ECLI:NL:RBNNE:2020:2234

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
18/930174-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, resulterend in de dood van het slachtoffer tijdens een vluchtpoging

Op 18 oktober 2018 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, een geldbedrag van het slachtoffer [slachtoffer 1] weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de vluchtpoging, waarbij het slachtoffer zich vasthield aan de auto van de verdachte, is de auto met een hoge snelheid tegen een muur gebotst, wat resulteerde in de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door accelererend weg te rijden, terwijl hij wist dat het slachtoffer zich aan de auto vasthield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor diefstal met geweld, waarbij de dood van het slachtoffer het gevolg was van zijn handelen. De vordering van de benadeelde partij, de weduwe van het slachtoffer, is gedeeltelijk toegewezen, evenals de vorderingen van de kinderen van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder een gaspistool en een stroomstootwapen, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930174-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 25 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te PI Alphen a/d Rijn, HvB Maatschapslaan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2020 (inhoudelijke behandeling), 17 maart 2020 (uitstel van de geplande voortgezette inhoudelijke behandeling in verband met uitbraak van het coronavirus), 28 mei 2020 (voortgezette inhoudelijke behandeling) en 17 juni 2020 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is op 10 maart 2020 en 28 mei 2020 verschenen, bijgestaan door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een geldbedrag uit handen van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) accelererend in een auto is/zijn weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor die [slachtoffer 1] (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2018 tot en met 18 oktober 2018 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van (ongeveer) 10.000,- euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich in de QQ-app voorgedaan als aanbieder en/of verkoper van de Chinese valuta (RMB), in ruil voor euro's en/of - zich voorgedaan als bonafide verkoper en/of
- afgesproken een gunstigere wisselkoers te hanteren en/of
- ( om vertrouwen op te wekken) een afspraak gemaakt (na)bij het restaurant van
- die [slachtoffer 1] voorgehouden/beloofd het geldbedrag in Chinese valuta giraal en/of chartaal zou overdragen, in ruil voor het afgesproken geldbedrag van 10.000 euro,-, althans een geldbedrag en/of
- waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van voornoemd geldbedrag en/of
- terwijl verdachte het afgesproken geldbedrag in Chinese valuta niet (op voorhand) heeft overgemaakt en/of overgedragen;
EN
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet:
- accelererend in een auto weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor die [slachtoffer 1] (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig en/of onoordeelkundig heeft gehandeld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- accelererend in een auto weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans aan (het portier van) die auto en/of
- ( waarna) die auto (met een botsing) tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor, althans mede waardoor het aan zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] , (ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld), zodanig letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, dat die [slachtoffer 1] aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool en/of een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd - kort weergegeven - dat verdachte, terwijl hij zich als bestuurder in een (stilstaande) auto bevond, geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), eigenaar van Chinees restaurant [bedrijfsnaam 1] te Hoogeveen, heeft weggenomen met het oogmerk om zich dat geld wederrechtelijk toe te eigenen. Vervolgens is verdachte accelererend weggereden, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zich vasthielden aan de auto en/of aan verdachte zelf. Verdachte heeft aldus geweld toegepast met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren. De verklaring van verdachte dat hij buiten bewustzijn was ten tijde van het rijden van de auto acht de officier van justitie niet aannemelijk. Verdachte had moeten remmen op het moment dat duidelijk was dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich aan de auto dan wel aan verdachte vasthielden. Als gevolg van het handelen van verdachte is de auto tegen een betonnen muur gebotst waarbij [slachtoffer 1] is komen te overlijden.
Voorts heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van de diefstal van het geld, zodat in zoverre sprake is van medeplegen. Ten aanzien van de geweldscomponent kan niet worden gesteld dat er sprake is van medeplegen nu de toepassing van geweld niet voorzienbaar is geweest voor medeverdachte [medeverdachte] en hij hier geen actieve rol in heeft gespeeld.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een gaspistool en een stroomstootwapen zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd - kort samengevat - dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze feiten (al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] ) heeft gepleegd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het geld door [slachtoffer 1] aan verdachte is overhandigd en dat dit uitdrukkelijk niet onder enige dwang of dreiging met geweld is gebeurd. Van 'wegnemen' in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is derhalve geen sprake. Wat er volgens de raadsman is gebeurd, is dat verdachte plotseling is aangevallen door [slachtoffer 1] , waarbij [slachtoffer 1] verdachte op het hoofd heeft geslagen. Verdachte heeft vervolgens vanuit een reflex gehandeld, door welke reflex het gaspedaal van de auto is ingedrukt waardoor de motor van de auto is geactiveerd. Daarna is de auto feitelijk stuurloos geworden doordat [slachtoffer 1] verdachte vermoedelijk in een nekklem heeft gehouden. Nu er geen sprake is van een weloverwogen, bewuste actie van verdachte, kan niet worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ook is er volgens de raadsman geen wettig en overtuigend bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde oplichting, waarbij hij heeft aangevoerd dat een illegale geldwisseltransactie niet als een beschermd belang in de zin van artikel 326 Sr kan gelden en dat bovendien niet gesteld kan worden dat er sprake is geweest van oplichting. Voor doodslag is volgens de raadsman evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs, aangezien niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] , ook niet in voorwaardelijke zin. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde dood door schuld heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte juist door het handelen van [slachtoffer 1] niet meer in de gelegenheid was om de auto tot stilstand te brengen en dat verdachte dus niet aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig en/of onoordeelkundig heeft gehandeld.
