Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730057-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8, 9, 11 en 12 oktober 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot (hierna: de raadsman) en W. Anker, beiden advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek en mr. I.A.H.M. Schepers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de (snelweg) Rijksweg A7, heeft versperd,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (al dan niet na een oproep in de (sociale) media) op die Rijksweg A7,
- zich als bestuurder en/of inzittende van een motorrijtuig gegroepeerd/verzameld en/of doen of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op de Rijksweg A7 rijdende autobus(sen), (met daarin onder meer demonstranten) en/of (vervolgens)
- als bestuurder van dat motorrijtuig (in die/een groep motorrijtuigen), daarmee rijdende over die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid geminderd en/of (vervolgens) dat/die motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand gebracht en/of doen of laten brengen en/of
- als inzittende van een motorrijtuig zich (in die/een groep motorrijtuigen) doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) alwaar (abrupt) snelheid werd geminderd en vervolgens dat/die (groep) motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde en/of in welke verdachte was gezeten, op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 doen en/of laten (stil)staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde en/of in welke verdachte was gezeten op die Rijksweg A7 verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobus(sen) bevindende en stilstaande motorrijtuigen gegroepeerd/ verzameld en/of aldaar rondgelopen
en zodoende die bestuurder(s) en/of inzittende(n) van die autobus(sen) en die een of meer zich achter en/of bij die autobus(sen) bevindende motorrijtuigen gedwongen te stoppen en/of de vrije doorgang belet en/of belemmerd en/of verhinderd hun reis te vervolgen, waardoor die Rijksweg A7 voor het bestemde gebruik niet meer toegankelijk was en/of een file is ontstaan en/of zodoende die Rijksweg A7 voor langere, althans enige, tijd (ongeveer 45 minuten) versperd,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
meerdere personen op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de (snelweg) Rijksweg
A7, hebben versperd,
immers hebben die personen tezamen en in vereniging (al dan niet na een oproep in de (sociale) media) op die Rijksweg A7,
- zich als bestuurder en/of inzittende van een motorrijtuig gegroepeerd/verzameld en/of doen of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op de Rijksweg A7 rijdende autobus(sen), (met daarin onder meer demonstranten) en/of (vervolgens)
- als bestuurder van dat motorrijtuig (in die/een groep motorrijtuigen), daarmee rijdende over die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid geminderd en/of doen of laten minderen en/of (vervolgens) dat/die motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand gebracht en/of doen of laten brengen en/of
- als inzittende van een motorrijtuig zich (in die/een groep motorrijtuigen) doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) alwaar (abrupt) snelheid werd geminderd en vervolgens dat/die (groep) motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig welke zij bestuurden en/of in welke zij waren gezeten, op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 doen en/of laten (stil)staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig welke zij bestuurden en/of in welke zij waren gezeten op de Rijksweg A7 verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobus(sen) bevindende en stilstaande motorrijtuigen gegroepeerd/ verzameld en/of aldaar rondgelopen
en zodoende die bestuurder(s) en/of inzittende(n) van die autobus(sen) en die een of meer zich achter en/of bij die autobus(sen) bevindende motorrijtuigen gedwongen te stoppen en/of de vrije doorgang belet en/of belemmerd en/of verhinderd hun reis te vervolgen, waardoor een file is ontstaan en/of zodoende die Rijksweg A7 voor langere, althans enige, tijd (ongeveer 45 minuten) versperd,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 tot en met 18 november 2017, in elk geval in of omstreeks de maand november 2017, in de provincie Fryslân, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in voornoemde periode opzettelijk
- informatie verschaft en/of afspraken gemaakt (via sociale media en/of andere communicatiemiddelen) over de tijd en/of plaats en/of de wijze waarop hij/zij die autobus(sen) (met daarin onder meer demonstranten) zou(den) kunnen treffen en/of
- zich met en/of in een of meerdere motorrijtuigen gegroepeerd/verzameld (bij een sportcomplex) te Damwoude en/of (op een parkeerterrein bij) Quatrebras en/of (een tankstation nabij) de Afsluitdijk/Breezanddijk en/of een tankstation nabij de Rijksweg A7 nabij Oudehaske en vervolgens
- zich aangesloten bij andere zich op de Rijksweg A7 nabij Oudehaske bevindende motorrijtuigen, welke bestuurders en/of inzittenden daarvan tezamen en in vereniging die Rijksweg A7 versperden en/of
- het motorrijtuig waarin hij zich bevond, verlaten en/of
- zich aangesloten bij die op de Rijksweg A7 staande en/of lopende personen en/of
- zich niet gedistantieerd van die groep personen en aldus die groep personen op de Rijksweg A7 getalsmatig versterkt,
waardoor hij (het effect van) het strafbare gedrag van die groep personen, te weten het opzettelijk versperren van die Rijksweg A7, heeft ondersteund, althans dat verdachte op enigerlei wijze opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 november 2017 op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (al dan niet na een oproep in de (sociale) media) als bestuurder en/of inzittende van een motorrijtuig, daarmee rijdende en/of zich doen of laten rijden op die Rijksweg A7,
- zich met dat motorrijtuig met andere motorrijtuigen heeft gegroepeerd/verzameld en/of doen of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meer op de Rijksweg A7 rijdende autobus(sen), (met daarin onder meer demonstranten) en/of (vervolgens)
- een of meer van die autobus(sen) over de vluchtstrook heeft ingehaald en/of
- een of meer van die autobus(sen) zogenoemd afgesneden en/of
- ( als deelnemer aan die groep) met dat motorrijtuig abrupt en/of krachtig heeft geremd, althans (abrupt) snelheid heeft geminderd en/of doen of laten minderen en/of (vervolgens) dat motorrijtuig (abrupt) tot stilstand heeft gebracht en/of doen of laten brengen en/of
- als inzittende van een motorrijtuig zich (in die/een groep)motorrijtuigen heeft doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) alwaar (abrupt) snelheid werd geminderd en vervolgens dat/die (groep) motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde en/of in welke verdachte was gezeten, op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 heeft doen en/of laten staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde en/of in welke verdachte was gezeten op de Rijksweg A7 heeft verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 heeft begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobus(sen) bevindende en stilstaande motorrijtuigen heeft gegroepeerd/ verzameld en/of aldaar heeft rondgelopen,
door welke gedraging(en) van verdachte en/of zijn mededader(s) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, en/of te Dokkum, in elk geval in de gemeente Dongeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of bedreiging met geweld een geoorloofde betoging heeft verhinderd, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- nadat de Burgemeester van de gemeente Dongeradeel (zakelijk weergegeven) de stichting 'Nederland wordt beter' had toegestaan, gedurende het evenement van de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum, een (anti-zwarte Piet) betoging, te weten een dynamische demonstratie (demonstratiemars) en/of een statische demonstratie, te houden (zie map 1, p. 205) en/of
- al dan niet na berichtgeving op Facebook betreffende een zogenoemd 'event', (onder meer) (zakelijk weergegeven) aangaande een oproep om massaal de wegen op te gaan om ze (de (anti-zwarte Piet) demonstranten) te vertragen/verhinderen, zodat de kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest in Dokkum konden vieren, althans een oproep van soortgelijke aard en/of strekking in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33) en/of
- nadat de (anti-zwarte Piet) demonstranten van de stichting 'Nederland wordt beter' zich in een of meer autobussen over de Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) in de richting van Dokkum had(den) begeven (op weg naar die geoorloofde betoging),
als bestuurder(s) en/of inzittende(n) van (een) (groep) motorrijtuig(en) zich op de Rijksweg A7 gegroepeerd/verzameld en/of doen of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op die weg rijdende autobussen met (anti-zwarte Piet) demonstranten en vervolgens
- op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid geminderd, en vervolgens dat motorrijtuig (abrupt) tot stilstand gebracht en/of
- als inzittende van een motorrijtuig zich doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) alwaar abrupt en/of krachtig werd geremd, althans (abrupt) snelheid werd geminderd en vervolgens die (groep) motorrijtuigen (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of deze (vervolgens) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 doen of laten parkeren/staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig op de Rijksweg A7 verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobussen bevindende en stilstaande motorrijtuigen gegroepeerd/verzameld en/of aldaar rondgelopen en zodoende die inzittenden van die autobussen, te weten die (anti-zwarte Piet) demonstranten,
- de vrije doorgang heeft belet en/of belemmerd en/of
- langere, althans enige, tijd heeft verhinderd hun reis naar Dokkum te vervolgen en/of
- langere, althans enige, tijd heeft verhinderd dat werd gereden in de richting van de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet)betoging te Dokkum, en/of
- heeft gedwongen te dulden dat zij voor langere (ongeveer 45 minuten), althans enige, tijd in een file terecht kwamen,
in elk geval bewerkstelligd dat die inzittenden van die autobussen zodanige vertraging ondervonden, zodat werd verhinderd dat zij de geplande en geoorloofde (anti-zwarte Piet) betoging in Dokkum (tijdig) konden bereiken, waardoor het recht om in Dokkum een betoging te houden niet kon worden verwezenlijkt,
en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten op die Rijksweg A7 en/of
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijba(a)n(en) en/of vluchtstrook van die Rijksweg A7 te parkeren/plaatsen en/of
- al dan niet dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s) en/of hoodie(s) en/of helm(en)en/of
- zwaaien met de (gebalde) vuisten (richting de autobussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
- slaan tegen een of meerdere autobus(sen);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
meerdere personen op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij
Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, en/of te Dokkum, in elk geval in de gemeente Dongeradeel, tezamen en in vereniging, door geweld of bedreiging met geweld een geoorloofde betoging hebben verhinderd, immers hebben die personen tezamen en in vereniging,
- nadat de Burgemeester van de gemeente Dongeradeel (zakelijk weergegeven) de stichting 'Nederland wordt beter' had toegestaan, gedurende het evenement van de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum, een (anti-zwarte Piet) betoging, te weten een dynamische demonstratie (demonstratiemars) en/of een statische demonstratie, te houden (zie map 1, p. 205) en/of
- al dan niet na berichtgeving op Facebook betreffende een zogenoemd 'event', (onder meer) (zakelijk weergegeven) aangaande een oproep om massaal de wegen op te gaan om ze (de (anti-zwarte Piet) demonstranten) te vertragen/verhinderen, zodat de kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest in Dokkum konden vieren, althans een oproep van soortgelijke aard en/of strekking in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33) en/of
- nadat de (anti-zwarte Piet) demonstranten van de stichting 'Nederland wordt beter' zich in een of meer autobussen over de Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) in de richting van Dokkum had(den) begeven (op weg naar die geoorloofde betoging),
als bestuurder(s) en/of inzittende(n) van (een) (groep) motorrijtuig(en) zich op de Rijksweg A7 gegroepeerd/verzameld en/of doen of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op die weg rijdende autobussen met (anti-zwarte Piet) demonstranten en vervolgens
- op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid geminderd, en vervolgens dat motorrijtuig (abrupt) tot stilstand gebracht en/of
- als inzittende van een motorrijtuig zich doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) alwaar abrupt en/of krachtig werd geremd, althans (abrupt) snelheid werd geminderd en vervolgens die (groep) motorrijtuigen (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of deze (vervolgens) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 doen of laten parkeren/staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig op de Rijksweg A7 verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobussen bevindende en stilstaande motorrijtuigen gegroepeerd/verzameld en/of aldaar rondgelopen
en zodoende die inzittenden van die autobussen, te weten die (anti-zwarte Piet) demonstranten,
- de vrije doorgang belet en/of belemmerd en/of
- verhinderd hun reis naar Dokkum te vervolgen en/of
- verhinderd dat de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet) betoging te Dokkum, tijdig werd bereikt en/of
- gedwongen te dulden dat zij voor langere (ongeveer 45 minuten), althans enige, tijd in een file terecht kwamen,
in elk geval bewerkstelligd dat die inzittenden van die autobussen zodanige vertraging ondervonden, zodat werd verhinderd dat zij de geplande en geoorloofde (anti-zwarte Piet) betoging in Dokkum (tijdig) konden bereiken, waardoor het recht om in Dokkum een betoging te houden niet kon worden verwezenlijkt,
en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het tezamen en in vereniging
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten op die Rijksweg A7 en/of
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijba(a)n(en) en/of vluchtstrook van die Rijksweg A7 te parkeren/plaatsen en/of
- al dan niet dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s) en/of hoodie(s) en/of helm(en)en/of
- zwaaien met de (gebalde) vuisten (richting de autobussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
- slaan tegen een of meerdere autobus(sen);
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 november 2017 tot en met 18 november 2017, in elk geval in of omstreeks de maand november 2017, in de provincie Fryslân, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in voornoemde periode opzettelijk
- informatie verschaft en/of afspraken gemaakt (via sociale media en/of andere communicatiemiddelen) over de tijd en/of plaats en/of de wijze waarop hij/zij die autobus(sen) (met daarin onder meer demonstranten) zou(den) kunnen treffen en/of
- zich met en/of in een of meerdere motorrijtuigen gegroepeerd/verzameld (bij een sportcomplex) te Damwoude en/of (op een parkeerterrein bij) Quatrebras en/of (een tankstation nabij) de Afsluitdijk/Breezanddijk en/of een tankstation nabij de Rijksweg A7 nabij Oudehaske en vervolgens
- zich aangesloten bij andere zich op de Rijksweg A7 nabij Oudehaske bevindende motorrijtuigen, welke bestuurders en/of inzittenden daarvan tezamen en in vereniging doende waren te verhinderen dat de autobussen (met daarin de demonstranten) de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet) betoging te Dokkum, tijdig konden bereiken en/of
- het motorrijtuig waarin hij zich bevond, verlaten en/of
- zich aangesloten bij die op de Rijksweg A7 staande en/of lopende personen en/of
- zich niet gedistantieerd van die groep personen en aldus die groep personen op de Rijksweg A7 getalsmatig versterkt,
waardoor hij (het effect van) het strafbare gedrag van die groep personen, te weten het door geweld of bedreiging met geweld verhinderen van een geoorloofde betoging, heeft ondersteund, althans dat verdachte op enigerlei wijze opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, en/of te Dokkum, in elk geval in de gemeente Dongeradeel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of bedreiging met geweld een geoorloofde betoging te verhinderen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- nadat de Burgemeester van de gemeente Dongeradeel (zakelijk weergegeven) de stichting 'Nederland wordt beter' had toegestaan, gedurende het evenement van de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum, een (anti-zwarte Piet) betoging, te weten een dynamische demonstratie (demonstratiemars) en/of een statische demonstratie, te houden (zie map 1, p. 205) en/of
- al dan niet na berichtgeving op Facebook betreffende een zogenoemd event, (onder meer) (zakelijk weergegeven) aangaande een oproep om massaal de wegen op te gaan om ze (de (anti-zwarte Piet) demonstranten) te vertragen/verhinderen, zodat de kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest in Dokkum konden vieren, althans een oproep van soortgelijke aard en/of strekking in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33) en/of
- nadat de (anti-zwarte Piet) demonstranten van de stichting 'Nederland wordt beter' zich in een of meer autobussen over de Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) in de richting van Dokkum hadden begeven (op weg naar die geoorloofde betoging),
als bestuurder(s) en/of inzittende(n) van (een) (groep) motorrijtuig(en) zich op de Rijksweg A7 heeft gegroepeerd/verzameld en/of doen en/of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op die weg rijdende autobussen met (anti-zwarte Piet) demonstranten en vervolgens
- op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid heeft geminderd en vervolgens dat motorrijtuig (abrupt) tot stilstand heeft gebracht en/of (daarbij)
- als inzittende van een motorrijtuig zich heeft doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) waar abrupt en/of krachtig werd geremd, althans (abrupt) snelheid werd geminderd, en vervolgens die (groep) motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of deze (vervolgens) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 heeft doen of laten parkeren/staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig op de Rijksweg A7 heeft verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 heeft begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobussen bevindende en stilstaande motorrijtuigen heeft gegroepeerd/ verzameld en/of aldaar heeft rondgelopen en zodoende die inzittenden van die autobussen, te weten die (anti-zwarte Piet) demonstranten,
- de vrije doorgang heeft belet en/of belemmerd en/of
- langere, althans enige, tijd heeft verhinderd hun reis naar Dokkum te vervolgen en/of
- langere, althans enige, tijd heeft verhinderd dat werd gereden in de richting van de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet) betoging te Dokkum, en/of
- heeft gedwongen te dulden dat zij voor langere (ongeveer 45 minuten), althans enige, tijd in een file terecht kwamen,
en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het tezamen en in vereniging, althans alleen,
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- abrupt en krachtig afremmen, althans (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten op die Rijksweg A7 en/of
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijba(a)n(en) en/of vluchtstrook van die Rijksweg A7 te parkeren/plaatsen en/of
- al dan niet dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s) en/of hoodie(s) en/of helm(en)en/of
- zwaaien met de (gebalde) vuisten (richting de autobussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
- slaan tegen een of meerdere autobus(sen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
meerdere personen op of omstreeks 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, en/of te Dokkum, in elk geval in de gemeente Dongeradeel, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging door geweld of bedreiging met geweld een geoorloofde betoging te verhinderen, tezamen en in vereniging,
- nadat de Burgemeester van de gemeente Dongeradeel (zakelijk weergegeven) de stichting 'Nederland wordt beter' had toegestaan, gedurende het evenement van de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum, een (anti-zwarte Piet) betoging, te weten een dynamische demonstratie (demonstratiemars) en/of een statische demonstratie, te houden (zie map 1, p. 205) en/of
- al dan niet na berichtgeving op Facebook betreffende een zogenoemd event, (onder meer) (zakelijk weergegeven) aangaande een oproep om massaal de wegen op te gaan om ze (de (anti-zwarte Piet) demonstranten) te vertragen/verhinderen, zodat de kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest in Dokkum konden vieren, althans een oproep van soortgelijke aard of strekking in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33) en/of
- nadat de (anti-zwarte Piet) demonstranten van de stichting 'Nederland wordt beter' zich in een of meer autobussen over de Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) in de richting van Dokkum hadden begeven (op weg naar die geoorloofde betoging),
als bestuurder(s) en/of inzittende(n) van (een) (groep) motorrijtuig(en) zich op de Rijksweg A7 heeft gegroepeerd/verzameld en/of doen en/of laten groeperen/verzamelen voor en/of achter en/of bij een of meerdere op die weg rijdende autobussen met (anti-zwarte Piet) demonstranten en vervolgens
- op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske), abrupt en/of krachtig geremd, althans (abrupt) snelheid hebben geminderd en vervolgens dat motorrijtuig (abrupt) tot stilstand hebben gebracht en/of (daarbij)
- als inzittende van een motorrijtuig zich hebben doen en/of laten vervoeren/verplaatsen naar de plaats op die Rijksweg A7 (nabij Oudehaske) waar abrupt en/of krachtig werd geremd, althans (abrupt) snelheid werd geminderd, en vervolgens die (groep) motorrijtuig(en) (abrupt) tot stilstand kwam(en),
ten gevolge waarvan een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen (ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing) genoodzaakt werden (met) de door hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of deze (vervolgens) tot stilstand te brengen, en/of (vervolgens) (nabij Oudehaske)
- het motorrijtuig op de rijbaan en/of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 hebben doen of laten parkeren/staan en/of (vervolgens)
- het motorrijtuig op de Rijksweg A7 hebben verlaten en/of (vervolgens)
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 hebben begeven en/of (vervolgens)
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor en/of bij die autobussen en een of meer zich achter of bij die autobussen bevindende en stilstaande motorrijtuigen hebben gegroepeerd/ verzameld en/of aldaar hebben rondgelopen en zodoende die inzittenden van die autobussen, te weten die (anti-zwarte Piet) demonstranten,
- de vrije doorgang hebben belet en/of belemmerd en/of
- langere, althans enige, tijd hebben verhinderd hun reis naar Dokkum te vervolgen en/of
- langere, althans enige, tijd hebben verhinderd dat werd gereden in de richting van de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet) betoging te Dokkum, en/of
- hebben gedwongen te dulden dat zij voor langere (ongeveer 45 minuten), althans enige, tijd in een file terecht kwamen,
en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het tezamen en in vereniging, althans alleen,
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- abrupt en krachtig afremmen, althans (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) met (anti-zwarte Piet) demonstranten op die Rijksweg A7 en/of
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijba(a)n(en) en/of vluchtstrook van die Rijksweg A7 te parkeren/plaatsen en/of
- al dan niet dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s) en/of hoodie(s) en/of helm(en)en/of
- zwaaien met de (gebalde) vuisten (richting de autobussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
- slaan tegen een of meerdere autobus(sen);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 tot en met 18 november 2017, in elk geval in of omstreeks de maand november 2017, in de provincie Fryslân, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in voornoemde periode opzettelijk
- informatie verschaft en/of afspraken gemaakt (via sociale media en/of andere communicatiemiddelen) over de tijd en/of plaats en/of de wijze waarop hij/zij die autobus(sen) (met daarin onder meer demonstranten) zou(den) kunnen treffen en/of
- zich met en/of in een of meerdere motorrijtuigen gegroepeerd/verzameld (bij een sportcomplex) te Damwoude en/of (op een parkeerterrein bij) Quatrebras en/of (een tankstation nabij) de Afsluitdijk/Breezanddijk en/of een tankstation nabij de Rijksweg A7 nabij Oudehaske en vervolgens
- zich aangesloten bij andere zich op de Rijksweg A7 nabij Oudehaske bevindende motorrijtuigen welke bestuurders en/of inzittenden daarvan tezamen en in vereniging doende waren te verhinderen dat de autobussen (met daarin de demonstranten) de plaats hunner bestemming, te weten de geplande (anti-zwarte Piet) betoging te Dokkum, tijdig konden bereiken en/of
- het motorrijtuig waarin hij zich bevond, verlaten en/of
- zich aangesloten bij die op de Rijksweg A7 staande en/of lopende personen en/of
- zich niet gedistantieerd van die groep personen en aldus die groep personen op de Rijksweg A7 getalsmatig versterkt,
waardoor hij (het effect van) het strafbare gedrag van die groep personen, te weten het door geweld of bedreiging met geweld verhinderen van een geoorloofde betoging, heeft ondersteund, althans dat verdachte op enigerlei wijze opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
3.
