij het wegrijden gaan de remlichten uit. Vervolgens maakt de auto een haakse bocht naar rechts. Vlak voordat de BMW de bocht maakt, lichten de remlichten van de BMW kort op. Nadat de bocht is gemaakt, rijdt de BMW accelererend rechtuit over het [straatnaam 3] . Op het moment dat de BMW is gaan rijden, houden [slachtoffer 1] en [getuige] zich vast aan (het portier van) de BMW en/of aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Na enkele meters valt [getuige] op de grond, op het moment dat de BMW de haakse bocht maakt en versnelt. [slachtoffer 1] blijft zich vasthouden aan de BMW en/of aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarbij sleept [slachtoffer 1] met zijn schoenen over het wegdek. [19]
Tussen het moment dat [slachtoffer 1] naast het bestuurdersportier staat en het moment dat de auto in beweging komt, is op enig moment het geld dat [slachtoffer 1] bij zich had, in handen gekomen van medeverdachte [medeverdachte 1] . In de BMW 7-serie is een hoeveelheid contant geld aangetroffen ter waarde van in totaal € 14.385,00. Dit bedrag bestond uit een bedrag van € 4.585,00 dat is aangetroffen in een papieren cafetariazak met hierop de tekst "eet smakelijk". Het overige geld (€ 9.800,00) werd los aangetroffen op de vloer, tussen de stoelen en op en onder de stoelen van de BMW 7-serie.
Achter de passagiersstoel in de BMW 7-serie werd deels achter/onder de bijrijdersstoel een blauwe tas gevonden met het opschrift "Nike". In die tas werden onder meer een gaspistool en een stroomstootwapen aangetroffen. [20]
Uit de Verkeersongevalsanalyse blijkt dat de BMW 7-serie accelererend is weggereden in een rechte lijn over een afstand van ongeveer 67 meter totdat deze met een snelheid van ongeveer 61 kilometer per uur tegen een betonnen muur tot stilstand is gekomen. Er zijn geen remsporen aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat er door medeverdachte [medeverdachte 1] geremd is. [slachtoffer 1] heeft aan de bestuurderskant van de BMW gehangen en door de botsing met de betonnen muur is de BMW abrupt tot stilstand gekomen. Het lichaam van [slachtoffer 1] heeft de voorwaartse beweging vervolgd en is hard in aanraking gekomen met het linker voorportier van de auto. Het linker voorportier stond na de botsing open en was gedeformeerd. Tijdens deze gebeurtenissen heeft de veiligheidsgordel van medeverdachte [medeverdachte 1] achterlangs zijn lichaam vastgezeten in de sluiting. [21]
[slachtoffer 1] is tijdens het vervoer naar het ziekenhuis in de ambulance overleden als gevolg van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend (en mogelijk deels comprimerend) geweld. Daardoor is uitgebreide schade aan vitale organen/structuren aan de borstwand en in de borstholte ontstaan hetgeen doorgaans gepaard gaat met onder andere functieverlies van die organen/structuren. Bewustzijnsstoornissen als gevolg van het geweld op het hoofd en bloedverlies kunnen aan het overlijden hebben bijgedragen. Er waren geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden konden verklaren of voor de toedracht van belang zouden kunnen zijn geweest. [22]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als gevolg van de botsing letsel opgelopen. Zo had hij verschillende bloeduitstortingen, scheurwonden, oppervlakkige schaafwonden, diepere schaafwonden en wrijfwonden. Ook was er sprake van inwendig letsel. Zijn heup was uit de kom en daarnaast had hij een botbreuk in zijn onderkaak, een hoofdwond en een wond bij zijn oorlel. [23] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geen veiligheidsgordel gedragen, nu deze achter zijn rug om in de sluiting was bevestigd. Medeverdachte [medeverdachte 1] is als gevolg van de botsing met zijn hoofd tegen de luidspreker in het linker voorportier aangekomen en als gevolg van het letsel is hij korte tijd buiten bewustzijn geweest. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] kort na het incident bij kennis was en dat verdachte heeft gezegd dat hij pijn heeft aan zijn heup. Ook heeft [verbalisant] gezien en gehoord dat medeverdachte [medeverdachte 1] kort na het incident sprak met verdachte in een voor [verbalisant] onbekende taal. Verdachte is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [24]