Met de officier van justitie is de raadsman verder van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 ten laste gelegde zodat verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank [1]
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Voorfase
Op 22 september 2018 omstreeks 17:29 uur is er via de QQ-app contact gemaakt tussen de gebruikers met de chatnamen [gebruikersnaam 1] (fonetisch) en [gebruikersnaam 2] (fonetisch). [gebruikersnaam 1] maakt daarbij gebruik van het unieke QQ-nummer [QQ-nummer 1] en [gebruikersnaam 2] van het unieke QQ-nummer [QQ-nummer 2] . [2]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat hij gebruikmaakt van het QQ-nummer [QQ-nummer 2] . [3]
Het QQ-nummer [QQ-nummer 1] is in het verleden gebruikt door een onderneming genaamd [bedrijfsnaam 2] met het Kamer van Koophandel-nummer [KvK-nummer] . Dit betrof een eenmanszaak in koeriersdiensten waarvan medeverdachte [medeverdachte] eigenaar was. Het bedrijf is opgeheven met ingang van 27 oktober 2014. [4]
De gebruiker met de chatnaam [gebruikersnaam 1] heeft in twee groepsgesprekken op meerdere momenten aangegeven dat hij euro's wil inkopen. Op 22 september 2018 heeft de gebruiker met de chatnaam [gebruikersnaam 2] rechtstreeks aan [gebruikersnaam 1] gevraagd of hij euro's wil. In de periode tussen 22 september 2018 en 18 oktober 2018, 21:30 uur, is er vervolgens meermalen via de QQ-app contact geweest tussen de beide personen waarbij onder meer gesproken is over de hoeveelheid euro's die gewisseld kon worden, de prijs, de wijze waarop geld zou worden overgemaakt en de plaats en tijd waar de geldwissel zou plaatsvinden. [gebruikersnaam 1] heeft daarbij op 17 oktober 2018 aangegeven dat het Chinese geld (Yuan) overgemaakt zal worden door middel van een bankoverschrijving. Vervolgens heeft [gebruikersnaam 1] het telefoonnummer [telefoonnummer 1] doorgegeven als telefoonnummer waar contact mee kan worden opgenomen en is er een afspraak gemaakt om op 18 oktober 2018 om 21:00 uur bij Restaurant [bedrijfsnaam 1] in Hoogeveen het geld te wisselen. [5]
In de (gecrashte) BMW 7-serie voorzien van het kenteken [kenteken 1] is een witte Huawei telefoon aangetroffen met daarin de (Lyca-)simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In de Huawei-telefoon is voorts het telefoonnummer [telefoonnummer 2] actief geweest, welk nummer in de periode 12-8-2018 tot en met 15-9-2018 op naam stond van [afgekorte naam medeverdachte] op het adres [adres] . Dit adres komt overeen met het GBA-adres van medeverdachte [medeverdachte] . [6] Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting van 10 maart 2020 bevestigd dat hij bedoelde [afgekorte naam medeverdachte] is. [7]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] was vanaf 15 september 2018 tot en met 18 oktober 2018 (datum inbeslagname telefoon) in gebruik in de aangetroffen Huawei. Op 20 september 2018 is op de Huawei de applicatie WeChat geïnstalleerd en zijn er aansluitend door de gebruiker diverse berichten via WeChat verstuurd. Op dat moment waren het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en een telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] (06-87905485) in gebruik in de omgeving van Den Haag, in de directe omgeving van de toenmalige verblijfplaats van [medeverdachte] . De iPhone met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , die in gebruik was bij verdachte [verdachte] , heeft rond dat tijdstip zendmasten aangestraald in de omgeving van Amsterdam.
Op 17 en 18 oktober 2018 is er vervolgens contact geweest tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer van de echtgenote van [slachtoffer 1] , [echtgenote slachtoffer 1] (hierna: [echtgenote slachtoffer 1] ) ( [telefoonnummer 4] ). [8] Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat de Huawei van medeverdachte [medeverdachte] is. [9] Ook heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] contact heeft gehad met de Chinezen van het restaurant. [10]
Verdachte is op 18 oktober 2018 samen met medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) vanuit Den Haag naar Hoogeveen gereden in twee verschillende auto's. Verdachte heeft verklaard dat zij na afloop van de geldwissel, in verband met de veiligheid, gezamenlijk of apart zouden terugrijden en dat het ontvangen geld mogelijk zou worden overgeplaatst in de BMW 1-serie. [11]
Hoogeveen
Er zijn camerabeelden veiliggesteld. Dit betreffen camerabeelden, gemaakt vanaf een perceel aan [straat] te Hoogeveen. Deze camerabeelden bieden zicht op de openbare weg en de achterzijde van Chinees restaurant [bedrijfsnaam 1] te Hoogeveen. Op deze camerabeelden is te zien dat op 18 oktober 2018 om 21:22:05 uur een BMW 1-serie komt aanrijden vanuit [straat] in de richting van de achterzijde van het Chinees restaurant. De spaakvelgen van deze auto komen overeen met de velgen van de hiervoor genoemde BMW 1-serie met het kenteken [kenteken 2] . Deze BMW 1-serie stopt twee keer op verschillende plekken en rijdt om 21:24:30 uur weg in de richting van [straat] .
Om 21:33:37 uur komt verdachte met de BMW 7-serie aanrijden vanuit de richting van [straat] . Hij parkeert de auto achteruit in, met de achterkant van de auto richting de muur en stapt uit de auto. Terwijl de auto geparkeerd staat en verdachte zich buiten de auto bevindt, blijft de voor- en achterverlichting van de auto branden. Tegelijkertijd heeft medeverdachte [medeverdachte] de BMW 1-serie buiten het zicht, maar in de nabijheid van verdachte, langs de weg geparkeerd.
