ECLI:NL:HR:2012:BU4827
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake landbouwvrijstelling en pachtersvoordeel in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de toepassing van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting, specifiek in relatie tot het pachtersvoordeel dat belanghebbende heeft behaald bij de verkrijging van een boerderij. Belanghebbende had in 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur gegrond, wat leidde tot een verdere vermindering van de aanslag. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de landbouwvrijstelling, zoals opgenomen in artikel 8, lid 1, letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, alleen van toepassing is op voordelen die voortkomen uit de waardeverandering van gronden. Het pachtersvoordeel dat belanghebbende heeft genoten, is niet voortgekomen uit een waardeverandering en is belast op het moment dat het voordeel wordt gerealiseerd. De Hoge Raad concludeert dat het Hof heeft miskend dat de vrijstelling niet van toepassing kan zijn op een niet gerealiseerd gedeelte van de waardeverandering. De Hoge Raad verklaart het principale beroep van de Staatssecretaris gegrond en het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond, en vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de landbouwvrijstelling en de behandeling van pachtersvoordelen in de inkomstenbelasting. Het benadrukt dat alleen gerealiseerde voordelen in aanmerking komen voor vrijstelling en dat de waardeverandering van grond niet kan worden gesplitst in vrijgestelde en belaste bestanddelen zonder dat deze daadwerkelijk zijn gerealiseerd.