hij op of omstreeks 18 november 2017,
A. - op de Rijksweg A6, nabij (en in de richting van) Joure, in elk geval in de gemeente De Fryske Marren en/of
B. - op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske (in de richting van Heerenveen), in elk geval in de gemeente De Fryske Marren,
tezamen in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een ander of anderen, te weten een of meer bestuurder(s) van autobussen en/of een of meer inzittende(n) van die autobussen en/of een of meer andere op die weg aanwezige bestuurder(s) en/of inzittende(n) van motorrijtuig(en), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die voornoemde bestuurder(s) en/of inzittende(n), wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
A. (op de A6)
immers heeft verdachte als bestuurder van (een) (groep) motorrijtuig(en), tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (op die Rijksweg A6) (al dan niet na een oproep in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33)) die een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere bestuurder(s) van motorrijtuigen en/of een of meer inzittende(n) van die autobussen en/of die andere op die weg aanwezige motorrijtuig(en)
- gedwongen de/het door hem/hen bestuurd(e) motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen en/of
- gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen
en bestaande dat geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) uit het tezamen en in vereniging, althans alleen,
- op een dwingende manier wijzen en/of gebaren naar de die een of meer bestuurder(s) van die autobussen, kennelijk met de bedoeling die bestuurder(s) van die autobussen tot stoppen te dwingen, althans te bewegen die autobus(sen) te doen stoppen en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) en/of
- abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) en/of (vervolgens)
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) en/of
- wijzen (in de richting de autobussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van intimiderende en/of provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
B. (op de A7)
immers heeft verdachte als bestuurder(s) en/of inzittende(n) van (een) (groep) motorrijtuig(en), tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (op die Rijksweg A7) (al dan niet na een oproep in de (sociale) media (zie map 1, p. 32 en 33)) die een of meer bestuurder(s) van die autobussen en/of een of meer andere bestuurder(s) van motorrijtuigen en/of een of meer inzittende(n) van die autobussen en/of die andere op die weg aanwezige motorrijtuig(en)
- gedwongen de/het door hem/hen bestuurde motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen en/of (zodoende)
- gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie en/of een file terecht kwamen en/of
- gedwongen te dulden dat zij hun reis niet konden vervolgen en/of de plaats hunner bestemming niet (tijdig) konden bereiken en/of (ernstige) vertraging ondervonden en/of
- gedwongen te dulden dat zij hun recht om een betoging te houden in Dokkum niet konden verwezenlijken/uitvoeren
en bestaande dat geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) uit het tezamen en in vereniging, althans alleen,
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) en/of
- zogenoemd afsnijden van een of meer van die autobus(sen) en/of
- abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor een of meer van die autobus(sen) en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van een of meer van die autobus(sen) en/of
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijba(a)n(en) en/of vluchtstrook van die Rijksweg A7 te parkeren/plaatsen en/of
- al dan niet dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s) en/of hoodie(s) en/of helm(en) en/of
- zwaaien met de (gebalde) vuisten en/of wijzen (in de richting de autobus(sen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van intimiderende en/of provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren en/of
- slaan tegen een of meer autobus(sen).
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Schending van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel wegens het niet vervolgen van de daders van andere wegblokkades
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit, omdat die vervolging in strijd is met het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie niet heeft gemotiveerd waarom verdachte en de medeverdachten wel worden vervolgd, terwijl in andere min of meer vergelijkbare gevallen, waarin sprake was van het stilleggen van het verkeer en het blokkeren van wegen, niemand is vervolgd. De raadsman heeft een korte - niet limitatief bedoelde - opsomming gegeven van deze gevallen.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel moet worden verworpen. Daartoe heeft het openbaar ministerie aangevoerd dat de door de verdediging genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met deze zaak. Daarbij is nader ingegaan op twee van de door de raadsman genoemde andere blokkades. Het openbaar ministerie heeft aangevoerd dat de blokkade van de Erasmusbrug op 18 november 2017 door anti-Zwarte Piet-demonstranten onder meer verschilt van de blokkade op de A7, omdat de blokkeerders van de A7 - anders dan de blokkeerders van de Erasmusbrug - geen demonstratie hielden, maar juist bewust demonstranten hebben tegengehouden en dat zij daarbij strafbare feiten hebben gepleegd. Voorts heeft het openbaar ministerie erop gewezen dat de maximumsnelheid op de Erasmusbrug 50 kilometer per uur bedroeg en de maximumsnelheid op de A7 130 kilometer per uur, waardoor het te duchten gevaar aanmerkelijk verschilde. Voorts heeft het openbaar ministerie aangevoerd dat de langzaamaanacties die de politie in 2015 heeft gevoerd niet vergelijkbaar zijn met de blokkade van de A7, omdat de politieauto's met een snelheid van 60 kilometer per uur over de snelweg reden, deze acties in de media zijn aangekondigd met de geplande routes en tijden erbij, het rijden op de snelwegen door deze acties niet onmogelijk werd gemaakt en bij parkeerplaatsen soms even werd uitgeweken, zodat het verkeer weer kon doorrijden, waardoor volgens het openbaar ministerie in dat geval in het geheel geen sprake was van een versperring in de zin van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met het geval waar het in deze zaak om gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is de achterliggende gedachte van de aan verdachte ten laste gelegde versperring van de A7 anders dan die van de andere door de raadsman genoemde blokkades. De blokkade van de A7 was gericht tegen een specifieke groep weggebruikers (de inzittenden van drie bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten) en meerdere personen uit die groep hebben ook aangifte gedaan van die blokkade. Daar staat tegenover dat de slachtoffers van de meeste door de raadsman genoemde blokkades willekeurige weggebruikers waren. Dit was alleen anders bij de blokkade van de toegangsweg naar de Johan Cruijff Arena in Amsterdam in april 2018. Die blokkade was gericht tegen de inzittenden van de spelersbus van Ajax. Uit hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, blijkt echter niet dat de inzittenden van de spelersbus aangifte hebben gedaan naar aanleiding van die blokkade. Bovendien had de versperring van de A7 niet alleen ten doel om de inzittenden van de drie bussen te beperken in hun bewegingsvrijheid, maar had die versperring - anders dan de door de raadsman genoemde blokkades - tevens ten doel om het de inzittenden van de drie bussen onmogelijk te maken om gebruik te maken van hun (grond)recht van betoging. Hieruit volgt dat dit beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel feitelijke grondslag mist. Daarom verwerpt de rechtbank het verweer.
Schending van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel wegens het niet vervolgen van de inzittenden van enkele andere auto's die ook voor de bussen stonden
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde en ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de situatie op de A7, omdat die vervolging in strijd is met het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Een verbalisant heeft de kentekens genoteerd van in totaal negentien auto's die voor de groene bus stonden. Van deze negentien auto's zijn zeventien auto's gelinkt aan verdachten in deze zaak. De twee resterende auto's betreffen een Fiat Punto met het kenteken [kenteken] en een Nissan Qashqai met het kenteken [kenteken] . Ook deze auto's zijn voor de bussen blijven staan. Verder stond de auto van [naam 1] rechts voor de groene bus geparkeerd op de vluchtstrook. [naam 1] heeft zijn auto verlaten, hij heeft voorafgaand aan de blokkade deelgenomen aan het chatgesprek op Facebook en ook hij heeft de plek voor de bussen niet verlaten. Toch zijn [naam 1] en de inzittenden van de beide genoemde auto's - anders dan verdachte en de medeverdachten - niet vervolgd. Uit het dossier blijkt niet waarom geen nader onderzoek is ingesteld naar de inzittenden van de twee genoemde auto's, noch waarom [naam 1] niet is vervolgd. Juist omdat de politie en het openbaar ministerie zich op het standpunt stellen dat de inzittenden van de auto's die voor de bussen hebben gestaan verantwoordelijk zijn voor het blokkeren van de weg is het vervolgen van de eigenaren/houders/bestuurders/inzittenden van slechts zeventien van de twintig auto's volgens de verdediging volstrekt willekeurig.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel moet worden verworpen. Daartoe heeft het openbaar ministerie het volgende aangevoerd. Bij het onderzoek ging het het openbaar ministerie niet om kentekenhouders maar om de personen die voor de bussen hebben gelopen. Daarbij speelde onder meer een rol dat de mogelijkheid bestaat dat sommige voertuigen ongewild in de blokkade stonden. Er zijn twee personen aangeduid als verdachten (te weten NN16 en NN17) van wie de politie - ondanks pogingen daartoe - de identiteit niet heeft kunnen achterhalen. Het openbaar ministerie heeft geen andere personen als verdachte kunnen aanmerken. [naam 1] is niet vervolgd voor de blokkade omdat hij een boete heeft gekregen voor het zonder noodzaak stilstaan op de vluchtstrook. Op grond van het ne bis in idem beginsel kan hij niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde feit, aldus het openbaar ministerie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de door het openbaar ministerie ter terechtzitting gegeven toelichting, geen sprake is van een schending van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Uit deze toelichting leidt de rechtbank af dat de politie de inzittenden van de beide door de raadsman genoemde voertuigen niet heeft kunnen achterhalen en dat het openbaar ministerie ervoor heeft gekozen [naam 1] niet te vervolgen, omdat hij reeds is bestraft voor een ander feit.
Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de enkele aangevoerde omstandigheid dat derden wier gedragingen (mogelijk) evenzeer als die van verdachte het voorwerp van strafvervolging zouden dienen te zijn ten onrechte niet worden vervolgd, niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging tegen verdachte. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:286).
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer.