De bijrijder, [betrokkene] , stapt uit de BMW 1-serie en loopt richting de BMW 7-serie waar verdachte in zit. Daar aangekomen posteert [betrokkene] zich, op aanwijzen van verdachte, achter een schuin aflopend muurtje op ongeveer 10 meter van de plaats waar de BMW 7-serie geparkeerd staat. Verdachte neemt daarna weer plaats achter het stuur van de BMW 7-serie. De voor-en achter verlichting van de auto blijft branden. [12]
Vervolgens verschijnt [echtgenote slachtoffer 1] op de camerabeelden. [echtgenote slachtoffer 1] komt aanlopen vanuit de richting van Chinees restaurant [bedrijfsnaam 1] en loopt in de richting van de BMW 7-serie. [echtgenote slachtoffer 1] keert dan om en loopt terug. Korte tijd later komt [echtgenote slachtoffer 1] opnieuw aanlopen, ditmaal samen met [slachtoffer 2] . Zij lopen naar de BMW 7-serie. Volgens de verklaring van [echtgenote slachtoffer 1] vragen zij en [slachtoffer 2] aan verdachte of hij binnen wil komen in het Chinees restaurant om daar het geld te wisselen. [13] Verdachte weigert dit en blijft in de auto zitten. [14] Vervolgens loopt [echtgenote slachtoffer 1] terug in de richting van het Chinees restaurant. [slachtoffer 2] blijft bij de auto staan. Om 21:44:09 uur loopt [slachtoffer 1] vanuit de richting van het restaurant naar de BMW 7-serie met een zak/tas in zijn handen met daarin een hoeveelheid geld. [15] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijven enkele minuten bij de auto staan, waarbij het raam van het bestuurdersportier open is. [16] De voor- en achter verlichting van de auto blijft permanent branden. [17]
Tussen 21:36:38 uur en 21:46:34 uur is er meermalen via de app WeChat contact geweest tussen verdachte ( [gebruikersnaam 3] ) en medeverdachte [medeverdachte] ( [gebruikersnaam 4] ). [medeverdachte] vraagt om 21:37:26 aan verdachte: "Mag ik nu draaien?", waarop verdachte antwoordt: "Wacht hij/zij brengt geld". Wanneer verdachte aangeeft dat hij waarschijnlijk iets later vertrekt, reageert [medeverdachte] met: "Vertel over het geld". Even later appt verdachte aan [medeverdachte] : “Er is een jongen”, waarop [medeverdachte] reageert met: "Dat is die met mij gesproken heeft". Dan vraagt [medeverdachte] : “Is het klaar?”. Verdachte antwoordt: "Nee, er is nog een beetje om te doen" en: "Veel mensen". [medeverdachte] reageert met: "Zijn ze allemaal samen uit gekomen/ naar buiten gekomen" en vraagt nogmaals: "Mag ik nu draaien?". Tegelijkertijd is er contact tussen verdachte en [betrokkene] via WeChat. Verdachte stuurt onder meer aan [betrokkene] de berichten: "Je mag meteen wegrijden als ik binnenkom" en (ongeveer vier minuten later): "Teveel mensen". [18]
Om 21:48:00 uur gaan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dichter bij de BMW 7-serie staan. Om 21:48:06 uur gaat de binnenverlichting van de BMW aan. Er ontstaat een schermutseling/handgemeen tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] anderzijds. Om 21:48:11 uur gaat de BMW rijden, eerst kort rechtuit. Bij het wegrijden gaan de remlichten uit. Vervolgens maakt de auto een haakse bocht naar rechts. Vlak voordat de BMW de bocht maakt, lichten de remlichten van de BMW kort op. Nadat de bocht is gemaakt, rijdt de BMW accelererend rechtuit over [straat] . Op het moment dat de BMW is gaan rijden, houden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich vast aan (het portier van) de BMW en/of aan verdachte. Na enkele meters valt [slachtoffer 2] op de grond, op het moment dat de BMW de haakse bocht maakt en versnelt. [slachtoffer 1] blijft zich vasthouden aan de BMW en/of aan verdachte. Daarbij sleept [slachtoffer 1] met zijn schoenen over het wegdek. [19]
Tussen het moment dat [slachtoffer 1] naast het bestuurdersportier staat en het moment dat de auto in beweging komt, is op enig moment het geld dat [slachtoffer 1] bij zich had, in handen gekomen van verdachte. In de BMW 7-serie is een hoeveelheid contant geld aangetroffen ter waarde van in totaal € 14.385,00. Dit bedrag bestond uit een bedrag van € 4.585,00 dat is aangetroffen in een papieren cafetariazak met hierop de tekst "eet smakelijk". Het overige geld (€ 9.800,00) werd los aangetroffen op de vloer, tussen de stoelen en op en onder de stoelen van de BMW 7-serie.
Achter de passagiersstoel in de BMW 7-serie werd deels achter/onder de bijrijdersstoel een blauwe tas gevonden met het opschrift "Nike". In die tas werden onder meer een gaspistool en een stroomstootwapen aangetroffen. [20]
Uit de Verkeersongevalsanalyse blijkt dat de BMW 7-serie accelererend is weggereden in een rechte lijn over een afstand van ongeveer 67 metertotdat deze met een snelheid van ongeveer 61 kilometer per uur tegen een betonnen muur tot stilstand is gekomen. Er zijn geen remsporen aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat er door verdachte geremd is. [slachtoffer 1] heeft aan de bestuurderskant van de BMW gehangen en door de botsing met de betonnen muur is de BMW abrupt tot stilstand gekomen. Het lichaam van [slachtoffer 1] heeft de voorwaartse beweging vervolgd en is hard in aanraking gekomen met het linker voorportier van de auto. Het linker voorportier stond na de botsing open en was gedeformeerd. Tijdens deze gebeurtenissen heeft de veiligheidsgordel van verdachte achterlangs zijn lichaam vastgezeten in de sluiting. [21]
[slachtoffer 1] is tijdens het vervoer naar het ziekenhuis in de ambulance overleden als gevolg van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend (en mogelijk deels comprimerend) geweld. Daardoor is uitgebreide schade aan vitale organen/structuren aan de borstwand en in de borstholte ontstaan hetgeen doorgaans gepaard gaat met onder andere functieverlies van die organen/structuren. Bewustzijnsstoornissen als gevolg van het geweld op het hoofd en bloedverlies kunnen aan het overlijden hebben bijgedragen. Er waren geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden konden verklaren of voor de toedracht van belang zouden kunnen zijn geweest. [22]