De BMW 7-serie was voorzien van een Automatic Hold functie. Deze functie heeft als doel het automatisch vasthouden en loslaten van de rem. Deze functie kan na het starten van de motor worden geactiveerd door de bestuurder. Voor het activeren van de Automatic Hold functie dient het bestuurdersportier gesloten te zijn en dient de gesp van de veiligheidsgordel van de bestuurder in de sluiting te zijn geplaatst. Wanneer deze functie is geactiveerd en het rempedaal wordt losgelaten, blijft de auto geremd en blijven ook de remlichten branden. Wanneer vervolgens het gaspedaal wordt ingedrukt komt de auto in beweging en gaan de remlichten uit. Er hoeven dan geen verdere handelingen door de bestuurder te worden verricht. De Automatic Hold functie wordt automatisch gedeactiveerd wanneer het bestuurdersportier wordt geopend en de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt. In dat geval wordt de elektromechanische parkeerrem geactiveerd en wordt de versnellingsbak direct in de P-stand geplaatst. Doordat de autogordel achter de rug om van medeverdachte [medeverdachte 1] in de sluiting was geplaatst, is het mogelijk geweest om het portier te openen en de auto te verlaten zonder dat het veiligheidsmechanisme in werking treedt en de Automatic Hold functie werd gedeactiveerd. [25]
Ten tijde van het onderzoek is telefoonverkeer afgeluisterd. Uit de tapgesprekken blijkt dat meerdere gesprekken zijn gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, waarbij gesproken is over betalingsbewijzen en over waar deze betalingsbewijzen aan moeten voldoen. Ook is er in meerdere gesprekken gesproken over de verklaringen die tegenover de politie worden afgelegd. [26]
Op 14 november 2018 heeft de toenmalige raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] , mr. H.J. Voors, een e-mail met een vijftal bijlagen (documenten) doen toekomen aan de officier van justitie mr. T. Klooster. Uit deze documenten zou moeten blijken dat op 18 oktober 2018 tussen 21:03:02 uur en 21:49:59 uur 12 geldtransacties (overboekingen) met een totale waarde van 600.000 Yuan hebben plaatsgevonden naar een rekeningnummer van “de Chinezen in Hoogeveen” (dus van [slachtoffer 1] c.s.). Uit onderzoek is gebleken dat deze overboekingen niet hebben plaatsgevonden en dat de documenten niet echt zijn. [27]
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, het in vereniging voorhanden hebben van een gaspistool en/of een stroomstootwapen, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich op enig moment bewust is/zijn geweest van de aanwezigheid van het gaspistool en/of het stroomstootwapen in de BMW 7-serie. Dit maakt dat verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Op grond van de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden en de daarbij in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Diefstal
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van 'wegnemen' met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Voor het bestanddeel 'wegnemen' in de zin van artikel 310 Sr is beslissend dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit goed zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. [28] De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of het geld door medeverdachte [medeverdachte 1] uit handen van [slachtoffer 1] is gepakt dan wel of het geld door [slachtoffer 1] aan medeverdachte [medeverdachte 1] is afgegeven. De rechtbank acht wetenschap over hoe dit precies is gegaan, echter niet noodzakelijk om, in dit geval, te kunnen vaststellen dat er wel degelijk sprake is van 'wegnemen' in de zin van artikel 310 Sr. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] op enig moment het geldbedrag in handen heeft gekregen, terwijl [slachtoffer 1] nog niet het oogmerk van bezitsoverdracht heeft gehad, immers de door medeverdachte [medeverdachte 1] toegezegde (gelijktijdige, door middel van overboekingen) overdracht van het Chinese geld had niet plaatsgevonden. Voor zover medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens het onderzoek heeft verklaard dat het Chinese geld reeds op een eerder moment aan “de Chinezen in Hoogeveen” was overgemaakt, overweegt de rechtbank dat onderzoek heeft aangetoond dat die verklaring leugenachtig is. De door de voormalige raadsman van verdachte overlegde bewijstukken van de overboeking van het Chinese geld zijn niet echt en de iPhone 8 waarmee volgens verdachte het bewijs kan worden geleverd dat het Chinese geld daadwerkelijk is overgemaakt is door de politie niet aangetroffen in de auto. De rechtbank gaat er van uit dat er geen Chinees geld is overgemaakt aan de Chinezen in Hoogeveen. Medeverdachte [medeverdachte 1] wist derhalve dat hij geen recht had op het geld van [slachtoffer 1] . De rechtbank leidt voorts uit de bewijsmiddelen af dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte ook nimmer de intentie hebben gehad, hun deel van de afspraak (het leveren van het Chinese geld aan [slachtoffer 1] c.s.) gestand te doen.
Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien met de omstandigheid dat verdachte vervolgens accelererend is weggereden, is de rechtbank van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 1] , op het moment dat hij het geld in bezit heeft genomen/gekregen, als heer en meester heeft beschikt over dat geld en dat hij zich dat geld op dat moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. [29]
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben beiden contact gehad met [slachtoffer 1] c.s. over het wisselen van geld. Het unieke QQ-nummer, waarmee gesprekken zijn gevoerd over het wisselen van geld, is te koppelen aan een voormalig bedrijf van verdachte (Tarim Line Express). Ook kunnen de witte Huawei telefoon en de daarin gebruikte telefoonnummers (met welke telefoonnummers contact is gelegd met [slachtoffer 1] c.s.) aan verdachte worden gelinkt. Vervolgens is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in twee verschillende auto's naar Hoogeveen gereden. Kort voordat medeverdachte [medeverdachte 1] de BMW 7-serie heeft geparkeerd, is de BMW 1-serie op diezelfde plek geweest. Verdachte heeft vervolgens, op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] met diens auto (BMW 7-serie) op het [straatnaam 3] geparkeerd stond, zijn auto (BMW 1-serie) een straat verderop buiten het zicht neergezet. Op dat moment heeft verdachte middels WeChat contact gehouden met medeverdachte [medeverdachte 1] over de gang van zaken, waardoor verdachte een actieve rol heeft gehad. Na afloop van het incident zijn er gesprekken afgeluisterd tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waaruit blijkt dat verdachte bezig is geweest om geldoverschrijvingsbewijzen te regelen. Naderhand is gebleken dat de door medeverdachte [medeverdachte 1] ingebrachte geldoverschrijvingsbewijzen vals waren en dat er door of namens verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] nooit geld is overgemaakt naar [slachtoffer 1] c.s.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte geweest van het voornemen om het geld weg te nemen en hij heeft daar een actieve bijdrage aan geleverd. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van de diefstal bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het medeplegen niet kan worden aangenomen voor de geweldscomponent, aangezien niet is gebleken dat er op voorhand sprake was van een plan om bij de diefstal geweld te gebruiken. Ook was verdachte niet ter plaatse op het moment dat het geweld werd toegepast, waardoor hij geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het door medeverdachte [medeverdachte 1] uitgeoefende geweld en ook niet heeft kunnen voorkomen dat er geweld toegepast zou worden bij de diefstal.