Conclusie ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft beide verweren strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie verworpen. Nu de rechtbank ook overigens geen redenen aanwezig acht voor niet-ontvankelijkverklaring, zal zij het openbaar ministerie ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 18 november 2017 was de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum. De actiegroep Kick Out Zwarte Piet (hierna: KOZP) en de stichting "Nederland wordt beter" (hierna: de stichting) hebben een demonstratie gepland tijdens deze intocht. [2] KOZP is een groepering die protesteert tegen zwarte piet. [3] KOZP zou gaan demonstreren in Dokkum en de stichting zou garant staan voor een veilig verloop van de demonstratie. [4]
Op 10 november 2017 heeft [slachtoffer 1] namens de stichting kennis gegeven aan de burgemeester van de gemeente Dongeradeel (hierna: de burgemeester) dat de stichting op 18 november 2017 tussen 10:30 uur en 13:30 uur een betoging zou houden in Dokkum met als doel "opkomen voor een racisme vrij Sinterklaasfeest + Nederland". Naar aanleiding van deze kennisgeving heeft de burgemeester bij besluit van 16 november 2017 voorschriften en beperkingen gesteld ten aanzien van de aangekondigde betoging. Deze houden onder meer in dat het is toegestaan om op 18 november 2017 gedurende het tijdvak van 10:30 uur tot 11:15 uur, voorafgaand aan de daadwerkelijke intocht van Sinterklaas, een dynamische demonstratie (demonstratiemars) te houden op een gedeelte van de route van Sinterklaas door de binnenstad van Dokkum. Daarnaast is het op grond van deze voorschriften en beperkingen toegestaan om gedurende het tijdvak van 11:15 uur tot 13:30 uur op een door de burgemeester aangewezen locatie op het terrein van de intocht een statische demonstratie te houden. [5]
Op 11 november 2017 is op de Facebookpagina van "Zwarte Piet is Racisme" bekend gemaakt dat KOZP een oproep deed om op 18 november 2017 naar de landelijke Sinterklaasintocht in Dokkum te komen. Tevens is bekend gemaakt dat van 10.30 uur tot 11.15 uur een "Mars voor beschaving (met toespraken)" zou plaatsvinden en van 11.15 uur tot 13.00 uur een "protest tegen Zwarte Piet" en dat vanuit Amsterdam en Rotterdam bussen zouden vertrekken. [6] Via de website stopblackface.com hebben zich 150 à 160 deelnemers aangemeld. [7]
Op 15 november 2017 heeft [naam 2] een tweet geplaatst met de tekst: "Friese onderneemster [medeverdachte 1] wil geen randstedelijke relschoppers 'tussen onze kinderen' bij intocht Sinterklaas in Dokkum." Bij die tweet is een filmpje gevoegd. In dit filmpje zegt medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ): “Oké, even serieus. [medeverdachte 1] je moet je er niet zo druk om maken. Oh, we gaan toch niet rellen om een kinderfeestje. Nee inderdaad. Ik maak me er wel druk om. Mensen, Friesland. Er komen gewoon 150 relschoppers van Kick Out Zwarte Piet. Echt Google die mensen. Die komen naar, zaterdag ochtend naar Dokkum toe, met bussen uit Amsterdam uit Rotterdam om tussen onze kinderen, op een A locatie langs de intocht van Sinterklaas te staan gaan. Omringd met politie. Grote spandoeken, roepend dat wij racisten zijn. Sorry hoor, maar dat is voor mij geen vreedzaam protest. Dat is gewoon opdringen, dat is gewoon schreeuwen, roepen, razen. Discussie over Zwarte Piet, oké daar heb ik echt geen problemen mee. Als je Zwarte Piet wilt afschaffen, praat er over, houd een demonstratie, stem, maar niet tussen de kinderen. Kom op. En dan denk ik, we zijn in Friesland, laten ze met hun agressieve gesodemieter überhaupt met het gezeur in Amsterdam blijven. Dat ze daar niet wijs zijn weten we allang. Maar hier hebben we nog een beetje nuchter verstand. Dus ik dacht ja, laten we op een ludieke manier zien dat we het daar helemaal niet mee eens zijn. Dat we helemaal geen zin in dat gezeur hebben hier. En deel dit evenement en kom allemaal langs. En uh ja echt, niet tussen onze kinderen. En nu moet ik aan het werk." Onder de tweet stond een link naar een Facebook event. [8]
Op Facebook is een eventpagina aangemaakt met de naam "Project P". Daarbij is vermeld dat dit evenement zal plaatsvinden op 18 november 2017 van 08.30 uur tot 11.30 uur. Het event werd gehost door [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [medeverdachte 1] . Op de site van "Project P" stond een oproep in het Fries, welke vertaald naar het Nederlands inhield: "Geen gesodemieter met herrieschoppers tijdens ons kinderfeest. We geven toch niks om een paar miezerige busjes met ZeurPieten, Bliksem?! Aankomende zaterdagmorgen komen er bussen met onruststokers uit Amsterdam en Rotterdam naar Dokkum voor een protestmars en anti Zwarte Piet demo langs de route van de Sint. Dat ze gek in het hoofd zijn daar in 't westen dat weten we al lang. Wij zullen nou eens zien laten dat wij nog wel over een beetje nuchter verstand beschikken. Discussie prima, maar geen gesodemieter in de buurt van onze kinderen. We roepen elke oprechte Fries op om zich zaterdagmorgen om 8.30 uur met de Friese vlag te verzamelen op onderstaande locaties bij de Friese grens en bij de centrale as naar Dokkum. De organisatie zal het vertrek van de onruststokers (ook live) volgen en updates van routes en tijden op de FB pagina zetten. Wij kunnen dan op tijd massaal met Friese Vlaggen de (snel)wegen op en om ze te vertragen/verhinderen zo dat ze onze kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest vieren kunnen in Dokkum. Kom met auto, vrachtwagen, motor, trekker en paard en wagen om de onruststokers te laten zien dat dit geouwehoer hier niet welkom is. Dokkum heeft ons nodig! VRAAG: 1- Meld je aan voor dit evenement, tag alle oprechte Friezen en "Grutte Pieren" die je kent en scheur de Friese vlag alvast van de muur! 2- Begeef jullie zaterdag om 08.30 uur naar de verzamelplekken en volg vanaf 07.00 uur de berichten in dit evenement o.a. voor nieuwere instructies over de route. LOCATIES: Routiers Zurich, MC Donalds de Lemmer, Centrale as. Mobiliseer je kaats-, voetbal-, haak- en bikerclub. Gooi het in de buurt en familie whatsapp en laat zaterdag iedereen weten: Wij zijn Project P - van Grote Pier en Zwarte Piet Frysk bloed tsjoch op! Wol no ris brûze en siede, En bûnzje troch us ieren om! (Fries volkslied)." [9]
Op 18 november 2017, omstreeks 08:45 uur, is een groep demonstranten in drie bussen, een rode, een witte en een groene, en enkele personenauto's vanuit Amsterdam vertrokken richting Dokkum. Zij waren onderweg naar de demonstratie van KOZP in Dokkum. [10] De bussen reden door de polder over de A6 naar Friesland. [11] De bussen reden achter elkaar en de groene bus reed voorop [12] , daarachter reed de rode [13] en de witte bus reed als laatste. [14]
Op 18 november 2017 tussen 08.30 uur en 09.00 uur stonden op sportcomplex De Walden te Damwoude negen voertuigen en achttien mannen. Om 09.01 uur reden al deze auto's in colonne de N356 op richting Burgum. Om 09.45 uur reden de voertuigen de A7 op. [15]
Op 18 november 2017, omstreeks 09.00 uur, verzamelde zich op de Afsluitdijk bij het tankstation Texaco ter hoogte van de Breezanddijk een grote groep personen. Deze personen waren in meerdere voertuigen. Op verscheidene van deze voertuigen werd een Friese vlag gedragen. Omstreeks 09.15 uur stapten de personen allemaal in hun voertuigen en reden zij weg richting Leeuwarden. [16]
Op 18 november 2017, omstreeks 09:45 uur reden de bussen over de A6 op een plek waar pionnen stonden en de linkerbaan was afgesloten. [17] Dit was op een nagenoeg recht weggedeelte van de autosnelweg A6 van Lemmer richting Joure vóór het knooppunt Joure. In verband met wegwerkzaamheden gold ter plaatse een snelheidsbeperking tot 70 kilometer per uur. Er was sprake van een min of meer constante stroom van voertuigen. [18] De achterste bus werd ingehaald door een wit bestelbusje dat met hoge snelheid over de vluchtstrook reed. Het bestelbusje sneed de bus af, schoot voor de bus langs en remde hard. Daarop remde de achterste bus ook hard. De bestuurder van de auto was aan het wijzen en zwaaide met zijn vuisten. Kort daarop werd de achterste bus ingehaald door een motorrijder op een zwarte motor. De motorrijder was in het zwart gekleed en droeg een zwarte helm. De motorrijder ging voor de achterste bus rijden en remde heel hard. Daarna ging hetzelfde witte bestelbusje over de vluchtstrook naar de andere bussen. [19] Omstreeks 09:50 uur werd de groene bus in de omgeving van Joure afgesneden door een witte bestelauto die voor de bus kwam rijden. Daardoor moest de groene bus stoppen op de snelweg. [20] De witte bestelauto kwam vanaf de linkerkant voor de bus rijden en sneed de bus. De buschauffeur moest hard op de rem. [21] De groene bus moest abrupt remmen en kwam heel snel tot stilstand. Daardoor klapte één van de passagiers van deze bus naar achteren en kwam hij met de bovenkant van zijn nek tegen de rugleuning van zijn stoel, waardoor hij hoofdpijn kreeg en een hersenschudding opliep. [22] Enkele auto's reden slingerend rond de bussen. [23] De groene bus werd op de snelweg A6 klem gezet door een aantal voertuigen. Voor de bus stonden een witte bestelauto en een blauwe Seat Ibiza en naast de bus stond nog een auto. [24] Op een gegeven moment reed de blauwe Seat Ibiza, die links voor de bus stond, naar de linker rijbaan om een tweede (rode) bus tot stilstand te brengen. Toen werd in de groene bus geroepen: "Rijden, rijden" en probeerde de chauffeur verder te rijden. Op dat moment reed een motorrijder voor de groene bus en bracht hij zijn motor links voor de bus tot stilstand. De motorrijder wees met zijn rechterhand naar de chauffeur. Kort daarop stuurde de chauffeur van de bus naar rechts. [25] Daarop zette de motorrijder zijn motor recht voor de bus. [26] Kort daarna kon de rode bus, die op de linker rijstrook werd geblokkeerd, verder rijden. De rode bus reed van de linker naar de rechter rijstrook en bleef daar rijden. Op het moment dat de rode bus wegreed, reed de motorrijder achter de rode bus aan. [27] De motorrijder reed met hoge snelheid naar de bus toe. [28] De motorrijder ging naast de rode bus rijden en gebaarde naar de chauffeur om de bus aan de kant te zetten. De bus ging niet van de weg af. Daarop sneed de motorrijder de rode bus af en hij stopte abrupt voor de bus. De buschauffeur moest een noodstop maken om te voorkomen dat de motorrijder werd overreden. [29] Doordat de buschauffeur hard moest remmen, kwam de camera(man) tegen de voorruit van de bus en is die ruit stuk gegaan. [30] De motorrijder was agressief. Op een gegeven moment deed hij zijn helm af en liep hij dreigend langs de bussen. [31] Nadat alle bussen stilstonden, liep de motorrijder naar de achterste bus. Hij liep op een agressieve manier naar de buschauffeur en gaf aan waar zij met de bus moest gaan staan. [32] Er was geen sprake van een volledige versperring van de weg. Het overige verkeer reed de blokkade voorbij via de meest linker (afgesloten) strook. [33] Op een gegeven moment ging de voorste bus langs/door de barricade. Vervolgens reden de bussen de A7 op. [34]
Op 18 november 2017, omstreeks 09:53 uur, reed het verkeer op de Rijksweg A7 ter hoogte van Joure langzaam door filevorming en enige tijd later kwam het verkeer geheel tot stilstand. [35] Dit gebeurde op de autosnelweg A7 van Joure richting Heerenveen, kort voorbij het aldaar langs de weg gelegen tankstation en nabij de afrit Oudehaske. Deze locatie bevond zich ongeveer anderhalve kilometer na de wegwerkzaamheden bij het knooppunt Joure. Ter plaatse gold een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur. Voorbij het tankstation maakte de weg een flauwe bocht naar links. [36] De bussen reden langs het tankstation. Vanaf het tankstation reden ongeveer vijftien auto's de weg op. [37] Er reden auto's links en rechts langs de achterste bus. Enkele inzittenden hadden gebalde en opgeheven vuisten. [38] Meerdere auto's bleven stilstaan voor de bussen, waardoor de bussen ook moesten stoppen. [39] De bussen stonden achter elkaar en er stonden personenauto's tussen de bussen in. [40] De personenauto's stonden zo opgesteld over beide rijstroken en de vluchtstrook van de A7 dat het overige verkeer niet kon passeren. [41] De personenauto's blokkeerden de snelweg. [42] Eén van de voertuigen die vóór de bussen stond betrof een bestelauto van het merk Volkswagen met het kenteken [kenteken] . [43] Het duurde ongeveer 15 minuten, voordat de politie er was. [44] De voertuigen waren verlaten, zodat de ter plaatse gekomen politie de bestuurders niet kon aanspreken. Politieagenten hebben hier en daar mensen aangesproken en hen gevraagd of zij bestuurder waren van de stilstaande auto's. Alle aangesproken personen wensten de vragen niet te beantwoorden. [45] Er ontstond een file van ongeveer drie kilometer. [46] De drie bussen stonden stil achter de personenauto's. In deze bussen zaten mensen die een trui of T-shirt droegen met anti-Zwarte Piet-teksten. [47] Diverse mensen stapten uit de auto's en liepen richting de bussen [48] en de voorzijde van de file. [49] Bij de bus bewogen de mensen met hun armen en handen. Ook sloegen mensen tegen de bus. [50] Er liepen tientallen mensen op de rijbaan. [51] Er kon niemand langs. [52] Er zijn meerdere mensen en voertuigen door de blokkade gelaten [53] , zoals een vrachtwagen, een oudere man die naar het ziekenhuis moest en een stel met een klein kindje. De mensen die er langs wilden, zijn doorgereden. [54] Niemand van de groep blokkeerders had de leiding [55] en er waren geen (duidelijke) afspraken gemaakt over de manier waarop de blokkade zou lopen. [56]
Op een gegeven moment deed de officier van dienst van de politie een algemene oproep aan de aanwezige personen om zich bij hem te verzamelen en vervolgens sprak hij een groep van 25 tot 30 personen aan. Hij zei tegen hen dat zij hun punt hadden gemaakt, hij verzocht hen in de auto of bus te stappen en de weg weer vrij te maken en hij zei desgevraagd dat zij minimaal 60 kilometer per uur mochten rijden. Vervolgens stapten diverse personen in personenauto's en reden weg. Kort daarna werden de bussen begeleid door een motorrijder en even later haakten ook enkele busjes van de mobiele eenheid aan. [57]
De chauffeur van de achterste bus besloot de rit niet af te maken en terug te gaan. Daarop verlieten de passagiers deze bus en verdeelden zij zich over de twee andere bussen. [58]
Om 10.45 uur gingen de voertuigen weer stapvoets rijden. [59] De bussen hebben ongeveer 45 minuten stilgestaan. [60] De bussen gingen weer rijden onder politiebegeleiding. De bussen reden niet naar Dokkum, maar in een andere richting. [61] Bij Harlingen kregen de inzittenden van de bussen te horen dat ze niet naar Dokkum gingen omdat er een demonstratieverbod gold. [62] De bussen werden toen door de politie begeleid naar Amsterdam. [63]
Verdachte heeft er van tevoren met anderen over gesproken dat er demonstranten naar Dokkum zouden komen voor de intocht van Sinterklaas. [64] Het was verdachte van tevoren bekend dat er een actie zou zijn. Verdachte is via de telefoon in aanraking gekomen met de groep personen die een blokkade wilde instellen. Hij hoorde het via via. [65] Het was verdachte via social media bekend dat er auto's zouden staan in Damwoude. [66]
Verdachte heeft deelgenomen aan een chatgesprek op Facebook. Uit de inhoud van dit gesprek kan worden opgemaakt dat dit gesprek voor, tijdens en na de blokkade is gevoerd door personen die, al dan niet direct, betrokken waren bij het incident. In dit chatgesprek zijn onder meer de volgende berichten geschreven:
- [verdachte] , Saturday, November 18, 2017 at 8:32am UTC+01: "Waar zijn jullie."
- [medeverdachte 2] , Saturday, November 18, 2017 at 8:32am UTC+01: "Damwoude."
- [medeverdachte 3] , Saturday, November 18, 2017 at 8:32am UTC+01: "Voetbalveld."
- [verdachte] , Saturday, November 18, 2017 at 8:33am UTC+01: "We moeten zo weg."
- [medeverdachte 4] , Saturday, November 18, 2017 at 8:33am UTC+01: "Wij zijn op de dyk."
- [naam 4] , Saturday, November 18, 2017 at 8:33am UTC+01: "Voetbalveld."
- [medeverdachte 4] , Saturday, November 18, 2017 at 8:33am UTC+01: "Hele ploeg."
- [verdachte] , Saturday, November 18, 2017 at 8:33am UTC+01: "Kom er aan." [67]
Verdachte is met een klein groepje naar Damwoude gegaan. Zijn vriendin [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) zat bij hem in de auto. Zij waren van plan om naar de benzinepomp aan de A7 te rijden. Verdachte had inmiddels vernomen dat er een langzaamaanactie zou worden gehouden, zodat de demonstranten te laat zouden komen en niet meer in Dokkum zouden kunnen demonstreren. [68] Verdachte en anderen verzamelden in Damwoude met ongeveer tien auto's. Vanuit Damwoude vertrok verdachte met een groep naar Drachten. Onderweg kwamen er meer auto's bij. In Drachten stonden zij stil bij een pomp. Verdachte bestuurde de witte Volkswagen Caddy van zijn vader. [69] De Volkswagen bus waarin verdachte reed had het kenteken [kenteken] . [70] Zij zouden naar de Afsluitdijk gaan. Toen hoorden zij dat de bussen waren gezien in Almere. Daarom reden zij naar Joure. Zij wilden naar de pomp op de A7, maar dit kon niet omdat de afslag niet kon worden gebruikt. Er reed een hele groep naar het viaduct om te draaien. Toen zij daar net waren aangekomen, kwamen de bussen eraan. Verdachte reed naar beneden. Verdachte reed om drie bussen heen. Het verkeer remde af. Op de A6 stonden auto's stil. Verdachte sloot aan. Daarna stapte verdachte uit. [71] Verdachte dacht dat de langzaamaanactie daar al begon. Op een gegeven moment stond verdachte voor een bus. Er stonden meerdere auto's en er liepen meerdere mensen op de snelweg. [72] Op een gegeven moment stond het witte Volkswagen busje met het kenteken [kenteken] voor één van de bussen. Verdachte stond voor deze bus en maakte armbewegingen. [73] Verdachte had contact met de chauffeur van één van de bussen. Verdachte had een meningsverschil met iemand uit één van de bussen en hij zei: "Ga maar terug naar de Randstad." Verdachte maakte daarbij ook een gebaar met zijn vinger, waarmee hij wilde aangeven: "Ga maar terug." [74] Op een gegeven moment reed de blauwe Seat Ibiza die links voor de bus geparkeerd stond naar de linker rijbaan om een tweede (rode) bus tot stilstand te brengen. Verdachte liep toen ook naar de tweede bus en ging voor de tweede bus staan. Kort daarna kon de bus die op de linker rijbaan werd geblokkeerd verder rijden. Op dat moment stapte verdachte in de witte Volkswagen en reed verder [75] naar de A7. [76]
Toen verdachte op de A7 kwam, was hij de bussen al voorbij. [77] Verdachte reed niet de parkeerplaats bij de pomp op maar bleef op de snelweg. Op het moment dat verdachte de pomp naderde, slibde de rijbaan dicht met auto's vanaf de pomp. Verdachte zag dat er auto's achter de bussen vandaan kwamen en voor de bussen gingen staan. Verdachte ging stilstaan op de A7. Hij was voor de bussen. Verdachte en anderen lieten een melkwagen doorrijden. Verdachte en anderen liepen achter de reporter [slachtoffer 2] aan om hem weg te sturen. Verdachte wist dat het strafbaar is om een snelweg te blokkeren. [78]
Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van het medeplegen van het ten laste gelegde feit door verdachte, omdat hij geen wezenlijke rol heeft gespeeld in de blokkade en er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen gericht op het versperren van de A7. Verdachte was als bestuurder ter plaatse op de A7. Het versperren van een landweg wordt in het algemeen echter gedaan door de persoon of personen die vooraan stonden in de blokkade en verdachte stond niet vooraan. Voorts is van belang dat er geen organisatie was. De omstandigheid dat niet duidelijk is hoe en door wie het verkeer tot stilstand is gebracht, maakt niet dat de hele groep verantwoordelijk kan worden gehouden voor de blokkade. Verdachte had niet de bedoeling de A7 te versperren. Voor zover verdachte heeft gesympathiseerd met een eventuele blokkade is dat niet redengevend voor het bewijs. Voor zover wordt aangenomen dat het verdachtes bedoeling was de demonstranten te vertragen, kan dat niet bijdragen aan de conclusie dat hij de weg heeft versperd. Een weg is namelijk pas versperd indien deze voor het bestemde gebruik niet meer toegankelijk is. Bovendien zal de versperring een zekere duurzame aard moeten hebben. Daarvan is bij vertragen geen sprake. Voor zover verdachte heeft gesympathiseerd met een eventuele blokkade is dat niet redengevend voor het bewijs. Het enkele feit dat verdachte niet is weggereden, maakt niet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan versperren. Daarbij is van belang dat de politie verdachte geen last heeft gegeven om weg te rijden. Voor zover er al een mogelijkheid bestond om weg te rijden via de berm, kan het verdachte niet worden tegengeworpen dat hij dit niet heeft gedaan, aangezien het verboden is om door de berm te rijden en in dat geval bovendien geen sprake was van een versperring, aangezien het rijden van auto's in dat geval niet geheel onmogelijk is gemaakt.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat bij de situatie op de A7 gevaar te duchten was voor de veiligheid op de weg. Er is geen concreet gevaar op de A7 gemeld en er bestond ook geen ernstige mogelijkheid voor het ontstaan van gevaar. Uit de verklaringen van de aangevers en getuigen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige 1] blijkt niet dat op de A7 sprake was van potentieel gevaarlijke toestanden. De verbalisanten die ter plaatse zijn geweest, hebben geen letsel of schade gezien. Het enkele feit dat wordt stilgestaan op een snelweg en dat gevaar zou kunnen ontstaan, is volgens de raadsman onvoldoende om te kunnen concluderen dat gevaar voor de veiligheid op de weg te duchten was. Daarbij acht hij van belang dat elke bestuurder zich op grond van artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op de weg zodanig moet gedragen dat hij in staat is zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen en dat er in dit geval ook geen aanrijdingen zijn geweest. Verder heeft hij erop gewezen dat de afdeling Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) van de politie in haar rapport in het algemeen heeft gesteld dat de snelheid voor de gevaarzetting van minder belang is en dat het met name gaat om de geleidelijkheid van afremmen. Daardoor kon de VOA in dit geval niet concluderen dat sprake was van een verkeersgevaarlijke situatie zodanig dat gevaar te duchten was.