Verdachte heeft als gevolg van de botsing letsel opgelopen. Zo had hij verschillende bloeduitstortingen, scheurwonden, oppervlakkige schaafwonden, diepere schaafwonden en wrijfwonden. Ook was er sprake van inwendig letsel. De heup van verdachte was uit de kom en daarnaast had hij een botbreuk in zijn onderkaak, een hoofdwond en een wond bij zijn oorlel. [23] Verdachte heeft geen veiligheidsgordel gedragen, nu deze achter zijn rug om in de sluiting was bevestigd. Verdachte is als gevolg van de botsing met zijn hoofd tegen de luidspreker in het linker voorportier aangekomen en als gevolg van het letsel is verdachte korte tijd buiten bewustzijn geweest. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat verdachte kort na het incident bij kennis was en dat verdachte heeft gezegd dat hij pijn heeft aan zijn heup. Ook heeft [verbalisant] gezien en gehoord dat verdachte kort na het incident sprak met verdachte [medeverdachte] in een voor [verbalisant] onbekende taal. Verdachte is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [24]
De BMW 7-serie was voorzien van een Automatic Hold functie. Deze functie heeft als doel het automatisch vasthouden en loslaten van de rem. Deze functie kan na het starten van de motor worden geactiveerd door de bestuurder. Voor het activeren van de Automatic Hold functie dient het bestuurdersportier gesloten te zijn en dient de gesp van de veiligheidsgordel van de bestuurder in de sluiting te zijn geplaatst. Wanneer deze functie is geactiveerd en het rempedaal wordt losgelaten, blijft de auto geremd en blijven ook de remlichten branden. Wanneer vervolgens het gaspedaal wordt ingedrukt komt de auto in beweging en gaan de remlichten uit. Er hoeven dan geen verdere handelingen door de bestuurder te worden verricht. De Automatic Hold functie wordt automatisch gedeactiveerd wanneer het bestuurdersportier wordt geopend en de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt. In dat geval wordt de elektromechanische parkeerrem geactiveerd en wordt de versnellingsbak direct in de P-stand geplaatst. Doordat de autogordel achter de rug om van verdachte in de sluiting was geplaatst, is het mogelijk geweest om het portier te openen en de auto te verlaten zonder dat het veiligheidsmechanisme in werking treedt en de Automatic Hold functie werd gedeactiveerd. [25]
Ten tijde van het onderzoek is telefoonverkeer afgeluisterd. Uit de tapgesprekken blijkt dat meerdere gesprekken zijn gevoerd tussen verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, en medeverdachte [medeverdachte] waarbij gesproken is over betalingsbewijzen en over waar deze betalingsbewijzen aan moeten voldoen. Ook is er in meerdere gesprekken gesproken over de verklaringen die tegenover de politie worden afgelegd. [26]
Op 14 november 2018 heeft de toenmalige raadsman van verdachte, mr. H.J. Voors, een
e-mail met een vijftal bijlagen (documenten) doen toekomen aan de officier van justitie mr. T. Klooster. Uit deze documenten zou moeten blijken dat op 18 oktober 2018 tussen 21:03:02 uur en 21:49:59 uur 12 geldtransacties (overboekingen) met een totale waarde van 600.000 Yuan hebben plaatsgevonden naar een rekeningnummer van “de Chinezen in Hoogeveen” (dus van [slachtoffer 1] c.s.). Uit onderzoek is gebleken dat deze overboekingen niet hebben plaatsgevonden en dat de documenten niet echt zijn. [27]
Naar aanleiding van het bovenstaande zijn de volgende scenario's geschetst.
Het door de officier van justitie geschetste scenario:
[slachtoffer 1] wilde euro's wisselen voor Chinese Yuan in verband met een geplande reis naar China op 24 oktober 2018. Nadat door zijn zwager [slachtoffer 2] contact is gelegd met verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] via de QQ-app en WeChat, wordt er een afspraak gemaakt om op 18 oktober 2018 in Hoogeveen bij het Chinees restaurant ' [bedrijfsnaam 1] ' geld te wisselen. Verdachte heeft geweigerd om binnenin het restaurant geld te wisselen en heeft aangegeven dat hij eerst de euro's wilde zien voordat hij het Chinese geld zou overmaken. [slachtoffer 2] had de mogelijkheid om op zijn telefoon te zien of er Chinees geld was overgemaakt. Aangezien [slachtoffer 2] , staande naast de BMW 7-serie van verdachte, bezig was met zijn telefoon om te controleren of het geld was overgemaakt, heeft hij niet gezien of het geld door [slachtoffer 1] aan verdachte is gegeven of dat het geld door verdachte uit de handen van [slachtoffer 1] is gepakt. Wel heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte, nadat hij het geld (de euro’s) in handen had gekregen, is weggereden zonder dat door verdachte het Chinese geld (Yuan) was overgemaakt op de bankrekening van [slachtoffer 2] . Daarmee heeft verdachte het geld willen stelen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben dit proberen te voorkomen door zich vast te houden aan de BMW en/of aan verdachte. [slachtoffer 2] is na enkele meters op de grond gevallen. [slachtoffer 1] is zich blijven vasthouden aan de auto en/of aan verdachte en is hierdoor meegesleept. Verdachte is niet gestopt, maar is bewust accelererend weggereden om met de weggenomen euro's te vluchten. Vervolgens is de auto tijdens die vlucht, terwijl [slachtoffer 1] zich vasthield aan de auto en/of verdachte tegen de betonnen muur gebotst en als gevolg van deze botsing is [slachtoffer 1] komen te overlijden.