Nu de rechtbank dit gedeelte (dus de geweldscomponent) van de tenlastelegging niet bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte onder de strafbaarstelling van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht vallen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor een integrale vrijspraak. Wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van taakstraf met een proeftijd van 1 jaar passend zou zijn, gelet op de minimale rol van verdachte bij het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan diefstal van een hoeveelheid geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] . Verdachte is op 18 oktober 2018 samen met twee anderen - onder wie medeverdachte [medeverdachte 1] - vanuit Den Haag naar Hoogeveen gereden, zogenaamd om euro's te wisselen voor Chinees geld. Verdachte wist evenwel dat er geen geld overgemaakt was in ruil voor de te verkrijgen euro's en ook wist hij dat er geen geld overgemaakt zou worden. Verdachte heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 1] en heeft een actieve rol gespeeld voor, na en tijdens de diefstal. Verdachte heeft puur gehandeld uit eigen financieel gewin en geen respect getoond voor het persoonlijke eigendom van [slachtoffer 1] . De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is begaan, uit het oogpunt van vergelding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd op zijn plaats is. De rechtbank zal echter een minder hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende, zal de rechtbank overgaan tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 587.986,00 ter vergoeding van materiële schade, een bedrag van € 1.815,00 ter vergoeding van de factuur van [bedrijf] , vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en vergoeding van de proceskosten conform het daarvoor geldende liquidatietarief,
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 24.181,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 3.572,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak en het feit dat het fatale ongeval voor verdachte niet te voorzien is geweest. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat nader onderzoek naar de financiële situatie van de benadeelde partijen en de onderliggende bedrijven noodzakelijk is en dat de benadeelde partijen daarom niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen voor zover deze zien op het gederfde levensonderhoud. De behandeling en beoordeling van deze vordering zijn te ingewikkeld en leveren hierdoor een onevenredige belasting van het strafgeding op. De schadeposten die worden opgevoerd met betrekking tot de kosten voor een dubbelgraf dienen naar het oordeel van de verdediging gehalveerd te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan, aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen van de geweldscomponent. Nu de schade het gevolg is geweest van dit onderdeel van de tenlastelegging, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen jegens verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/930173-18, feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2020.
Mr. Läkamp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Noord-Nederland, districtsrecherche Drenthe, onderzoek SCORIA met het kenmerk NN3R018086 en met het dossiernummer 2018298693, met als sluitingsdatum 18 juni 2019.
2.Proces-verbaal bevindingen uitlezen telefoon [getuige] , p. 1540 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1190 e.v.
4.Proces-verbaal QQ-nummer, p. 2065 e.v.
5.Proces-verbaal bevindingen uitlezen telefoon [getuige] , p. 1540 e.v.
6.Proces-verbaal Lyca-simkaart en Huawei, p. 1576 e.v.
7.Procesverbaal terechtzitting inzake [verdachte] d.d. 10 maart en 17 maart 2020, p. 3.
8.Proces-verbaal Lyca-simkaart en Huawei, p. 1576 e.v. en proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p.1233 e.v. (p. 1238 specifiek).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 747 e.v. (p. 768 specifiek).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 731 e.v. (p. 737 specifiek).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 747 e.v. (p. 762 specifiek).
12.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 1216 e.v. (p. 1226 specifiek).
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 747 e.v. (p. 762 specifiek) (zie ook PV-zitting. 10 maart 2020).
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] door de rechter-commissaris, d.d. 26 augustus 2019, 17 oktober 2019 en 31 oktober 2019, p. 2.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 697.
17.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1389 e.v. en proces-verbaal bevindingen p. 1396.
19.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 905 e.v., KVI p. 261, KVI p. 262 en proces-verbaal onderzoek wapen p. 1996 e.v.
21.VOA-rapportage, p. 1039 e.v. (zie ook p. 1076 en het proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.).
22.Definitief sectierapport [slachtoffer 1] d.d. 2 oktober 2019 (na sluitingsdatum toegevoegd aan het dossier).
23.Letselrapportage [medeverdachte 1] , p. 957 e.v.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 867 e.v.
25.Aanvullende VOA-rapportage d.d. 27 november 2019 (na sluitingsdatum toegevoegd aan het dossier).
26.Proces-verbaal bevindingen relevante geluidsopnamen en tapgesprekken, p. 1623 e.v.
27.Proces-verbaal vertaling documenten (met bijlagen), p. 1811 e.v. en proces-verbaal van bevindingen aangeleverde documenten, p. 1881 e.v.
28.Zie ook HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1251, NJ 2015/259 en HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159, m.nt. Mevis.
29.Zie ook HR 23 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:676).