Oordeel van de rechtbank
Medeplegen van het versperren van een landweg
Aan verdachte is onder 1. primair - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk de Rijksweg A7 heeft versperd, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Ten aanzien van het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de A7, omdat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen gericht op die versperring overweegt de rechtbank het volgende.
Onder het versperren van een weg moet worden verstaan het op een weg aanbrengen van een zodanige belemmering dat die weg niet toegankelijk is voor het bestemde gebruik. Deze versperring zal een enigszins duurzame aard moeten hebben. Onder versperren valt niet alleen de handeling waardoor de belemmering ontstaat, maar ook het niet opheffen of laten voortduren van die belemmering.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de hiervoor samengevat weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
- Verdachte wist van tevoren dat op 18 november 2017 zou worden geprobeerd om ervoor te zorgen dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten niet (tijdig) in Dokkum zouden komen om zodoende te voorkomen dat zij zouden demonstreren tijdens de intocht van Sinterklaas. Verdachte dacht dat een langzaamaanactie zou worden gehouden. Verdachte stond achter dit plan en dit was ook verdachtes bedoeling.
- Verdachte heeft bewust meegedaan aan de actie.
- Verdachte is met deze wetenschap en deze bedoeling in zijn auto naar Damwoude en Drachten gereden, waar zich meerdere andere voertuigen en personen hadden verzameld die kennelijk het doel hadden om aanwezig te zijn bij de actie tegen de anti-Zwarte Piet-demonstranten. Verdachte is bewust met deze groep auto's meegereden naar de A6 en de A7, terwijl hij wist wat er mogelijk zou gaan gebeuren.
- Verdachte was betrokken bij het incident op de A6, waarbij de bussen met de anti-Zwarte Piet-demonstranten zijn gedwongen te stoppen en waarbij kennelijk is geprobeerd te verhinderen dat deze bussen verder zouden rijden. Verdachte heeft op de A6 de door hem bestuurde auto tot stilstand gebracht voor één van de bussen. Verdachte is uitgestapt op de A6 en is voor twee van de bussen gaan staan, waarbij hij armbewegingen heeft gemaakt naar één van de chauffeurs en heeft gezegd: "Ga maar terug naar de Randstad." Daarna is hij doorgereden naar de A7.
- Op het moment dat de bussen met de anti-Zwarte Piet-demonstranten naderden, is (een deel van) de groep auto's die (op de parkeerplaats) bij de benzinepomp aan de A7 stond, de Rijksweg A7 opgereden en kort daarna afgeremd en op die snelweg tot stilstand gebracht.
- De auto waarmee verdachte naar de A7 is gekomen, is aangesloten bij deze groep auto's en stond (uiteindelijk) vóór de voorste bus met anti-Zwarte Piet-demonstranten en is daar gedurende langere tijd blijven staan. Verdachte heeft de auto verlaten, heeft op de A7 gelopen en heeft zich gevoegd bij de inzittenden van andere auto's die eveneens vóór de voorste bus stonden.
- De door verdachte bestuurde auto en de andere auto's stonden zo opgesteld op beide rijstroken en op de vluchtstrook dat het overige verkeer niet kon passeren en de snelweg werd geblokkeerd.
- Op het moment dat de eerste politieagenten arriveerden, stond het verkeer al ongeveer 15 minuten stil. Uiteindelijk heeft het verkeer ongeveer 45 minuten stilgestaan.
- Verdachte heeft zich niet teruggetrokken uit de blokkade. Niet is gebleken dat verdachte heeft geprobeerd weg te rijden. Ook is niet gebleken dat verdachte op een andere wijze heeft geprobeerd afstand te nemen van de groep personen en auto's die de weg blokkeerden.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte niet toevallig in de blokkade terecht is gekomen en de gebeurtenissen hem niet plotseling en geheel onverwacht zijn overkomen, maar dat hij deze situatie bewust heeft opgezocht.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, valt onder versperren niet alleen de handeling waardoor de belemmering ontstaat, maar ook het niet opheffen of laten voortduren van die belemmering. In dit geval bestond de strafbare belemmerende handeling in de kern uit het tot stilstand brengen en stil laten staan van auto's op de A7 en het met meerdere personen tussen deze auto's gaan staan. Voor het versperren van een snelweg zijn meerdere auto's en meerdere personen nodig. De rechtbank is van oordeel dat niet alleen de bestuurders van de auto's die vooraan in de groep reden en/of als eerste hun auto tot stilstand hebben gebracht de A7 hebben versperd, maar ook degenen die vervolgens hebben meegeholpen om de blokkade verder uit te bouwen, deze te laten voortduren en deze niet op te heffen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de A7 ook is versperd door de bestuurders van de auto's die niet vooraan in de groep reden en niet als eerste hun auto tot stilstand hebben gebracht, maar die wel hun auto voor (één of meer van) de bussen tot stilstand hebben gebracht en daarmee de blokkade hebben versterkt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook de inzittenden van al deze auto's hebben meegeholpen aan het laten voortduren van de blokkade en het niet opheffen daarvan. Zij hebben door hun aanwezigheid de groep van de blokkeerders getalsmatig versterkt. Daardoor hebben zij de blokkade verstevigd en eraan bijgedragen dat de blokkade voortduurde en niet werd opgeheven.
Voor zover verdachte dacht dat het de bedoeling was om een langzaamaanactie te houden, overweegt de rechtbank het volgende. Een langzaamaanactie houdt in dat bewust langzaam wordt gereden met het doel om het verkeer te vertragen. Verdachte wilde meedoen aan deze actie. De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de personen die wilden verhinderen dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten in Dokkum kwamen niet alleen langzaam zouden gaan rijden maar ook stil zouden gaan staan, waardoor de weg zou worden versperd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er geen sprake was van een strakke organisatie en dat niet is gebleken van duidelijke afspraken tussen de bestuurders van de auto's. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Bovendien is niet gebleken dat verdachte, toen medeverdachten hun auto op de snelweg hadden stilgezet, zich daarvan heeft gedistantieerd door zelf weg te rijden of dat hij medeverdachten heeft aangespoord om (langzaam) door te rijden. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het doel van verdachte was om te voorkomen dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten in Dokkum kwamen.
Naar het oordeel van de rechtbank was op het moment dat de eerste politieagenten arriveerden al sprake van een versperring in de zin van artikel 162 Sr. Hieruit volgt dat het strafbare feit op dat moment al was voltooid. Daarom is het in dit kader niet van belang of verdachte al dan niet de indruk had dat het de bedoeling van de politie was dat hij en de medeverdachten op de A7 zouden blijven staan, noch of de politieagenten hen al dan niet een last hebben gegeven om weg te rijden.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op het versperren van de A7. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat deze samenwerking in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Te duchten gevaar voor de veiligheid van het verkeer
Ten aanzien van het verweer dat niet kan worden bewezen dat door de versperring gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, overweegt de rechtbank het volgende.
Het opzettelijk versperren van een (land)weg is alleen strafbaar op grond van artikel 162 Sr, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is. Het verkeer is veilig indien het zonder ongelukken kan plaatsvinden. Er hoeft niet daadwerkelijk gevaar voor de veiligheid van het verkeer te zijn ontstaan, maar dergelijk gevaar moet ten tijde van de versperring naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Daarbij is niet van belang of de dader het gevaar zelf heeft voorzien (vgl. de arresten van de Hoge Raad van 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653, en 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2752). Er dient een reële mogelijkheid te hebben bestaan dat het gevaar voor de verkeersveiligheid zich zou verwezenlijken (vgl. de conclusie van advocaat-generaal Vegter bij het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BK2650). Het hoeft hierbij niet te gaan om levensgevaar of gevaar voor (ernstig) letsel, maar het kan ook gaan om gevaar voor schade aan voertuigen. Er dient een causaal verband te bestaan tussen de versperring en het te duchten gevaar. Opzet op het te duchten gevaar is niet vereist, aangezien dit gevolg aan het opzet is onttrokken.
De rechtbank is - met de verdediging - van oordeel dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de gebeurtenissen en de situatie op de A7 en de gebeurtenissen die kort daarvoor hadden plaatsgevonden op de A6.
Naar het oordeel van de rechtbank was op de A6 sprake van een gevaarlijke verkeerssituatie. Uit het dossier blijkt dat op de A6 bussen werden afgesneden, voertuigen abrupt voor die bussen hebben geremd en voertuigen voor die bussen abrupt tot stilstand zijn gebracht, waardoor de chauffeurs van die bussen ook abrupt moesten remmen om aanrijdingen te voorkomen.
Het onder 1. ten laste gelegde feit heeft echter enkel betrekking op de gebeurtenissen en de situatie op de A7. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte of de medeverdachten op de A7 bussen of andere voertuigen hebben afgesneden of dat op de A7 door het gedrag van verdachte of de medeverdachten voertuigen abrupt hebben moeten remmen. Bijna alle verdachten hebben verklaard dat de voertuigen op de A7 geleidelijk tot stilstand zijn gebracht. Uit de verklaringen van de aangevers en getuigen kan niet worden afgeleid dat het anders is gegaan en het door de verdachten geschetste beeld lijkt te worden bevestigd door de videobeelden die bij het dossier zijn gevoegd.
In het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse [79] wordt het volgende opgemerkt over de gevaarzetting van de blokkade van de A7. Iedere beperking van de doorstroming van het verkeer op wegen is in min of meerdere mate gevaarzettend. Daarbij kan worden gedacht aan tijdelijke snelheidsbeperkingen tot plotseling ontstane verkeersongevallen of voorwerpen op de weg die rijbanen volledig kunnen versperren. Het is inherent aan deelname aan het verkeer dat verkeersdeelnemers attent dienen te reageren op vooraf aangeduide beperkingen of belemmeringen, maar ook op plotseling ontstane beperkingen en/of belemmeringen. Voor het attentieniveau van bestuurders zijn onder meer het verwachtingspatroon van de bestuurders en de intensiteit van het verkeer van belang. In algemene zin kan worden gesteld dat de mate van gevaarzetting tijdens een bewust afbouwende snelheid om de rijbaan te blokkeren mede afhangt van de mate waarin dit min of meer geleidelijk plaatsvindt en dat de snelheid daarbij van minder belang is.
Uit het aanvullende proces-verbaal verkeersongevallenanalyse [80] blijkt dat door de blokkade een file van ongeveer drie kilometer is ontstaan en dat er bij de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat geen meldingen zijn geregistreerd van verkeersongevallen op het desbetreffende wegvak in de desbetreffende periode.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het verkeer op de A7 ten gevolge van de blokkade volledig tot stilstand is gekomen en dat daardoor een file van meerdere kilometers is ontstaan. Voorts blijkt daaruit dat ter plaatse op de A7 een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur gold. Hieruit volgt dat sprake was van een groot snelheidsverschil tussen de voertuigen die reeds stilstonden (achter) in de file en de voertuigen die op de file af kwamen rijden. Dat het verkeer aan de voorzijde van de blokkade geleidelijk is afgeremd en geleidelijk tot stilstand is gekomen, zoals de verdediging heeft betoogd, doet hier niet aan af. De mate van gevaarzetting wordt immers niet alleen bepaald door (de situatie van) de verkeersdeelnemers die vlak achter de blokkerende voertuigen reden en (geleidelijk) met hen mee remden, maar ook door (de situatie van) de verkeersdeelnemers die pas aan kwamen rijden toen het verkeer al stilstond. De geleidelijkheid waarmee is afgeremd en waarmee de blokkerende voertuigen tot stilstand zijn gekomen, is van invloed op de veiligheid van de inzittenden van de bussen en de overige verkeersdeelnemers die vlak achter de blokkerende voertuigen reden. Voor de veiligheid van de verkeersdeelnemers die de blokkade enige tijd later naderden, nadat het verkeer al tot stilstand was gekomen en reeds een file was ontstaan, maakt het echter geen verschil of de voorste voertuigen abrupt of geleidelijk tot stilstand zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voor hun veiligheid, anders dan in de verkeersongevallenanalyse is opgemerkt, de maximumsnelheid en het snelheidsverschil tussen de stilstaande voertuigen en de naderende voertuigen van veel groter belang. Deze factoren zijn zowel van belang voor de tijd die de bestuurders van de naderende voertuigen hebben om een beperking in de doorstroming van het verkeer op te merken als voor de tijd die zij hebben om daarop te reageren.
Zoals ook is aangegeven in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is iedere beperking van de doorstroming van het verkeer op wegen - en dus iedere file - in min of meerdere mate gevaarzettend. Het is niet voor niets gebruikelijk dat automobilisten die een file naderen of in een file staan hun alarmlichten ontsteken - zoals sommige verdachten in dit geval ook hebben gedaan - en dat via de radio en door middel van matrixborden filewaarschuwingen worden gegeven. Ook is het niet voor niets gebruikelijk dat bij het ontstaan van een onverwachte file (bijvoorbeeld door een ongeluk) maatregelen worden getroffen om naderende automobilisten te waarschuwen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van (matrix)borden en het zwaaien met lichtfakkels en het geven van aanwijzingen door politieagenten.
De rechtbank stelt voorts vast dat in dit geval geen sprake was van een aangekondigde en/of vooraf aangeduide beperking of belemmering van de doorstroming van het verkeer. Naar het oordeel van de rechtbank ging het om een plotseling ontstane belemmering die voor de overige verkeersdeelnemers niet te verwachten viel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de blokkade plaatsvond op een zaterdagochtend rond 10.00 uur op een deel van een snelweg waar op dat tijdstip geen grote verkeersdrukte te verwachten viel, laat staan dat daar op dat moment stilstaand verkeer en een file te verwachten waren. Ook was ter plaatse - anders dan op de A6 - geen sprake van wegwerkzaamheden of andere omstandigheden die aanleiding gaven voor een verhoogd attentieniveau bij de overige weggebruikers.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval ten tijde van het (doen) ontstaan en (laten) voortduren van de blokkade van de A7 gevaar voor de veiligheid van het verkeer naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was en dat er een reële mogelijkheid bestond dat dit gevaar zich zou verwezenlijken. Dat elke bestuurder in beginsel verplicht is zich zo te gedragen dat hij in staat is zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen en dat er in dit geval geen aanrijdingen zijn geweest, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Conclusie ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de A7, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. primair ten laste gelegde. Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en de medeverdachten door geweld en bedreiging met geweld de betoging van de anti-Zwarte Piet-demonstranten in Dokkum hebben verhinderd. Daartoe is onder meer aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat sprake was van een ernstig openbare orde probleem en dat door het toepassen van dwang, een versperring, intimidatie en het in gevaar brengen van personen en goederen de betoging is verhinderd. Door fors te remmen en door een motor dwars voor een bus te zetten en een botsing te veroorzaken hebben 20 automobilisten de bussen tot stilstand gebracht en vervolgens intimiderend en dreigend (gebalde vuisten, boze blikken, slaan tegen de bus, roepen van teksten, blote kont laten zien) de reis naar Dokkum belet. Deze handelingen dienen volgens het openbaar ministerie te worden aangemerkt als geweld en bedreiging met geweld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van geweld of bedreiging daarmee en dat er bovendien geen causaal verband bestond tussen de verweten (gewelds)handelingen en het niet doorgaan van de betoging.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en de medeverdachten de betoging van de anti-Zwarte Piet-demonstranten niet hebben verhinderd, aangezien het niet doorgaan van de dynamische en de statische betoging niet is veroorzaakt door de blokkade op de A7. Volgens de raadsman had de loco-burgemeester de dynamische betoging al verboden vóór het begin van de blokkade, omdat de bussen van de anti-Zwarte Piet-demonstranten te laat waren vertrokken en daardoor niet op tijd in Dokkum zouden aankomen. Voorts blijkt volgens de raadsman uit de verklaring van de loco-burgemeester dat het verbod van de statische betoging en de blokkade op de A7 niets met elkaar te maken hadden.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2. meer subsidiair en 2. meest subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake kan zijn van een poging. Ten aanzien van de dynamische betoging is volgens de raadsman sprake van een absoluut ondeugdelijke poging, omdat het gebruikte middel en het object of doel niet kunnen leiden tot voltooiing van het misdrijf, aangezien de ten laste gelegde handelingen plaatsvonden nadat de dynamische betoging reeds was verboden en aangezien er na afloop van de blokkade nog voldoende tijd was om de statische betoging te houden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, voor zover ten aanzien van de statische betoging al sprake was van een poging, verdachte vrijwillig is teruggetreden en om die reden moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de niet-voltooiing van het delict het gevolg is van omstandigheden die van de wil van verdachte afhankelijk waren.
Oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is onder 2. primair - kort gezegd - ten laste gelegd het medeplegen van het door (bedreiging met) geweld verhinderen van een geoorloofde betoging. Onder 2. subsidiair is aan hem ten laste gelegd het medeplegen van medeplichtigheid aan dat feit. Onder 2. meer subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd het medeplegen van poging tot het door (bedreiging met) geweld verhinderen van een geoorloofde betoging en onder 2. meest subsidiair het medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot het door (bedreiging met) geweld verhinderen van een geoorloofde betoging.
In artikel 143 Sr is alleen het verhinderen van een (geoorloofde) betoging strafbaar gesteld, voor zover dit gebeurt door middel van geweld of bedreiging met geweld. Hieruit volgt dat er om tot een bewezenverklaring te kunnen komen niet alleen sprake moet zijn geweest van geweld of bedreiging met geweld, maar dat dit geweld of de bedreiging daarmee ook de oorzaak moet zijn geweest van het niet doorgaan van de betoging.
Volgens de tenlastelegging bestond het door verdachte en de medeverdachten gepleegde geweld en/of de bedreiging daarmee uit één of meer van de volgende handelingen.
1. Het over de vluchtstrook inhalen van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten.
2. Het afsnijden van die bussen.
3. Het abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor die bussen.
4. Het (abrupt) tot stilstand brengen van die bussen op de Rijksweg A7.
5. Het blokkeren van de Rijksweg A7 door meerdere motorrijtuigen op de rijbanen en vluchtstrook van die Rijksweg A7 te plaatsen.
6. Het dragen van gezicht bedekkende kleding, te weten (een) sjaal(s), hoodie(s) en/of helm(en).
7. Het zwaaien met de (gebalde) vuisten (richting de bussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren.
8. Het slaan tegen een of meerdere bussen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat het afsnijden van de bussen, het abrupt en krachtig afremmen en abrupt snelheid minderen voor die bussen en het abrupt tot stilstand brengen van de bussen heeft plaatsgevonden op de A6. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de op de A6 verrichtte handelingen niet hebben geleid tot het verhinderen van de betoging, aangezien de bussen ondanks deze handelingen - na korte tijd stil te hebben gestaan - verder konden rijden en hun weg konden vervolgen richting de A7 met als uiteindelijke doel Dokkum.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht zij niet bewezen dat verdachte of de medeverdachten op de A7 bussen of andere voertuigen hebben afgesneden of dat op de A7 door het gedrag van verdachte of de medeverdachten voertuigen abrupt hebben moeten remmen.
De rechtbank leidt uit het dossier en de ter terechtzitting afgelegde verklaringen af dat op de A7 één persoon een sjaal voor zijn gezicht droeg, één persoon een helm droeg en meerdere personen een capuchon/hoodie over hun hoofd droegen. Ook leidt de rechtbank daaruit af dat op de A7 arm- en handbewegingen in de richting van de bussen zijn gemaakt en dat tegen één van de bussen is geslagen.
De rechtbank acht aannemelijk dat deze handelingen dreigend zijn overgekomen op de anti-Zwarte Piet-demonstranten die in de bussen zaten en zij kan zich voorstellen dat hierdoor mogelijk een dreigende sfeer is ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze handelingen onder de gegeven omstandigheden echter niet worden aangemerkt als geweld of bedreiging met geweld in de zin van artikel 143 Sr. De rechtbank acht niet bewezen dat het opzet van verdachte en de medeverdachten erop was gericht om door het dragen van deze kleding, het maken van deze arm- en handbewegingen en het slaan tegen de bussen de betoging te verhinderen. Ook leveren deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank geen (bedreiging met) geweld op dat geëigend is of schijnt om de betoging te verhinderen, nu deze handelingen niet geschikt waren om te verhinderen dat de (bussen met) demonstranten verder zouden rijden en Dokkum zouden bereiken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de meeste handelingen zijn verricht, terwijl de demonstranten in de bussen zaten en de deuren van de bussen gesloten waren. Voorts acht de rechtbank van belang dat uit het dossier en de ter terechtzitting afgelegde verklaringen niet blijkt dat verdachte en de medeverdachten als groep op een dreigende manier op de bussen en/of de demonstranten zijn afgekomen of hen hebben ingesloten. Op de videobeelden in het dossier is alleen te zien dat een deel van de verdachten op dreigende wijze met versnelde pas op [slachtoffer 2] is afgelopen. Uit het dossier blijkt echter dat [slachtoffer 2] niet als één van de demonstranten aanwezig was op de A7 maar als journalist. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit dreigend is overgekomen op de demonstranten in de bussen, maar deze dreiging was niet tegen hen gericht.
Ten aanzien van het dragen van de gezichtsbedekkende kleding merkt de rechtbank voorts nog op dat dit op zichzelf geen (bedreiging met) geweld oplevert. Bovendien acht de rechtbank aannemelijk dat de reden voor het dragen van deze kleding (in ieder geval in de meeste gevallen) was gelegen in de koude weersomstandigheden en de wens om herkenning te voorkomen. De reden dat één van de verdachten een helm droeg, was dat hij met zijn motor naar de A7 was gekomen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat het dragen van deze kleding, het maken van deze arm- en handbewegingen en het slaan tegen de bussen er ook niet toe hebben geleid of bijgedragen dat de demonstranten niet verder konden of wilden gaan naar Dokkum.
De rechtbank acht bewezen dat op de A7 enkele voertuigen de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben ingehaald over de vluchtstrook, dat op de A7 meerdere voertuigen voor die bussen snelheid hebben geminderd en dat de bussen daardoor uiteindelijk tot stilstand zijn gebracht op de A7. Ook acht de rechtbank bewezen dat de A7 is geblokkeerd doordat meerdere voertuigen op de rijbanen en de vluchtstrook van de A7 zijn geplaatst. Zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde, is zij van oordeel dat verdachte deze handelingen tezamen en in vereniging met (een deel van) de medeverdachten heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank waren deze handelingen in beginsel geschikt om daarmee te verhinderen dat de demonstranten verder zouden rijden en ook om te verhinderen dat de demonstranten voorafgaand en tijdens de intocht van Sinterklaas in Dokkum een betoging zouden houden.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze handelingen niet kunnen worden aangemerkt als (bedreiging met) geweld in de zin van artikel 143 Sr. Daartoe overweegt zij dat geen sprake is van het verhinderen van een betoging door (te dreigen met) het aanwenden van fysieke kracht tegen personen of goederen, maar van het verhinderen van een betoging door het de demonstranten onmogelijk te maken om de plaats van de betoging te bereiken door andere feitelijkheden dan geweld. Het verhinderen van een betoging door andere feitelijkheden is in artikel 143 Sr echter niet strafbaar gesteld.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en de medeverdachten op de A7 de betoging van de anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben verhinderd door geweld of bedreiging met geweld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het voorgaande evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte en de medeverdachten op de A7 hebben gepoogd de betoging van de anti-Zwarte Piet-demonstranten te verhinderen door geweld of bedreiging met geweld. Daarom zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 2. meer subsidiair en 2. meest subsidiair ten laste gelegde.
Nu de rechtbank verdachte reeds op grond van de hiervoor vermelde redenen zal vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde, zal zij niet ingaan op het verweren van de verdediging dat de loco-burgemeester de dynamische betoging al had verboden vóór het begin van de blokkade en dat het verbod van de statische betoging en de blokkade op de A7 niets met elkaar te maken hadden.
Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de gedragingen waartoe zou zijn gedwongen volgens de tenlastelegging ook separaat ten laste zijn gelegd onder 1. en 2. Daarom heeft de raadsman ter onderbouwing van het verweer verwezen naar de opmerkingen die hij in het kader van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft gemaakt over het bewijs van medeplegen en medeplichtigheid. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien verdachte wordt vrijgesproken van dat feit of die feiten - gelet op de samenhang tussen de delicten - ook geen sprake kan zijn van dwang.
Oordeel van de rechtbank
Inleidende overwegingen
Aan verdachte is onder 3. - kort gezegd - ten laste gelegd het medeplegen op de A6 en de A7 van het door (bedreiging met) geweld en/of (bedreiging met) enige andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen van de bestuurders en inzittenden van de geblokkeerde bussen en auto's om iets te doen, niet te doen of te dulden.
Dit strafbare feit wordt in het algemeen aangeduid als "dwang". Er is sprake van strafbare dwang als de verdachte - zonder dat hij daartoe bevoegd was - door het toepassen van drukmiddelen opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer iets heeft gedaan, niet heeft gedaan of heeft geduld. Dit betekent dat het misdrijf pas voltooid is wanneer iemand daadwerkelijk is gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden en dat er een causaal verband moet bestaan tussen de toegepaste dwangmiddelen en het gevolg. In het bestanddeel dwingen ligt een opzetvereiste besloten. Het opzet van de verdachte moet ook betrekking hebben op het ontbreken van de bevoegdheid om een ander te dwingen iets te doen of te dulden. Voorwaardelijk opzet is daarbij voldoende (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5834).
Overwegingen ten aanzien van het incident op de A6
Anders dan bij het onder 2. ten laste gelegde feit is hier aan verdachte niet alleen het handelen op de A7, maar ook het daaraan voorafgaande handelen op de A6 ten laste gelegd.
Met betrekking tot de situatie op de A6 is aan verdachte onder 3. - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij door (bedreiging met) geweld en/of (bedreiging met) een andere feitelijkheid de bestuurders en inzittenden van de bussen en andere op de A6 aanwezige motorrijtuigen heeft gedwongen de/het door hem/hen bestuurd(e) motorrijtuig(en) abrupt en/of krachtig af te remmen en/of (vervolgens) (abrupt) tot stilstand te brengen en/of gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen. Volgens de tenlastelegging bestond dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging daarmee eruit dat verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met anderen:
- op een dwingende manier heeft gewezen en/of gebaard naar de bestuurder(s) van die bus(sen), kennelijk met de bedoeling die bestuurder(s) tot stoppen te dwingen, althans te bewegen die bus(sen) te doen stoppen en/of
- afsnijden van die bus(sen) en/of
- abrupt en krachtig afremmen en/of (abrupt) snelheid minderen voor bus(sen) en/of
- het (abrupt) tot stilstand brengen van die bus(sen) en/of
- wijzen (in de richting de bussen) en/of het omhoog houden van de/een arm(en), althans het maken van intimiderende en/of provocerende en/of opruiende en (be)dreigende bewegingen/gebaren.
Op grond van de hierboven samengevat weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte en enkele van zijn mededaders op de A6 met de door hen bestuurde auto's en motor de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben afgesneden en abrupt hebben afgeremd voor die bussen en daardoor die bussen abrupt tot stilstand hebben gebracht. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte en één van zijn mededaders op een dwingende manier hebben gewezen en/of gebaard naar de bestuurders van de bussen. Gelet op de omstandigheden waaronder deze gebaren zijn gemaakt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte daarmee de bedoeling had om die bestuurder te bewegen die bus te doen stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat deze op de A6 verrichte handelingen - in onderling verband en samenhang bekeken - kunnen worden aangemerkt als (het dreigen met) het aanwenden van fysieke kracht tegen de bus(sen) en de bestuurder(s) daarvan en daarmee als (bedreiging met) geweld in de zin van artikel 284 Sr.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte en enkele van zijn mededaders door deze handelingen de bestuurders en inzittenden van de bussen hebben gedwongen de door hen bestuurde motorrijtuigen abrupt en krachtig af te remmen en vervolgens abrupt tot stilstand te brengen. Ook hebben verdachte en enkele van zijn mededaders hen daardoor gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelen ten minste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze gevolgen zouden intreden. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte en zijn mededaders niet bevoegd waren de vrijheid van handelen van de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten op deze wijze te beperken. Hieruit volgt dat de door verdachte en zijn mededaders uitgeoefende dwang wederrechtelijk was. Ook heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij onbevoegd handelde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door verdachte en enkele van zijn mededaders verrichte handelingen blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze mededaders gericht op het door bedreiging met geweld dwingen van de bestuurders en de inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten om iets te doen, niet te doen of te dulden.
Overwegingen ten aanzien van het incident op de A7
De handelingen op de A7 die volgens het openbaar ministerie dienen te worden aangemerkt als (bedreiging met) geweld en/of (bedreiging met) een andere feitelijkheid in het kader van de onder 3. ten laste gelegde dwang, komen overeen met de handelingen waarmee het bestanddeel (bedreiging met) geweld is omschreven in het kader van de onder 2. ten laste gelegde verhindering van een betoging.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde, is zij van oordeel dat deze handelingen op de A7 niet kunnen worden aangemerkt als (bedreiging met) geweld in de zin van artikel 143 Sr. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze handelingen om dezelfde redenen niet worden aangemerkt als (bedreiging met) geweld in het kader van de onder 3. ten laste gelegde dwang.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is in artikel 143 Sr het verhinderen van een betoging door (bedreiging met) een andere feitelijkheid niet strafbaar gesteld. Daarentegen is in artikel 284 Sr dwang door (bedreiging met) een andere feitelijkheid wel strafbaar gesteld.
Andere feitelijkheden zijn alle handelingen die niet onder "geweld" vallen, maar die wel van zodanige aard zijn dat zij naar de gegeven omstandigheden beschouwd iemand kunnen dwingen, oftewel hem tegen zijn wil kunnen brengen tot hetgeen van hem wordt verlangd. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft het daarbij niet te gaan om handelingen die een psychische druk tot gevolg hebben, maar kan het ook gaan om handelingen, waardoor het slachtoffer feitelijk niets anders kan doen dan hetgeen waartoe hij wordt gedwongen of waardoor feitelijk wordt verhinderd dat het slachtoffer iets doet.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht zij niet bewezen dat verdachte of de medeverdachten op de A7 bussen of andere voertuigen hebben afgesneden of dat op de A7 door het gedrag van verdachte of de medeverdachten voertuigen abrupt hebben moeten remmen.
Zoals de rechtbank hiervoor eveneens heeft overwogen, acht zij wel bewezen dat op de A7 enkele personen gezichtsbedekkende kleding droegen in de vorm van een sjaal, een helm en capuchons/hoodies, dat op de A7 arm- en handbewegingen zijn gemaakt in de richting van de bussen en dat tegen één van de bussen is geslagen. De rechtbank acht echter niet bewezen dat het opzet van verdachte en de medeverdachten erop was gericht om door middel van deze handelingen de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten en de bestuurders en inzittenden van andere op de A7 aanwezige motorrijtuigen te dwingen om iets te doen, niet te doen of te dulden. Naar het oordeel van de rechtbank waren deze handelingen daartoe ook niet geschikt en hebben deze handelingen feitelijk ook niet daartoe geleid of daaraan bijgedragen.