Het door of namens verdachte geschetste scenario:
Verdachte had met behulp van zijn vader het Chinese geld reeds overgemaakt naar de Chinezen van het restaurant in Hoogeveen. Verdachte had van deze overmaking met zijn iPhone 8 een bewijsstuk gestuurd naar [echtgenote slachtoffer 1] . De vader van verdachte kon het geld niet rechtstreeks overmaken, maar heeft dit via een Chinese tussenpersoon gedaan. Op haar beurt heeft [echtgenote slachtoffer 1] aan verdachte bevestigd dat zij het Chinese geld dan wel de bewijsstukken van de betalingen had ontvangen. Nadat het Chinese geld door de Chinezen was ontvangen, is verdachte door de Chinezen uitgenodigd om de euro's op te halen in Hoogeveen bij restaurant ' [bedrijfsnaam 1] '. Voor de veiligheid heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene] gevraagd om mee te gaan naar Hoogeveen, hetgeen zij hebben gedaan. [medeverdachte] en [betrokkene] hebben in Hoogeveen zich geposteerd in de buurt van verdachte, maar buiten het zicht van [slachtoffer 1] c.s. Nadat verdachte het geld (de euro’s) overhandigd had gekregen van [slachtoffer 1] en verdachte dit geld aan het tellen was, heeft verdachte een klap op zijn hoofd gekregen. Verdachte kan zich verder niets herinneren van wat er daarna is gebeurd, behalve dan dat hij met de auto waarin hij reed, is gecrasht. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte is aangevallen door (in ieder geval) [slachtoffer 1] op het moment dat verdachte, in zijn auto, het geld (de euro’s) aan het tellen was en dat verdachte, na de klap op zijn hoofd, vanuit een reflex heeft gehandeld. Verdachte was door de klap op zijn hoofd feitelijk niet meer in staat om de auto te besturen en deze tot stilstand te brengen, waarbij ook van belang is dat [slachtoffer 1] verdachte vermoedelijk in een nekklem heeft gehouden. Verdachte heeft zich schrap gezet tegen de aanval door [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zijn lichaam heeft gestrekt en het gaspedaal heeft ingedrukt. Vanwege de actieve Automatic Hold functie is de auto gelijk gaan rijden. Hiervoor zijn geen verdere (bewuste) handelingen van verdachte nodig geweest. Om een aanrijding te voorkomen is er een bocht gemaakt, maar omdat het door [slachtoffer 1] toegepaste geweld tegen verdachte is blijven aanhouden, is de auto onbestuurbaar geraakt en is deze vervolgens frontaal op een betonnen muurtje gebotst. Als gevolg van deze botsing is [slachtoffer 1] komen te overlijden.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, het in vereniging voorhanden hebben van een gaspistool en/of een stroomstootwapen, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich op enig moment bewust is/zijn geweest van de aanwezigheid van het gaspistool en/of het stroomstootwapen in de BMW 7-serie. Dit maakt dat verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Op grond van de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden en de daarbij in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Diefstal
Door de verdediging is betoogd dat er geen sprake is geweest van een wegnemingshandeling nu het geld door [slachtoffer 1] vrijwillig aan verdachte is afgegeven. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Voor het bestanddeel 'wegnemen' in de zin van artikel 310 Sr is beslissend dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit goed zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. [28] De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of het geld door verdachte uit handen van [slachtoffer 1] is gepakt dan wel of het geld door [slachtoffer 1] aan verdachte is afgegeven. De rechtbank acht wetenschap over hoe dit precies is gegaan, echter niet noodzakelijk om, in dit geval, te kunnen vaststellen dat er wel degelijk sprake is van 'wegnemen' in de zin van artikel 310 Sr. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte op enig moment het geldbedrag in handen heeft gekregen, terwijl [slachtoffer 1] nog niet het oogmerk van bezitsoverdracht heeft gehad, immers de door verdachte toegezegde (gelijktijdige, door middel van overboekingen) overdracht van het Chinese geld had niet plaatsgevonden. Voor zover verdachte tijdens het onderzoek heeft verklaard dat het Chinese geld reeds op een eerder moment aan “de Chinezen in Hoogeveen” was overgemaakt, overweegt de rechtbank dat onderzoek heeft aangetoond dat die verklaring leugenachtig is. De door de voormalige raadsman van verdachte overlegde bewijstukken van de overboeking van het Chinese geld zijn niet echt en de iPhone 8 waarmee volgens verdachte het bewijs kan worden geleverd dat het Chinese geld daadwerkelijk is overgemaakt is door de politie niet aangetroffen in de auto. De rechtbank gaat er van uit dat er geen Chinees geld is overgemaakt aan de Chinezen in Hoogeveen. Verdachte wist derhalve dat hij geen recht had op het geld van [slachtoffer 1] . De rechtbank leidt voorts uit de bewijsmiddelen af dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ook nimmer de intentie hebben gehad, hun deel van de afspraak (het leveren van het Chinese geld aan [slachtoffer 1] c.s.) gestand te doen.
Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien met de omstandigheid dat verdachte vervolgens accelererend is weggereden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, op het moment dat hij het geld in bezit heeft genomen/gekregen, als heer en meester heeft beschikt over dat geld en dat hij zich dat geld op dat moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. [29]
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben contact gehad met [slachtoffer 1] c.s. over het wisselen van geld. Het unieke QQ-nummer, waarmee gesprekken zijn gevoerd over het wisselen van geld, is te koppelen aan een voormalig bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] ( [bedrijfsnaam 2] ). Ook kunnen de witte Huawei telefoon en de daarin gebruikte telefoonnummers (met welke telefoonnummers contact is gelegd met [slachtoffer 1] c.s.) aan medeverdachte [medeverdachte] worden gelinkt. Vervolgens is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene] in twee verschillende auto's naar Hoogeveen gereden. Kort voordat verdachte de BMW 7-serie op [straat] heeft geparkeerd, is de BMW 1-serie op diezelfde plek geweest. Medeverdachte [medeverdachte] heeft vervolgens, op het moment dat verdachte met zijn auto op [straat] geparkeerd stond, de BMW 1-serie een straat verderop buiten het zicht neergezet. Op dat moment heeft verdachte middels WeChat contact gehouden met medeverdachte [medeverdachte] over de gang van zaken, waardoor medeverdachte [medeverdachte] een actieve rol heeft gehad. Na afloop van het incident zijn er gesprekken afgeluisterd tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] bezig is geweest om (Chinese) geldoverschrijvingsbewijzen te regelen. Naderhand is gebleken dat de door verdachte ingebrachte geldoverschrijvingsbewijzen vals waren en dat er door of namens verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] nooit geld is overgemaakt naar [slachtoffer 1] c.s.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal, is de bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Medeverdachte [medeverdachte] is naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte geweest van het voornemen om het geld weg te nemen en hij heeft daar een actieve bijdrage aan geleverd. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van de diefstal bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het medeplegen niet kan worden aangenomen voor de geweldscomponent, aangezien niet is gebleken dat er op voorhand sprake was van een plan om bij de diefstal geweld te gebruiken. Ook was medeverdachte [medeverdachte] niet ter plaatse op het moment dat het geweld werd toegepast, waardoor hij geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het door verdachte uitgeoefende geweld en ook niet heeft kunnen voorkomen dat er geweld toegepast zou worden bij de diefstal.
Geweldscomponent
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, terwijl hij, gezeten in de BMW 7-serie, het geld aan het tellen was, door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is aangevallen en een klap op zijn hoofd heeft gekregen, waarna hij in een reflex zou hebben gehandeld en is weggereden. Van een welbewust wegrijden door verdachte zou daarom geen sprake zijn geweest. Zoals hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het geld heeft weggenomen van [slachtoffer 1] . De rechtbank leidt verder uit de bewijsmiddelen af dat op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich realiseerden dat zij geen Chinese Yuan zouden ontvangen in ruil voor de euro's, zij het geld (de euro’s) hebben willen terugpakken van verdachte dan wel hebben willen voorkomen dat verdachte er met het geld vandoor zou gaan. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat verdachte op dat moment de bewuste keuze heeft gemaakt om weg te rijden. De bewustheid van deze keuze en het handelen van verdachte baseert de rechtbank op het feit dat op de camerabeelden is te zien dat bij het wegrijden de remlichten van de auto eerst doven en dat kort na het wegrijden de remlichten van de BMW 7-serie kort oplichten, waarna een haakse bocht wordt gemaakt. Beide acties vereisen een bewuste en gecontroleerde handeling van verdachte, wat niet past bij het door verdachte geschetste scenario dat hij buiten bewustzijn zou zijn geweest als gevolg van een klap door [slachtoffer 1] (of [slachtoffer 2] ). Verdachte is, na het maken van de haakse bocht, vervolgens over een afstand van ongeveer 70 meter accelererend rechtuit gereden terwijl [slachtoffer 1] zich vasthield aan (het portier van) de auto en/of aan verdachte. Hoewel de aanwezigheid van [slachtoffer 1] een belemmerende werking kan hebben gehad op de mogelijkheid voor verdachte om de auto goed te kunnen besturen, is er in het dossier geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verdachte, vanaf het moment dat hij is gaan rijden, niet in staat is geweest om (op enig moment) te remmen, waarvan evident is dat daartoe de noodzaak bestond, immers [slachtoffer 1] (en aanvankelijk ook [slachtoffer 2] ) hield(en) zich vast aan de auto en/of aan verdachte. Zeker ook gelet op de onoverzichtelijke situatie en de snelheid waarmee werd gereden, waarbij de kans op een botsing met ernstige gevolgen zeer groot was. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet heeft willen stoppen, omdat door te stoppen zijn vlucht onmogelijk zou worden gemaakt en hij het bezit van het gestolene zou kwijtraken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het oogmerk van verdachte is gericht geweest op het door middel van een geweldshandeling, die bestaat uit het accelererend en uiteindelijk met een behoorlijke snelheid met zijn auto wegrijden terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] zich aan de auto en/of hem vasthield, te vluchten en/of zich van het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het bovenstaande heeft ertoe geleid dat de BMW 7-serie met een snelheid van ongeveer 61 kilometer per uur met een botsing tot stilstand is gekomen tegen een betonnen muur. [slachtoffer 1] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte en hij is als gevolg daarvan komen te overlijden. De gedragingen van verdachte, het accelererend wegrijden en het niet stoppen terwijl [slachtoffer 1] zich vasthoudt aan de auto en/of aan verdachte, is naar zijn aard geschikt om het uiteindelijke gevolg, het overlijden van [slachtoffer 1] , teweeg te brengen. Dit gevolg kan hiermee aan (het handelen van) verdachte worden toegerekend.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de handelingen van verdachte onder de strafbaarstelling van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht vallen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 oktober 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een geldbedrag van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en
- vervolgens accelererend in een auto is weggereden, terwijl die [slachtoffer 1] zich vasthield aan (het portier van) die auto, althans aan verdachte en
- waarna die auto met een botsing tot stilstand is gekomen tegen een muur, waardoor die [slachtoffer 1] ten gevolge van uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld, letsel aan vitale organen en/of structuren aan de borstwand en borstholte heeft bekomen, welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor integrale vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland van 29 augustus 2019 en 25 februari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is komen te overlijden, waarbij de diefstal in vereniging is gepleegd. Verdachte is op 18 oktober 2018 samen met twee anderen, onder wie medeverdachte [medeverdachte] , vanuit Den Haag naar Hoogeveen gereden, zogenaamd om euro's te wisselen voor Chinees geld. Verdachte heeft daarbij echter vanaf het begin af aan de intentie gehad om de euro's van [slachtoffer 1] c.s. weg te nemen en geen Chinees geld in ruil daarvoor te leveren. Op het moment dat verdachte de euro's in handen heeft gekregen, en het voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] duidelijk is dat zij geen Chinees geld hiervoor zouden ontvangen, hebben zij geprobeerd om de euro's terug te grijpen dan wel te voorkomen dat verdachte er met het geld vandoor zou gaan. Verdachte is vervolgens bewust weggereden met het geld in de auto, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] en aanvankelijk [slachtoffer 2] zich aan de auto en/of aan hem vasthielden. Desalniettemin is verdachte niet gestopt en is hij, na een haakse bocht te hebben genomen, accelererend in een rechte lijn doorgereden, waarna de auto met een snelheid van ongeveer 61 kilometer per uur tegen een betonnen muur is gebotst. Als gevolg van dit handelen van verdachte is [slachtoffer 1] levensgevaarlijk gewond geraakt en is hij op weg naar het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden.
Uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring van [echtgenote slachtoffer 1] , de weduwe van [slachtoffer 1] , blijkt dat de impact van de dood van [slachtoffer 1] op haar en haar gezin buitengewoon groot is. [echtgenote slachtoffer 1] , de kinderen en overige nabestaanden moeten als gevolg van het handelen van verdachte hun echtgenoot, vader, familielid of vriend missen. [echtgenote slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn, nadat de auto op de betonnen muur is gebotst, direct geconfronteerd met de heftige gevolgen van deze gebeurtenis. Het valt te verwachten dat de beelden van het heftige incident lange tijd bij hen zullen blijven. Verder valt te verwachten dat zij, ook in het dagelijkse leven, lange tijd geconfronteerd zullen blijven met het gemis van [slachtoffer 1] in zowel de privésfeer als op het werk.
Hoewel de rechtbank op zich wel wil aannemen dat ook verdachte de dood van [slachtoffer 1] niet zal hebben gewild – in de zin dat geen sprake is van boos opzet bij verdachte –, is verdachte door zijn handelen wel verantwoordelijk voor de dood van [slachtoffer 1] en de grote gevolgen die zijn dood heeft voor de nabestaanden. Verdacht heeft onverantwoord gehandeld en wilde koste wat kost vluchten om zich het bezit van het gestolene te verzekeren. Daarbij heeft hij niet gedacht aan de mogelijke gevolgen, maar heeft hij kennelijk alleen zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad. De rechtbank rekent dit verdachte in ernstige mate aan. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat de rechtsorde als gevolg van het bewezenverklaarde feit ernstig geschokt is. Het behoeft geen betoog dat door dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving toenemen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is begaan, uit het oogpunt van vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. De rechtbank zal echter een minder hoge gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, alsook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat verdachte door de botsing tegen de muur ernstig gewond is geraakt.