De rechtbank acht bewezen dat op de A7 enkele voertuigen de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben ingehaald over de vluchtstrook, dat op de A7 meerdere voertuigen voor die bussen snelheid hebben geminderd en dat de bussen daardoor uiteindelijk tot stilstand zijn gebracht op de A7. Ook acht de rechtbank bewezen dat de A7 is geblokkeerd doordat meerdere voertuigen op de rijbanen en de vluchtstrook van de A7 zijn geplaatst. Zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze handelingen tezamen en in vereniging met (een deel van) de medeverdachten heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen kunnen worden aangemerkt als andere feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachten door deze handelingen de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten en de bestuurders en inzittenden van andere op de A7 aanwezige motorrijtuigen hebben gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht zij bewezen dat ten tijde van het (doen) ontstaan en (laten) voortduren van de blokkade van de A7 gevaar voor de veiligheid van het verkeer naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was, dat er een reële mogelijkheid bestond dat dit gevaar zich zou verwezenlijken en dat daarom door de blokkade op de A7 gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. De rechtbank acht echter niet bewezen dat op de A7 ook daadwerkelijk gevaar voor de verkeersveiligheid is ontstaan. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is de rechtbank niet gebleken dat er op de A7 ongelukken zijn gebeurd, noch dat op de A7 bijna ongelukken zijn gebeurd. Daarom acht de rechtbank niet bewezen dat daadwerkelijke sprake is geweest van een onveilige verkeerssituatie.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte en de medeverdachten door middel van deze handelingen de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten en de bestuurders en inzittenden van andere op de A7 aanwezige motorrijtuigen hebben gedwongen:
- te remmen en de door hen bestuurde motorrijtuigen tot stilstand te brengen;
- te dulden dat zij in een file terecht kwamen;
- te dulden dat zij hun reis niet konden vervolgen, dat zij de plaats van bestemming niet (tijdig) konden bereiken en/of dat zij (ernstige) vertraging ondervonden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte en de medeverdachte door middel van deze handelingen de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben gedwongen te dulden dat zij hun recht om een betoging te houden in Dokkum voor een deel niet konden verwezenlijken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de voorschriften en de beperkingen die de burgemeester aan de betoging heeft verbonden, mochten de anti-Zwarte Piet demonstranten in Dokkum een dynamische demonstratie (demonstratiemars) houden op zaterdag 18 november 2017 gedurende het tijdvak van 10:30 uur tot 11:15 uur en mochten zij die dag in Dokkum een statische demonstratie houden gedurende het tijdvak van 11:15 uur tot 13:30 uur. Op 18 november 2017 heeft verdachte tezamen en in vereniging met (een deel van) de medeverdachten de A7 versperd. Deze blokkade heeft geduurd van ongeveer 10:00 uur tot ongeveer 10:45 uur. De afstand tussen de plek waar de blokkade plaatsvond en de plek waar de demonstratie zou plaatsvinden is ongeveer 60 kilometer en het zou de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten ten minste 45 minuten hebben gekost om die afstand te overbruggen. Op 18 november 2017 om ongeveer 11:00 uur heeft de loco-burgemeester de statische en dynamische betoging alsnog verboden ter voorkoming van wanordelijkheden.
De rechtbank acht aannemelijk dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten ook indien de A7 niet zou zijn geblokkeerd, te laat in Dokkum zouden zijn aangekomen om de dynamische demonstratie te kunnen houden. Daarom acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte en de medeverdachten de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben gedwongen te dulden dat zij geen dynamische demonstratie konden houden.
De rechtbank acht wel bewezen dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten door de blokkade van de A7 niet om 11:15 uur in Dokkum konden zijn. Dit betekent dat zij door die blokkade in ieder geval een deel van de statische betoging niet hadden kunnen houden. Dit zou ook zo zijn geweest als de loco-burgemeester de betoging niet alsnog zou hebben verboden. Bovendien heeft de loco-burgemeester dit besluit pas genomen, nadat de blokkade alweer was opgeheven. Hieruit volgt dat verdachte en de medeverdachten door het blokkeren van de A7 de anti-Zwarte Piet-demonstranten al hadden gedwongen te dulden dat zij hun betogingsrecht voor een deel niet konden verwezenlijken, vóórdat de burgemeester de betoging verbood. Daarom is het naar het oordeel van de rechtbank in dit kader niet van doorslaggevend belang welke gronden de loco-burgemeester aan dit verbod ten grondslag heeft gelegd.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft willen stellen dat de blokkade langer heeft geduurd, doordat verdachte en de medeverdachten van de politie niet eerder mochten wegrijden, en dat dit de reden is waarom een deel van de statische demonstratie niet kon doorgaan, overweegt de rechtbank het volgende. Drie van de vier agenten die als eerste bij de blokkade aanwezig waren, zijn gehoord door de rechter-commissaris. Zij hebben alle drie verklaard dat zij niet tegen verdachte of de medeverdachten hebben gezegd dat zij niet mochten wegrijden. Naar het oordeel van de rechtbank is op de foto op pagina 157 van het dossier (map 1) duidelijk te zien dat vóór de blokkerende auto's twee politievoertuigen zijn geparkeerd, maar dat deze voertuigen niet zodanig op de weg zijn geplaatst dat het verdachte en de medeverdachten daardoor onmogelijk is gemaakt om weg te rijden. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat - voor zover de politieagenten al tegen (een deel van) de verdachten zouden hebben gezegd dat zij (voorlopig) niet verder mochten rijden - dit een logische consequentie is van het handelen van verdachte en de medeverdachten. Door de A7 te versperren hebben verdachte en de medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de politie de situatie ter plaatse zou bevriezen, dat zij daardoor niet verder zouden mogen rijden en dat de anti-Zwarte Piet-demonstranten daardoor te laat in Dokkum zouden komen. Dit laatste gevolg kan daarom naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid aan verdachte en de medeverdachten worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en de medeverdachten door hun handelen ten minste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat alle hiervoor genoemde gevolgen van de blokkade zouden intreden en dat zij de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten en de bestuurders en inzittenden van andere op de A7 aanwezige motorrijtuigen daartoe zouden dwingen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte en de medeverdachten niet bevoegd waren de vrijheid van handelen van de bestuurders en inzittenden van de bussen met anti-Zwarte Piet-demonstranten en de bestuurders en inzittenden van andere op de A7 aanwezige motorrijtuigen op deze wijze te beperken. Hieruit volgt dat de door verdachte en de medeverdachten uitgeoefende dwang wederrechtelijk was. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en de medeverdachten (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij onbevoegd handelden.
Conclusie ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 3. ten laste wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 18 november 2017, op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske, in de richting van Heerenveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de snelweg Rijksweg A7, heeft versperd, immers heeft verdachte op die Rijksweg A7,
- nadat een aantal van zijn mededaders zich als bestuurders en inzittenden van motorrijtuigen hadden gegroepeerd voor en bij meerdere op de Rijksweg A7 rijdende autobussen, met daarin onder meer demonstranten, en
- nadat een aantal van zijn mededaders als bestuurders van die groep motorrijtuigen, daarmee rijdende over die Rijksweg A7, nabij Oudehaske, hadden geremd, snelheid hadden geminderd en die motorrijtuigen tot stilstand hadden gebracht,
ten gevolge waarvan de bestuurders van die autobussen en andere op die Rijksweg A7 aanwezige bestuurders van motorrijtuigen, ter voorkoming van een aanrijding, genoodzaakt werden de door hen bestuurde motorrijtuigen af te remmen en vervolgens tot stilstand te brengen,
op die Rijksweg A7, nabij Oudehaske,
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde of in welke verdachte was gezeten op de rijbaan of de vluchtstrook van die Rijksweg A7 laten stilstaan en vervolgens
- het motorrijtuig welke verdachte bestuurde of in welke verdachte was gezeten op die Rijksweg A7 verlaten en vervolgens
- zich als voetganger op die Rijksweg A7 begeven en vervolgens
- als voetganger zich op die Rijksweg A7 voor die autobussen en zich achter of bij die autobussen bevindende en stilstaande motorrijtuigen gegroepeerd en aldaar rondgelopen
en zodoende die bestuurders en inzittenden van die autobussen en die zich achter en bij die autobussen bevindende motorrijtuigen gedwongen te stoppen, de vrije doorgang belet en verhinderd hun reis te vervolgen,
waardoor die Rijksweg A7 voor het bestemde gebruik niet meer toegankelijk was en een file is ontstaan
en zodoende die Rijksweg A7 voor langere tijd (ongeveer 45 minuten) versperd,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
3.
hij op 18 november 2017,
A. op de Rijksweg A6, nabij en in de richting van Joure, en
B. op de Rijksweg A7, nabij Oudehaske, in de richting van Heerenveen,
tezamen in vereniging met zijn mededaders, anderen, te weten de bestuurders van autobussen, inzittenden van die autobussen en andere op die weg aanwezige bestuurders en inzittenden van motorrijtuigen, door andere feitelijkheden en bedreiging met geweld, gericht tegen die voornoemde bestuurders en inzittenden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden,
A. (op de A6)
immers heeft verdachte als bestuurder van een motorrijtuig, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, op die Rijksweg A6, die bestuurders van die autobussen en inzittenden van die autobussen
- gedwongen de door hen bestuurde motorrijtuigen abrupt en krachtig af te remmen en vervolgens abrupt tot stilstand te brengen en
- gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen
en bestaande die bedreiging met geweld uit het tezamen en in vereniging,
- op een dwingende manier wijzen en gebaren naar de bestuurders van die autobussen, kennelijk met de bedoeling die bestuurders van die autobussen tot stoppen te dwingen, en
- zogenoemd afsnijden van die autobussen en
- abrupt en krachtig afremmen en abrupt snelheid minderen voor die autobussen en vervolgens
- het abrupt tot stilstand brengen van die autobussen en
B. (op de A7)
immers heeft verdachte als bestuurder van een motorrijtuig, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, op die Rijksweg A7,
die bestuurders van die autobussen, andere bestuurders van motorrijtuigen en inzittenden van die autobussen en die andere op die weg aanwezige motorrijtuigen
- gedwongen de door hen bestuurde motorrijtuigen af te remmen en vervolgens tot stilstand te brengen en zodoende
- gedwongen te dulden dat zij in een file terecht kwamen en
- gedwongen te dulden dat zij hun reis niet konden vervolgen, de plaats hunner bestemming niet (tijdig) konden bereiken of ernstige vertraging ondervonden en
die bestuurders en inzittenden van die autobussen
- gedwongen te dulden dat zij hun recht om een betoging te houden in Dokkum voor een deel niet konden verwezenlijken
en bestaande die andere feitelijkheden uit het tezamen en in vereniging
- over de vluchtstrook inhalen van een of meer van die autobus(sen) en
- afremmen en snelheid minderen voor die autobussen en
- tot stilstand brengen van die autobussen en
- blokkeren van die Rijksweg A7, door meerdere motorrijtuigen op de rijbanen en vluchtstrook van die Rijksweg A7 te plaatsen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het versperren van de A7 niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de literatuur blijkt dat artikel 162 Sr het belang van de veiligheid van het lucht-, water- en wegverkeer beschermt tegen gevaarlijke handelingen van personen die niet primair (mede)verkeersdeelnemers zijn. In de jurisprudentie is geen enkel voorbeeld te vinden van een veroordeling of vervolging voor de overtreding van artikel 162 Sr van iemand die zelf verkeersdeelnemer was. In dit geval gaat het volgens de raadsman juist om verkeersdeelnemers en moet de bescherming van het belang van de verkeersveiligheid daarom worden gezocht in de Wegenverkeerswet en niet in artikel 162 Sr.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de raadsman genoemde uitleg van het belang dat door artikel 162 Sr wordt beschermd niet strookt met de wetsgeschiedenis, nu daarin geen grondslag is te vinden voor de stelling dat artikel 162 Sr alleen van toepassing is op personen die niet primair verkeersdeelnemers zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de wet voor strafbaarheid op grond van artikel 162 Sr niet de eis stelt dat de dader niet primair een (mede)verkeersdeelnemer is. Ook in de wetsgeschiedenis is naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunt te vinden voor het stellen van deze eis. Daarom is de rechtbank van oordeel dat artikel 162 Sr ook kan worden gepleegd door personen die primair (mede)verkeersdeelnemers zijn. Daarom kan het onder 1. bewezen verklaarde naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als hierna is vermeld. Hieruit volgt dat de rechtbank het kwalificatieverweer verwerpt.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;
3. medeplegen van een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden
en
medeplegen van een ander door enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij ten aanzien van verdachte een hogere straf vordert dan ten aanzien van de meeste medeverdachten, omdat verdachte een grotere rol heeft gehad, doordat hij deel uitmaakte van de groep die agressief op [slachtoffer 2] en de bussen afliep en hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan dwang op de A6. Daarbij komt dat een taakstraf naar de mening van het openbaar ministerie niet aan de orde is, omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is, aangezien verdachte bij vonnis van 11 oktober 2018 in een andere zaak is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie. Subsidiair heeft hij gepleit voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. Meer subsidiair heeft hij aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat ten gunste van verdachte rekening moet worden gehouden met de volgende omstandigheden. Verdachte had een nobel doel, namelijk het voorkomen van wanorde tijdens een traditioneel kinderfeest. Verdachte was onwetend met betrekking tot de bestuursrechtelijke procedures over het kennisgeven van een demonstratie. De zaak tegen verdachte maakt deel uit van een niet alledaags proces en zou normaal gesproken zijn aangebracht bij de politierechter. De zaak heeft een grote impact op verdachte gehad en heeft royale aandacht gekregen van de media. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat artikel 63 Sr van toepassing is en rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte bij vonnis van 11 oktober 2018 wegens een incident op 31 december 2017 is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Volgens de raadsman zou het een mitigerend effect op de straf hebben gehad, indien beide zaken bij elkaar zouden zijn gevoegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van het openbaar ministerie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 18 november 2017 was in Dokkum de landelijke intocht van Sinterklaas. De Stichting Nederland Wordt Beter heeft kennis gegeven dat zij tijdens deze intocht wilde demonstreren in Dokkum. Naar aanleiding van deze kennisgeving heeft de burgemeester aan deze demonstratie voorschriften en beperkingen verbonden op grond waarvan het was toegestaan om voorafgaand aan de intocht een demonstratiemars te houden op de route die Sinterklaas kort daarna zou gaan lopen en om tijdens de intocht van Sinterklaas een statische betoging te houden in een speciaal daarvoor aangewezen vak langs de route. De actiegroep KOZP heeft op haar Facebookpagina mensen opgeroepen om naar de demonstratie te komen.
Enkele dagen vóór de intocht is op Facebook een event geplaatst met de naam "Project P". In dit event is opgeroepen om op 18 november 2017 om 08.30 uur te verzamelen op enkele locaties in Friesland en daarna massaal met (onder meer) auto's de (snel)wegen op te rijden om enkele bussen met mensen die tijdens de landelijke intocht van Sinterklaas in Dokkum wilden demonstreren tegen Zwarte Piet te vertragen/verhinderen, kennelijk met het doel om te voorkomen dat deze demonstranten voor het einde van de intocht zouden aankomen in Dokkum.
Verdachte en enkele medeverdachten zijn op 18 november 2017 op de A6 met hun (bestel)auto's en een motor voor de bussen van de demonstranten gaan rijden. Ook hebben zij met een bestelauto en een motor de bussen van de demonstranten afgesneden en voor deze bussen geremd, waardoor de chauffeurs van deze bussen werden gedwongen hard te remmen en te stoppen op de snelweg. Ten gevolge van een gevaarlijke inhaalmanoeuvre van verdachte, waarbij hij met de door hem bestuurde bestelauto een bus heeft afgesneden en abrupt voor deze bus heeft geremd, moest deze bus een noodstop maken en is een passagier van die bus met zijn hoofd/nek tegen de rugleuning van zijn stoel gebotst, ten gevolge waarvan hij een hersenschudding heeft gekregen. Door een vergelijkbare actie van een medeverdachte is in een andere bus een camera (of cameraman) tegen de voorruit gevallen, waardoor deze ruit kapot is gegaan. Ook hebben verdachte en een medeverdachte dreigende armbewegingen gemaakt in de richting van (de chauffeurs van) de stilstaande bussen. Door de acties van verdachte en enkele medeverdachten is op de A6 een onveilige verkeerssituatie ontstaan en hebben de inzittenden van de bussen zich bedreigd gevoeld. Na korte tijd konden de bussen hun weg vervolgen richting de A7.
Een groot aantal medeverdachten is enkele minuten later op de A7 met hun auto's voor de bussen met de demonstranten gaan rijden, waarna zij snelheid hebben geminderd en de A7 hebben geblokkeerd door hun auto's over de gehele breedte van de snelweg en op de vluchtstrook te plaatsen. Verdachte heeft zich aangesloten bij deze blokkade.
Door deze blokkade, die ongeveer 45 minuten heeft geduurd, is een kilometerslange file ontstaan, die heeft geleid tot ernstige (verkeers)hinder en verstoring van de openbare orde. Door het bewust veroorzaken van deze file is een ernstige inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van de overige weggebruikers. Bovendien heeft deze onverwachte file ervoor gezorgd dat er gevaar te duchten was voor de veiligheid van het verkeer.
Wat de blokkade van de A7 bijzonder en des te kwalijker maakt, is dat deze was gericht tegen een specifieke groep mensen, te weten de anti-Zwarte Piet-demonstranten.
Verdachte en de medeverdachten waren van mening dat het niet wenselijk was dat de demonstranten juist tijdens de landelijke intocht van Sinterklaas kwamen demonstreren in Dokkum en zij wilden dit verhinderen. Zij stellen dat zij een nobel doel hadden, aangezien zij wilden voorkomen dat de demonstranten zouden gaan betogen tussen de kinderen. Zij vreesden dat de demonstranten tussen de kinderen zouden gaan staan schreeuwen en dat er mogelijk vechtpartijen zouden ontstaan tussen of in de nabijheid van de kinderen. Verdachte en de medeverdachten baseerden deze vrees onder meer op beelden die zij hebben gezien van ongeregeldheden tijdens de landelijke intocht van Sinterklaas in de voorgaande jaren. Zij voelen zich (achteraf) gesterkt in hun overtuiging door de omstandigheid dat KOZP wordt genoemd in het door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid in november 2017 opgestelde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (hierna: het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland). Verdachte en de medeverdachten zijn van mening dat de burgemeester een verkeerde beslissing heeft genomen door de demonstranten toe te staan om op 18 november 2017 te demonstreren op en langs de route van Sinterklaas in Dokkum. Velen van hen hebben er geen bezwaar tegen dat wordt gedemonstreerd tegen Zwarte Piet, maar zij zijn van mening dat dit niet mag tijdens de intocht van Sinterklaas in de aanwezigheid van kinderen. Verdachte en de medeverdachten voelen zich niet gehoord en begrepen door de autoriteiten.