Alles afwegende, zal de rechtbank overgaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het gaspistool, de magazijnhouder en het stroomstootwapen, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de witte Huawei telefoon, vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de strafbare feiten is aangetroffen en met behulp van deze telefoon het feit is voorbereid. Van de Huawei telefoon is niet kunnen worden vastgesteld aan wie deze toebehoort.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen contante geld, te weten een bedrag van € 4.585,00 en een bedrag van € 9.800,00 (totaal € 14.385,00), moet worden teruggeven aan de erfgenamen van [slachtoffer 1] .

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [echtgenote slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 587.986,00 ter vergoeding van materiële schade, een bedrag van € 1.815,00 ter vergoeding van de factuur van [bedrijfsnaam 3] , vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en vergoeding van de proceskosten conform het daarvoor geldende liquidatietarief,
2. [naam 1] , tot een bedrag van € 24.181,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [naam 2] , tot een bedrag van € 3.572,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering van de benadeelde partij [echtgenote slachtoffer 1] :
Namens de benadeelde partij [echtgenote slachtoffer 1] is een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 587.986,00 aan materiële schade. Dit bedrag bestaat uit € 531.555,00 ter zake van 'gederfd levensonderhoud', € 39.436,00 aan 'kosten uitvaart' en € 16.995,00 aan 'kosten grafmonument'. Voorts wordt vergoeding gevraagd van de door [bedrijfsnaam 3] bij factuur van 21 januari 2020 in rekening gebrachte kosten ter vaststelling van schade ten bedrage van € 1.815,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de benadeelde partij een proceskostenvergoeding gevorderd conform het daarvoor geldende liquidatietarief.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat nader onderzoek naar de financiële situatie van de benadeelde partij en de onderliggende bedrijven noodzakelijk is en dat de benadeelde partij ook daarom, voor zover de vordering ziet op het gederfde levensonderhoud, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De behandeling en beoordeling van deze vordering levert door de complexiteit ervan een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De kosten die zijn opgevoerd met betrekking tot een dubbelgraf dienen naar het oordeel van de verdediging gehalveerd te worden. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat een schadevergoedingsmaatregel alleen kan worden opgelegd voor zover de veroordeelde civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade, terwijl mogelijk ook de WAM-verzekering van de BWM 7-serie kan worden aangesproken. De raadsman heeft verder benadrukt dat proceskosten niet onder rechtstreekse schade vallen en dat deze kosten daarom niet onder de schadevergoedingsmaatregel kunnen worden gebracht.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet te complex is om binnen het strafproces te behandelen. De rechtbank acht zich gelet op de uitgebreide en deugdelijke onderbouwing van de vordering in staat en gehouden om de vordering inhoudelijk te beoordelen.
Gederfd levensonderhoud
De rechtbank ziet aanleiding om de vordering die ziet op het gederfde levensonderhoud van € 531.555,00 te matigen. De rechtbank maakt daarbij gebruik van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De omvang van de schadevergoeding is immers niet alleen afhankelijk van de draagkracht van de overledene op het moment van overlijden, zoals in het rapport van [bedrijfsnaam 3] staat vermeld. Deze draagkracht hangt tevens af van de feitelijke ontwikkeling van de behoefte van de nabestaande zoals deze behoefte zich na het overlijden, onder invloed van alle mogelijke omstandigheden, redelijkerwijs verder ontwikkelt. In het rapport van [bedrijfsnaam 3] wordt uitgegaan van een fictieve situatie, waarbij in de berekening meer kwade kansen dan goede kansen zijn meegenomen, om zo een minimale claim te berekenen. Naar het oordeel van de rechtbank blijven deze verwachtingen ten aanzien van de feitelijke ontwikkeling van de behoefte van de nabestaande echter erg onzeker, zeker wanneer, zoals in deze situatie, de schade over een zeer lange termijn is berekend. Gelet op de onzekere feitelijke ontwikkeling in de toekomst zal de rechtbank de periode waarover de schade wordt berekend in tijd beperken tot en met het jaar 2025. De rechtbank acht het aannemelijk dat tot en met het jaar 2025 door de nabestaande de schade is geleden, zoals die is berekend door [bedrijfsnaam 3] De rechtbank stelt derhalve de geleden schade vast op een bedrag van € 48.529,- (exclusief fiscale component). Gelet op de grote onzekerheid over de ontwikkeling van de behoefte van de nabestaande na het jaar 2025, zal de rechtbank de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij haar resterende vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Kosten voor de uitvaart en de kosten voor het grafmonument
Vast staat dat aan de benadeelde partij [echtgenote slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank overweegt hierbij dat op de voet van artikel 6:108 lid 2 BW uitsluitend de kosten van lijkbezorging voor vergoeding in aanmerking komen en dan slechts voor zover deze, gelet op de omstandigheden van de overledene, qua omvang en aard redelijk zijn.
De vordering met betrekking tot de uitvaart is gebaseerd op de factuur van [bedrijfsnaam 4] met een totaalbedrag van € 39.436,00 en de factuur van [bedrijfsnaam 5] met een totaalbedrag van
€ 16.995,00. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten gedeeltelijk toewijsbaar zijn.
De kosten voor de posten 'grafkelders' en 'inrichten van grafkelders 2x' (totaal € 4.418,00) zien kennelijk op kosten voor een familiegraf en hebben niet uitsluitend betrekking op de overledene, maar tevens op de benadeelde partij zelf. De kosten die voor de benadeelde partij worden gemaakt komen naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 6:108 lid 2 BW niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom vergoeding van de betreffende kosten voor de helft toewijzen tot een bedrag van € 2.209,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De kostenposten 'onderhoud 2x' en 'grafrechten 2x' (totaal € 25.324,00) komen naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het onderhoud van het graf en de grafrechten hangen weliswaar samen met de lijkbezorging, maar staan wat de rechtbank betreft in een te ver verwijderd verband zodat deze op grond van artikel 6:108 lid 2 BW niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal de vordering derhalve in zoverre afwijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de kosten zoals die zijn opgevoerd op de factuur van [bedrijfsnaam 4] van in totaal € 9.694,00 voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
Ook de kosten voor het Chinees grafmonument van € 16.995,00 acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke gedenksteen in overeenstemming moet worden geacht met de omstandigheden waarin [slachtoffer 1] heeft geleefd, zowel gelet op zijn afkomst, zijn maatschappelijke positie als zijn inkomens- en vermogenspositie.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de kosten voor de uitvaart en de kosten voor het grafmonument toewijzen tot een totaal van (€ 2.209,00 + € 9.694,00 + € 16.995,00 =)
€ 28.898,00. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De vordering ten aanzien van de materiële schade zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van in totaal (€ 28.898,00 + € 48.529,00 =) € 77.427,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.
Factuur [bedrijfsnaam 3]
De door de benadeelde partij onderbouwde en niet betwiste vordering van € 1.815,00 komt eveneens als schade voor vergoeding in aanmerking. Dit betreffen immers redelijke kosten die ter vaststelling van schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW zijn gemaakt.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De rechtbank zoekt daarvoor aansluiting bij het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.
Voor zowel het opstellen van de vordering en indienen van het voegingsformulier als voor het bijwonen van de inhoudelijke zitting zal 1 punt worden toegekend. Samenvattend komt voor toewijzing in aanmerking 2 punten tegen tarief IV, ten bedrage van € 1.074,00 per punt, derhalve een bedrag van € 2.148,00 ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] :
Namens de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] zijn vorderingen ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van respectievelijk € 24.181,00 en
€ 3.572,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde schade bestaat uitsluitend uit 'gederfd levensonderhoud'.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen geheel toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling en beoordeling van deze vorderingen te belastend zijn voor het strafproces, en dat de benadeelde partijen ook daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering.
Oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. Anders dan bij de vordering van [echtgenote slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat de onzekere feitelijke ontwikkelingen in de behoefte van de kinderen niet of in ieder geval in veel mindere mate aan de orde is.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde en door [bedrijfsnaam 3] onderbouwde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen pistool, de magazijnhouder en het stroomstootwapen.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen mobiele telefoon, merk Huawei, kleur wit.
Gelast de teruggaveaan de erfgenamen van [slachtoffer 1] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven contante geldbedragen van € 4.585,00 en € 9.800,00.
Ten aanzien van 18/930174-18, feit 1 (vordering benadeelde partij [echtgenote slachtoffer 1] ):
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[echtgenote slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 77.427,00 (zegge: zevenenzeventigduizendvierhonderdzevenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.
Wijst af de vordering van
[echtgenote slachtoffer 1]voor zover die ziet op de kosten voor het onderhoud van het graf en de grafrechten.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[echtgenote slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op € 2.148,00 aan proceskosten en € 1.815,00 aan kosten voor het vaststellen van de schade door [bedrijfsnaam 3]
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[echtgenote slachtoffer 1]te betalen een bedrag van € 77.427,00 (zegge: zevenenzeventigduizendvierhonderdzevenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 365 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 77.427,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [echtgenote slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/930174-18, feit 1 (vordering benadeelde partij [naam 1] ):
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 24.181,00 (zegge: vierentwintigduizendhonderdeenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 1]te betalen een bedrag van € 24.181,00 (zegge: vierentwintigduizendhonderdeenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 155 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 24.181,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/930174-18, feit 1 (vordering benadeelde partij [naam 2] ):
Wijst de vordering van de benadeelde partijen
[naam 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.572 (zegge: drieduizendvijfhonderdtweeënzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 2]te betalen een bedrag van € 3.572 (zegge: drieduizendvijfhonderdtweeënzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 3.572,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2020.
Mr. Läkamp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Noord-Nederland, districtsrecherche Drenthe, onderzoek SCORIA met het kenmerk NN3R018086 en met het dossiernummer 2018298693, met als sluitingsdatum 18 juni 2019.
2.Proces-verbaal bevindingen uitlezen telefoon [slachtoffer 2] , p. 1540 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1190 e.v.
4.Proces-verbaal QQ-nummer, p. 2065 e.v.
5.Proces-verbaal bevindingen uitlezen telefoon [slachtoffer 2] , p. 1540 e.v.
6.Proces-verbaal Lyca-simkaart en Huawei, p. 1576 e.v.
7.Procesverbaal terechtzitting inzake [medeverdachte] d.d. 10 maart en 17 maart 2020, p. 3.
8.Proces-verbaal Lyca-simkaart en Huawei, p. 1576 e.v. en proces-verbaal van verhoor getuige [echtgenote slachtoffer 1] , p.1233 e.v. (p. 1238 specifiek).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 747 e.v. (p. 768 specifiek).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 731 e.v. (p. 737 specifiek).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 747 e.v. (p. 762 specifiek).
12.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [echtgenote slachtoffer 1] , p. 1216 e.v. (p. 1226 specifiek).
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 747 e.v. (p. 762 specifiek) (zie ook PV-zitting. 10 maart 2020).
15.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris, d.d. 26 augustus 2019, 17 oktober 2019 en 31 oktober 2019, p. 2.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 697.
17.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1389 e.v. en proces-verbaal bevindingen p. 1396.
19.Proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 905 e.v., KVI p. 261, KVI p. 262 en proces-verbaal onderzoek wapen p. 1996 e.v.
21.VOA-rapportage, p. 1039 e.v. (zie ook p. 1076 en het proces-verbaal Relaas Beelden, p. 1450 e.v.).
22.Definitief sectierapport [slachtoffer 1] d.d. 2 oktober 2019 (na sluitingsdatum toegevoegd aan het dossier).
23.Letselrapportage [verdachte] , p. 957 e.v.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 867 e.v.
25.Aanvullende VOA-rapportage d.d. 27 november 2019 (na sluitingsdatum toegevoegd aan het dossier).
26.Proces-verbaal bevindingen relevante geluidsopnamen en tapgesprekken, p. 1623 e.v.
27.Proces-verbaal vertaling documenten (met bijlagen), p. 1811 e.v. en proces-verbaal van bevindingen aangeleverde documenten, p. 1881 e.v.
28.Zie ook HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1251, NJ 2015/259 en HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159, m.nt. Mevis.
29.Zie ook HR 23 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:676).