Daar tegenover staat de mening van de anti-Zwarte Piet-demonstranten. Enkele demonstranten hebben als slachtoffers gebruik gemaakt van hun spreekrecht. Ook zij voelen zich niet gehoord en begrepen in de Nederlandse samenleving. Zij hebben benadrukt dat de Sinterklaastijd voor hen en voor andere mensen met een donkere huidskleur geen prettige tijd is omdat zij dan worden geconfronteerd met pesterijen en met door hen als discriminerend en racistisch ervaren beelden en opmerkingen. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen met een donkere huidskleur. De landelijke intocht van Sinterklaas, die slechts eenmaal per jaar plaatsvindt, was voor de anti-Zwarte Piet-demonstranten de uitgelezen mogelijkheid om hun standpunt over het slavernijverleden van Nederland en het door hen als racistische aangemerkte karakter van Zwarte Piet onder de aandacht van het nationale publiek te brengen. In de aankondiging van de betoging hebben de organisatoren expliciet aangegeven dat zij niet uit zijn op gewelddadige activiteiten, rellen, delicten of andere vormen van protest die tot onnodige provocatie en agressie kunnen leiden en hebben zij iedereen opgeroepen om zijn of haar (letterlijke) strijdbijl thuis te laten, het constructief te houden en uit te kijken met provocerende uitspraken. Ook bij de uitoefening van het spreekrecht is nogmaals benadrukt dat men enkel een vreedzame betoging wilde houden. De anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben een kennisgeving gedaan van de door hen geplande betoging en de burgemeester heeft de betoging niet verboden.
De rechtbank stelt voorop dat het recht om te demonstreren een grondrecht is. Het uitgangspunt is dat burgers vrij zijn om te demonstreren wanneer, waar, hoe en waarover ze maar willen, zonder dat daar een vergunning of een andere vorm van toestemming voor nodig is. De overheid mag slechts onder strikte, in de wet bepaalde voorwaarden grenzen stellen aan de demonstratievrijheid. De burgemeester heeft tot taak om, met hulp van de politie, al het redelijkerwijs mogelijke te doen om demonstraties in zijn of haar gemeente te faciliteren en te beschermen, zodat demonstranten in vrijheid hun mening - hoe impopulair die ook is - kunnen laten horen. Juist impopulaire meningen die indruisen tegen de (lokaal) heersende vatting en die mogelijk op verzet kunnen rekenen, moeten in het kader van een demonstratie geuit kunnen worden. Bij de vraag of een demonstratie zou moeten worden verboden mag de burgemeester geen belangenafweging maken tussen de demonstratievrijheid en de belangen van de openbare orde. Dit neemt niet weg dat de overheid in haar besluitvorming alle omstandigheden tezamen in ogenschouw dient te nemen. Ervaringen uit het verleden met de betreffende groep demonstranten en de verwachting dat er tegendemonstranten of vijandige omstanders zullen zijn, kunnen dan ook een rol spelen in de besluitvorming. Controversiële demonstraties kunnen heftige reacties oproepen van omstanders en tegenstanders, waardoor een risico op ongeregeldheden kan ontstaan en belangen van omstanders in het geding kunnen komen. Dergelijke factoren zouden in de eerste plaats aanleiding moeten zijn tot meer politie-inzet om te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt en de demonstratie zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is niet juist om een demonstratie te beperken of te verbieden vanwege de vrees voor de reacties van een vijandig publiek. Het moet niet lonen om te dreigen met het verstoren van een demonstratie. Pas wanneer er een bestuurlijke overmachtssituatie ontstaat waarin het voor een burgemeester - zelfs met inzet van zeer veel politie - naar verwachting onmogelijk is om wanordelijkheden te voorkomen, kan een demonstratie worden beperkt of, in het uiterste geval, verboden. De rechtbank verwijst in dit kader naar het rapport "Demonstreren, een schurend grondrecht?" van de Nationale ombudsman (rapportnummer 2018/015 d.d. 14 maart 2018).
Ten aanzien van de vrees die verdachte en de medeverdachten hadden voor het ontstaan van ongeregeldheden tijdens de intocht van Sinterklaas overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is niet gebleken dat er een aanleiding was om te vrezen voor gewelddadig optreden of verstoring van de openbare orde door de anti-Zwarte Piet-demonstranten. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat deze demonstranten naar Dokkum kwamen voor iets anders dan het uiten van hun mening. De reden voor het uiteindelijke verbod op de betoging door de locoburgemeester was ook niet dat werd gevreesd voor geweld van de kant van de demonstranten, maar dat werd gevreesd voor het plegen van geweld of het veroorzaken van wanordelijkheden door personen die de demonstranten wilden tegenhouden. Enkele verdachten hebben aangegeven dat uit beelden van eerdere intochten van Sinterklaas zou kunnen worden afgeleid dat tijdens sommige van die intochten ongeregeldheden zijn ontstaan en dat daarbij anti-Zwarte Piet-demonstranten betrokken waren. Deze beelden bevinden zich niet bij de stukken en er is door de verdachten ook geen verzoek gedaan om deze beelden aan het dossier toe te voegen. Alleen al om die reden kan de rechtbank de verdachten niet volgen in dit betoog. KOZP wordt genoemd in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. Deze actiegroep wordt in het rapport aangeduid als een extreemlinkse antiracistische actiegroep die strijd tegen (in hun ogen) racistische en koloniale symbolen in de Nederlandse maatschappij, zoals Zwarte Piet. KOZP is in het rapport niet aangeduid als een terroristische organisatie en uit het rapport blijkt ook niet dat KOZP een gewelddadige organisatie is, noch dat er concrete redenen zijn om te vrezen voor gewelddadig optreden door KOZP.
Verdachte en de medeverdachten zijn in hun opzet geslaagd, aangezien de anti-Zwarte Piet-demonstranten mede door de blokkade niet in Dokkum zijn aangekomen. Daardoor konden de demonstranten hun recht om daar een betoging te houden niet verwezenlijken. Door middel van de blokkade is bewust een ernstige inbreuk gemaakt op de rechten op betoging en vrijheid van meningsuiting van deze demonstranten. Dit zijn fundamentele rechten die essentieel zijn in een democratische samenleving. Daarbij komt dat (een deel van) de demonstranten zich door de blokkade bedreigd en geïntimideerd hebben gevoeld en dit voor (een deel van) hen een emotionele en traumatische gebeurtenis is geweest, waardoor zij zich minder vrij voelen om in de toekomst gebruik te maken van hun betogingsrecht, zoals ook blijkt uit het door enkelen van hen uitgeoefende spreekrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn verdachte en de medeverdachten op een verkeerde manier omgegaan met hun vrees en hun overtuigingen. Voor zover zij op de hoogte waren van plannen van anderen om de confrontatie met de anti-Zwarte Piet-demonstranten aan te gaan, hebben zij dit niet gemeld bij de burgemeester, de politie of andere instanties. Ook hebben zij geen gebruik gemaakt van hun recht om zelf een betoging te houden. De blokkade van de A7 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een betoging of demonstratie, omdat deze niet primair het karakter had van gemeenschappelijk meningsuiting, maar daarbij andere elementen, zoals feitelijke dwang, overheersen (vgl. Kamerstukken II, 1985/86, 19 427, nr. 3, p. 8 en 9, en het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:669).
Verdachte en de medeverdachten hebben ervoor gekozen om het recht in eigen hand te nemen. Dit terwijl het reguleren van betogingen en het handhaven van de openbare orde en veiligheid bij uitstek taken zijn van de overheid en niet van (groepen van) individuele burgers. Het was dan ook niet aan verdachte en de medeverdachten om te bepalen waar en wanneer de anti-Zwarte Piet-demonstranten mochten demonstreren. Ook was het niet aan hen om door hen gevreesde ongeregeldheden te voorkomen door het plegen van strafbare feiten. Van een overmachtssituatie was ten tijde van de blokkade geen sprake. Eigenrichting door (groepen van) individuele burgers kan niet worden getolereerd, omdat dit ernstige afbreuk doet aan de democratische rechtsstaat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten met kwalijke gevolgen.
De rechtbank is van oordeel dat daarvoor een forse straf moet worden opgelegd en dat een geldboete dan ook geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Het openbaar ministerie heeft als uitgangspunt gekozen dat voor het deelnemen aan de blokkade van de A7 een taakstraf van 120 uren dient te worden opgelegd. De rechtbank kan zich vinden in dit uitgangspunt. De rechtbank acht - anders dan het openbaar ministerie - niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verhinderen van een betoging door (bedreiging met) geweld. De rechtbank gaat echter in essentie uit van dezelfde handelingen als het openbaar ministerie. Daarom doet de vrijspraak voor dit feit naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van het strafbare handelen van verdachte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maximumstraf voor het verhinderen van een betoging een gevangenisstraf van negen maanden is, terwijl voor dwang een gevangenisstraf van twee jaren kan worden opgelegd en voor het versperren van een landweg zelfs een gevangenisstraf van negen jaren.
Anders dan het openbaar ministerie acht de rechtbank de omstandigheid dat verdachte deel uitmaakte van de groep die tijdens de blokkade agressief op [slachtoffer 2] is afgelopen niet strafverhogend. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] op de A7 aanwezig was als journalist en niet als anti-Zwarte Piet-demonstrant. Voor zover volgens het openbaar ministerie sprake was van een bedreiging van [slachtoffer 2] , is dit feit niet aan verdachte ten laste gelegd. Dat verdachte niet alleen agressief afliep op [slachtoffer 2] maar ook op de bussen op de A7, zoals het openbaar ministerie stelt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de camerabeelden. Ook blijkt dit niet anderszins uit het dossier. Verder acht de rechtbank van belang dat dit incident is afgeleid uit een selectie van de beschikbare camerabeelden, terwijl lang niet alles wat er tijdens de blokkade is gebeurd, is gefilmd. Daarom acht de rechtbank dit incident onvoldoende onderscheidend om daar een hogere straf aan te verbinden.
Toch ziet de rechtbank in het geval van verdachte aanleiding om af te wijken van het genoemde uitgangspunt en een hogere straf op te leggen. Daartoe overweegt zij dat verdachte - anders dan de meeste medeverdachten - niet alleen betrokken is geweest bij de blokkade op de A7, maar ook bij het incident op de A6. De rechtbank acht verdachtes rol op de A6 zeer kwalijk, omdat hij daar het verkeer in gevaar heeft gebracht en zich dreigend heeft opgesteld richting één van de buschauffeurs. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte na het plegen van deze feiten is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens opzettelijke brandstichting en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor in het geval van verdachte de mogelijkheid van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beeld komt, zoals de officier van justitie ook heeft geëist. De rechtbank zal hiervan afzien, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren passend en zij zal deze straffen dan ook opleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] )
Vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 687,03 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De door [slachtoffer 3] gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
1. kosten ongebruikt AMC/ASC sportabonnement, één maand € 14,04
2. kosten busticket Amsterdam - Dokkum € 10,00
3. kosten Diclofenac € 10,49
4. kosten eten € 16,88
5. vervoerskosten € 64,96
6. reiskosten openbaar vervoer in verband met aangifte € 23,34
7. dossierkosten € 1,15
8. collegegeld UvA, één maand € 200,60
9. kosten eigen risico zorgverzekering 2017 € 345,57
-------------
totaal € 687,03
Aan de gestelde immateriële schade heeft [slachtoffer 3] ten grondslag gelegd dat de bus, waarin hij zat, abrupt moest remmen en dat hij daardoor een hersenschudding, oorsuizen, slaapproblemen en psychische klachten in de vorm van PTSS heeft gekregen.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de zaken tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] de gevorderde materiële schadevergoeding volledig en de gevorderde immateriële schadevergoeding deels, namelijk tot een bedrag van € 2.000,00, hoofdelijk dienen te worden toegewezen, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat de gestelde schade is gekoppeld aan het onder 3. ten laste gelegde feit en dit feit niet kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de onder 3. ten laste gelegde dwang en de door [slachtoffer 3] gestelde schade. Er was volgens de raadsman geen sprake van mishandeling of van een onveilige verkeerssituatie of iets dergelijks. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het incident op de A6 en de door [slachtoffer 3] gestelde schade. [slachtoffer 3] heeft gesteld dat hij met zijn hoofd tegen een rugleuning van de bus is gekomen. Deze stelling wordt niet onderbouwd door getuigenverklaringen of ander bewijs. Uit de verklaringen van andere personen die bij [slachtoffer 3] in de bus zaten, blijkt niet dat zij er iets van gezien of over gehoord hebben. Daarbij komt dat [slachtoffer 3] pas op 26 november 2017 met zijn klachten naar een huisarts is gegaan, terwijl het incident heeft plaatsgevonden op 18 november 2017 en [slachtoffer 3] in de tussentijd, op 23 november 2017, wel met anderen klachten bij een arts is geweest. Toen is kennelijk niets over de nu gestelde klachten gezegd. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade heeft de raadsman verder nog aangevoerd dat het enkel stellen van PTSS en letsel onvoldoende is, dat een deugdelijke onderbouwing van de letselschade ontbreekt en dat de gevorderde immateriële schadevergoeding erg hoog is. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt dat hij kennelijk denkt dat het letsel is veroorzaakt door een actie van de motorrijder en dus niet door een actie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde schade
Ten aanzien van het betoog dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het ten laste gelegde en de door [slachtoffer 3] gestelde schade overweegt de rechtbank het volgende.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat in het algemeen niet kan worden gesteld dat aan het vereiste dat een betrokken benadeelde "rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit"’ als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering uitsluitend is voldaan in die gevallen waarin deze benadeelde is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd. Voor de beantwoording van de vraag of rechtstreekse schade is geleden door een strafbaar feit zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. Er moet sprake zijn van voldoende verband tussen het tenlastegelegde feit en de gestelde schade. De rechtbank verwijst in dit kader naar een arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1522).
Onder 1. is - kort gezegd - aan verdachte ten laste gelegd (en door de rechtbank bewezen verklaard) dat hij opzettelijk de A7 heeft versperd. Onder 3. is - kort gezegd - aan verdachte ten laste gelegd (en door de rechtbank bewezen verklaard) dat hij op de A6 bestuurders en inzittenden van de bussen door bedreiging met geweld gericht tegen die bestuurders en inzittenden, wederrechtelijk heeft gedwongen de door hen bestuurde motorrijtuigen af te remmen en vervolgens tot stilstand te brengen en heeft gedwongen te dulden dat zij in een onveilige verkeerssituatie terecht kwamen. Voorts is aan hem onder 3. ten laste gelegd (en door de rechtbank bewezen verklaard) dat hij op de A7 bestuurders en inzittenden van de bussen en andere motorrijtuigen door andere feitelijkheden gericht tegen die bestuurders en inzittenden, wederrechtelijk heeft gedwongen de door hen bestuurde motorrijtuigen af te remmen en vervolgens tot stilstand te brengen en zodoende heeft gedwongen te dulden dat zij in een file terecht kwamen en heeft gedwongen te dulden dat zij hun reis niet konden vervolgen, de plaats hunner bestemming niet (tijdig) konden bereiken of ernstige vertraging ondervonden. Daarnaast is aan verdachte onder 3. ten laste gelegd (en door de rechtbank bewezen verklaard) dat hij op de A7 bestuurders en inzittenden van de bussen door andere feitelijkheden gericht tegen die bestuurders en inzittenden, wederrechtelijk heeft gedwongen te dulden dat zij hun recht om een betoging te houden in Dokkum (voor een deel) niet konden verwezenlijken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde. Voor zover de vordering ziet op schade die voortvloeit uit dit feit, dient (dat deel van) de vordering om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, voldoende verband bestaat tussen de door [slachtoffer 3] gestelde materiële en immateriële schade en de ten laste gelegde (en door de rechtbank bewezen verklaarde) feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat is gesteld dat de schade voortvloeit uit het incident op de A6 en de blokkade van de A7 en dat de tenlastelegging en bewezenverklaring zowel zien op de rol van verdachte bij het incident op de A6 als op de rol van verdachte bij de blokkade op de A7.
Materiële en immateriële schade in verband met lichamelijke en psychische klachten
De rechtbank leidt uit de vordering van [slachtoffer 3] , de daarbij gevoegde bijlagen en de daarop door hem ter terechtzitting gegeven toelichting, alsmede de verklaring van [slachtoffer 3] bij de politie, af dat de posten 1., 3., 4., 5., 7., 8. en 9. van de gestelde materiële schade en ook de gestelde immateriële schade volgens [slachtoffer 3] zijn veroorzaakt doordat de groene bus, waarin hij als passagier zat, een noodstop moest maken, waardoor hij met zijn hoofd/nek tegen een rugleuning van die bus is gebotst.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan uit de verklaring van [slachtoffer 3] op pagina 215 van het dossier niet worden afgeleid dat de door hem beschreven noodstop is veroorzaakt door een actie van de motorrijder. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij niet weet wat zich voor de bus afspeelde voordat de bus een noodstop moest maken (map 1, p. 219). [slachtoffer 4] , die bij [slachtoffer 3] in de groene bus zat, heeft verklaard dat er omstreeks 09:50 uur een witte bestelauto voor de bus kwam rijden, dat de bus werd afgesneden en dat de bus moest stoppen op de snelweg (map 1, p. 229). [getuige 2] , die eveneens in de groene bus zat, heeft verklaard dat zij zag dat een witte bestelauto vanaf de linkerkant voor de bus kwam rijden, dat deze bestelauto de bus sneed, dat de buschauffeur hard op de rem moest en dat de bus vrij snel tot stilstand kwam (map 1, p. 268). Hieruit leidt de rechtbank af dat de noodstop ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] met zijn hoofd/nek tegen de rugleuning van de bus is gebotst, een gevolg was van het afsnijden van de groene bus door het witte bestelbusje. Uit het proces-verbaal bevindingen AH-NN5-01 (map 5, p. 1707), gelezen in verband met de verklaringen van [slachtoffer 4] en [getuige 2] , leidt de rechtbank af dat dit incident heeft plaatsgevonden op de A6 en dat het witte bestelbusje de door verdachte bestuurde witte Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken] betrof.
Uit het bij de vordering gevoegde journaal van de huisarts blijkt dat [slachtoffer 3] op 26 november 2017 contact heeft opgenomen met de huisartsenpost in verband met klachten van hoofdpijn, nekpijn, duizeligheid en misselijkheid. Voorts blijkt daaruit dat [slachtoffer 3] op 27 november 2017 met deze klachten naar een huisarts is gegaan, dat hij die dag is onderzocht in het ziekenhuis en dat is geconcludeerd dat sprake was van een hersenschudding.
De omstandigheid dat [slachtoffer 3] in verband met deze klachten eerst op 26 november 2017 contact heeft opgenomen met de huisartsenpost, terwijl hij tussen die datum en de datum van de blokkade nog wel voor andere klachten bij de huisarts is geweest, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen het incident op de A6 en het letsel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het niet ongebruikelijk is dat patiënten pas als bepaalde klachten na enige tijd niet vanzelf overgaan een (huis)arts raadplegen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat de hersenschudding is veroorzaakt doordat verdachte de groene bus heeft afgesneden, waardoor de groene bus abrupt moest remmen en waardoor [slachtoffer 3] met zijn nek tegen de rugleuning van de bus is gebotst.
Daarom bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een causaal verband tussen het onder 3. bewezenverklaarde feit en de schade die [slachtoffer 3] ten gevolge van de hersenschudding heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer 3] in verband met deze hersenschudding kosten heeft moeten maken. Dit betreft de kosten voor het kopen van Diclofenac (post 3. à € 10,49), de kosten voor het opvragen van het medisch dossier (post 7. à € 1,15) en de kosten van het eigen risico die verband houden met het onderzoek in het ziekenhuis (post 9. à € 345,57). Voorts acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 3] ten gevolge van de hersenschudding immateriële schade heeft geleden en dat deze schade in ieder geval € 500,00 heeft bedragen. Op het deel van de gevorderde immateriële schade dat het bedrag van € 500,00 te boven gaat, zal de rechtbank hierna terugkomen.
De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de gevorderde schade, dat in totaal € 857,21 bedraagt, een rechtstreeks gevolg is van het onder 3. bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 3. bewezen verklaarde feit met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit deel van de schade. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door één van de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan [slachtoffer 3] hoeft te betalen, en andersom.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade bestaande uit het ongebruikte AMC/ASC sportabonnement (post 1.) en het collegegeld (post 8.), beide voor één maand, onvoldoende zijn onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele vaststelling dat verdachte op 26 en 27 november 2017 last had van hoofdpijn, nekpijn, duizeligheid en misselijkheid en dat op 27 november 2017 is geconcludeerd dat sprake was van een hersenschudding daarvoor onvoldoende. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de klachten en de hersenschudding zo ernstig waren en zolang aanhielden dat [slachtoffer 3] gedurende een maand niet heeft kunnen sporten en geen college heeft kunnen volgen. Verdachte heeft bijvoorbeeld geen verklaring van een arts overgelegd waaruit dit kan blijken. Ten aanzien van (de kosten van) het sportabonnement merkt de rechtbank voorts op dat [slachtoffer 3] deze enkel heeft onderbouwd met een door hem geschreven briefje en dat hij geen bewijs heeft overgelegd in de vorm van een kopie van het abonnement en/of een betalingsbewijs.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ernst van de gestelde psychische klachten en het causale verband tussen deze klachten en het onder 3. ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) onvoldoende zijn onderbouwd. Uit het journaal blijkt dat [slachtoffer 3] op 4 december 2017 aan de huisarts psychische klachten heeft gemeld ten gevolge van het ongeval, dat de huisarts over deze klachten heeft opgemerkt dat dit klinkt als PTSS en dat de huisarts [slachtoffer 3] naar aanleiding daarvan heeft verwezen naar een psycholoog. Uit de door [slachtoffer 3] ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt echter dat hij geen gebruik heeft gemaakt van deze verwijzing. Daarom kan - zonder nadere onderbouwing - ook niet worden aangenomen dat [slachtoffer 3] door deze psychische klachten gedurende een maand niet heeft kunnen sporten en geen college heeft kunnen volgen. Door het ontbreken van een nadere onderbouwing van de ernst en duur van de gestelde psychische klachten, acht de rechtbank de noodzaak voor [slachtoffer 3] om op 27 en 28 november 2017 eten te bestellen/halen (post 4.) en zich op 30 november 2017 door (één van) zijn ouder(s) te laten ophalen (post 5.) en het causaal verband tussen de daarvoor gemaakte kosten en het onder 3. ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) eveneens onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat ook het deel van de gevorderde immateriële dat het bedrag van € 500,00 te boven gaat, onvoldoende is onderbouwd. Daartoe verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen over de ernst en de duur van (de klachten ten gevolge van) de hersenschudding en naar hetgeen zij heeft overwogen over de psychische klachten.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de posten 1., 4., 5. en 8. van de gevorderde materiële schade en het deel van de gevorderde immateriële schade dat uitkomt boven het bedrag van € 500,00 te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om [slachtoffer 3] (de hoogte van) deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarom zal de rechtbank daar niet toe overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade in verband met de aanschaf van een busticket en het doen van aangifte
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 3] € 10,00 heeft betaald voor een busticket van Amsterdam naar Dokkum in verband met zijn wens om deel te nemen aan de betoging van de anti-Zwarte Piet-demonstranten in Dokkum (post 2.). Doordat de betoging niet is doorgegaan, heeft [slachtoffer 3] dit bedrag voor niets betaald en heeft hij dus schade geleden. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat het niet doorgaan van de statische betoging - en dus het ontstaan van de schade - mede is veroorzaakt door het onder 1. primair en 3. bewezen verklaarde. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde. Dat ook het besluit van de loco-burgemeester een rol heeft gespeeld bij het niet doorgaan van de betoging, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat de door [slachtoffer 3] geleden schade in redelijkheid aan verdachte en de medeverdachten kan worden toegerekend. In het kader van deze toerekening is immers niet vereist dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de medeverdachten de enige oorzaak is voor het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte € 23,34 aan reiskosten heeft moeten maken voor het doen van aangifte in Zwolle (post 6.). Naar het oordeel van de rechtbank is deze aangifte een rechtstreeks gevolg van het onder 1. primair en 3. bewezen verklaarde.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank dit deel van de vordering, dat in totaal € 33,34 bedraagt, toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder 1. primair en 3. bewezen verklaarde feiten met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit deel van de schade. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door één van de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan [slachtoffer 3] hoeft te betalen, en andersom.
Afsluitende overwegingen
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die [slachtoffer 3] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die [slachtoffer 3] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partijen Stichting Nederland Wordt Beter (hierna: de Stichting), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] )
De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben zich ieder afzonderlijk als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De Stichting vordert een bedrag van € 8.275,46 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Deze schade bestaat uit de kosten voor het huren van drie bussen op 18 november 2017 (€ 2.170,00), de kosten ten gevolge van de schade die op 18 november 2017 is ontstaan aan een ruit van de rode bus (€ 5.656,50) en de drukkosten van demonstratiemateriaal (€ 448,96). De Stichting heeft verzocht verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor deze schade en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ten aanzien van de kosten voor het huren van de drie bussen heeft de Stichting aangevoerd dat de passagiers weliswaar € 10,00 hebben betaald om te worden vervoerd naar de demonstratie, maar dat de demonstratie niet is doorgegaan en dat de Stichting heeft toegezegd dat zij de € 10,00 zal terugbetalen aan de passagiers als zij de kosten vergoed krijgt, waardoor de kosten voor de bushuur schade voor de Stichting zijn. Ten aanzien van de drukkosten heeft de Stichting aangevoerd dat het demonstratiemateriaal specifiek is gemaakt voor deze demonstratie en dat dit materiaal niet meer kan worden gebruikt.
De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben gesteld dat zij immateriële schade hebben geleden ten gevolge van de schending van het fundamentele recht om te demonstreren en het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting. Ter vergoeding van de immateriële schade hebben zij een schadevergoeding in natura gevorderd, in de vorm van het opleggen aan verdachte en de medeverdachten van de verplichting om gedurende één dag de workshop "Diversiteit in de klas" en lessen op basis van het lespakket "De Geschiedenis van Sinterklaas en Zwarte Piet" te volgen bij de Stichting. De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben aangevoerd dat de bedoeling van deze schadevergoeding is dat er meer wederzijds begrip en kennisuitwisseling plaatsvindt tussen de verdachten en de slachtoffers in deze zaak. Volgens de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zal een dergelijke schadevergoeding bijdragen aan het herstel van het rechtsgevoel en bemiddelen tussen daders en slachtoffers. Om te bewerkstelligen dat verdachte en de medeverdachten de workshop en de lessen daadwerkelijk zullen volgen, hebben de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gevorderd dat de rechtbank elke verdachte die niet deelneemt aan de workshop en de lessen veroordeelt tot het betalen van een dwangsom van € 200,00.
Voorts hebben de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] vergoeding van de proceskosten gevorderd, met toepassing van het liquidatietarief.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de ten laste gelegde feiten en de gevorderde schade. De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] worden volgens de verdediging niet getroffen in een belang dat rechtstreeks wordt beschermd door de strafbepalingen die volgens de tenlastelegging zijn geschonden.
Ten aanzien van de drukkosten heeft de raadsman voorts aangevoerd dat niet blijkt dat het demonstratiemateriaal niet meer bruikbaar is.
Ten aanzien van de kosten voor het vervangen van de busruit heeft de raadsman aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de schade. De Stichting stelt dat het gaat om een ruit van de rode bus. [slachtoffer 1] , die in de rode bus zat, heeft verklaard dat de rode bus een noodstop moest maken en dat daardoor vier personen tegen de voorruit kwamen. Ook heeft hij verklaard dat twee personen een hersenschudding hadden. Dit wordt echter door niemand bevestigd. De overige aangevers en de getuigen zaten in de andere bussen. [slachtoffer 3] heeft gehoord dat er een camera door de ruit van een bus is gegaan, maar hij heeft het daarbij over de witte bus. Van schade aan de witte bus is echter niets gebleken. [slachtoffer 4] en [getuige 2] hebben niets verklaard over schade aan een busruit. In het dossier zit een proces-verbaal van bevindingen betreffende een gesprek met de chauffeur van de rode bus. Deze chauffeur heeft geen verklaring willen afleggen. Dat is zeer opmerkelijk. Verder is niet duidelijk of de busruit nog niet beschadigd was, voordat de bus vertrok. Daarbij is van belang dat de bus na 18 november 2017 kennelijk ook nog acht maanden heeft rondgereden met een scheur in de ruit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de ten laste gelegde feiten en de gestelde schade. De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] stellen dat zij in hun persoon zijn aangetast door het verhinderen van de betoging. De uitspraken waarnaar zij hebben verwezen, hebben echter allemaal betrekking op de relatie tussen de overheid en burgers. De Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn niet van toepassing op de relatie tussen burgers onderling. Dat levert een formeel beletsel op voor het toewijzen van de vorderingen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de gestelde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De enkele opmerking dat de demonstratie niet heeft plaatsgevonden, is in dat kader onvoldoende.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben gevraagd om de vergoeding van schade. Een schadevergoeding kan plaatsvinden in de vorm van geld en niet in de vorm van een workshop. Bovendien vooronderstelt de gevorderde workshop dat verdachte geen begrip heeft voor Zwarte Piet en de rol van het kolonialisme en diversiteit in de samenleving. Dat is niet juist. Daarom kan die workshop niet bijdragen aan het vergoeden van de gestelde schade.
Oordeel van de rechtbank
Rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde schade
Ten aanzien van het betoog dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het ten laste gelegde en de door de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gestelde schade verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar hetgeen zij hiervoor in het kader van de vordering van [slachtoffer 3] heeft overwogen met betrekking tot de rechtspraak van de Hoge Raad over dit onderwerp en hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, voldoende verband bestaat tussen de door de Stichting gestelde materiële schade en de door de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gestelde immateriële schade en de ten laste gelegde (en door de rechtbank bewezen verklaarde) feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat is gesteld dat de schade voortvloeit uit het incident op de A6 en de blokkade van de A7 en dat de tenlastelegging en bewezenverklaring zowel zien op de rol van verdachte bij het incident op de A6 als op de rol van verdachte bij de blokkade op de A7.
Materiële schade bestaande uit kosten voor bushuur
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de Stichting € 2.170,00 heeft betaald voor het huren van drie bussen, teneinde daarmee de anti-Zwarte Piet-demonstranten naar Dokkum te vervoeren. Doordat de betoging niet is doorgegaan, heeft de Stichting dit bedrag voor niets betaald en heeft zij dus schade geleden. Dat alle demonstranten de Stichting € 10,00 hebben betaald voor het vervoer naar Dokkum, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af, nu uit de toelichting blijkt dat de Stichting deze bedragen zal terugbetalen als deze schade wordt vergoed. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat het niet doorgaan van de statische betoging - en dus het ontstaan van de schade - mede is veroorzaakt door het onder 1. primair en 3. bewezen verklaarde. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde. Dat ook het besluit van de loco-burgemeester een rol heeft gespeeld bij het niet doorgaan van de betoging, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat de door de Stichting geleden schade in redelijkheid aan verdachte en de medeverdachten kan worden toegerekend. In het kader van deze toerekening is immers niet vereist dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de medeverdachten de enige oorzaak is voor het ontstaan van de schade.
De rechtbank zal het deel van de vordering dat ziet op de kosten voor het huren van de bussen toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2017. De rechtbank zal hierop in mindering brengen het bedrag van € 10,00 dat zij heeft toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor een busticket van Amsterdam naar Dokkum. Nu [slachtoffer 3] dit bedrag terugkrijgt van verdachte en de medeverdachten, hoeft de Stichting dit bedrag niet meer aan [slachtoffer 3] terug te betalen. Dit betekent dat de rechtbank aan de Stichting een bedrag van € 2.160,00 zal toewijzen in verband met het huren van de bussen. Het bedrag van € 10,00 zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit deel van de schade. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door één of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de Stichting hoeft te betalen, en andersom.
Materiële schade bestaande uit kosten voor het vervangen van een busruit
Op grond van de hiervoor samengevat weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte 6] op de A6 de rode bus heeft afgesneden en abrupt voor de rode bus is gestopt, dat de chauffeur van de rode bus daarom een noodstop moest maken en dat daardoor een camera (of cameraman) tegen de voorruit van deze bus is gekomen en dat de voorruit van de rode bus ten gevolge van deze botsing stuk is gegaan.
Daarom bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een causaal verband tussen het onder 3. bewezenverklaarde feit en de schade aan de voorruit van de rode bus.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de kosten van het vervangen van de voorruit van de rode bus € 5.656,50 zijn en dat de Stichting deze kosten moet betalen. Dat de bus kennelijk geruime tijd heeft kunnen rijden zonder dat de voorruit is vervangen, doet hier niet aan af. Daarom zal de rechtbank dit deel van de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 3. bewezen verklaarde feit met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit deel van de schade. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door één van de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de Stichting hoeft te betalen, en andersom.
Materiële schade bestaande uit drukkosten
De rechtbank is van oordeel dat de Stichting onvoldoende heeft onderbouwd dat de gedrukte demonstratiematerialen niet op een ander moment alsnog kunnen worden gebruikt. De enkele stelling dat dit niet kan, omdat de materialen speciaal voor deze demonstratie zijn gedrukt, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het zeer wel mogelijk is dat de Stichting (of de organisatie KOZP waarmee de Stichting in dit geval samenwerkte) in de toekomst opnieuw zal gaan demonstreren tegen Zwarte Piet en dat de Stichting niet heeft aangegeven welke teksten er op het demonstratiemateriaal staan.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat zij over onvoldoende informatie beschikt om deze schadepost te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de Stichting deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarom zal de rechtbank daar niet toe overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade door schending van fundamentele rechten
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op vergoeding van immateriële schade wegens een aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in deze bepaling, is uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden aanvaard, indien sprake is van een bijzonder ernstige normschending met bijzonder ernstige gevolgen voor het slachtoffer. Een dergelijk geval kan zich voordoen wanneer sprake is van een zeer ingrijpende aantasting van een fundamenteel recht. De rechtbank verwijst in dit kader naar arresten van de Hoge Raad van 18 maart 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AR5213) en 29 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1519).
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte en de medeverdachten door middel van de blokkade van de A7 de anti-Zwarte Piet-demonstranten hebben gedwongen te dulden dat zij hun recht om een betoging te houden in Dokkum voor een deel niet konden verwezenlijken.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zo ingrijpende aantasting van zo fundamentele rechten, te weten de rechten op vrijheid van meningsuiting en betoging, dat deze in zichzelf dient te worden beschouwd als een aantasting van de persoon van de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] . Het gaat hierbij naar het oordeel van de rechtbank om een zeer ernstige normschending met ernstige gevolgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het daarmee verbonden recht op betoging behoren tot de fundamenten van een democratische samenleving. Voorts acht de rechtbank van belang dat de landelijke intocht van Sinterklaas de uitgelezen mogelijkheid voor de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] is om hun standpunt ten aanzien van Zwarte Piet onder de aandacht van het nationale publiek te brengen en dat deze intocht slechts eenmaal per jaar wordt gehouden. Daarom is de rechtbank van oordeel dat in dit geval in beginsel de mogelijkheid bestaat om een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben verzocht een immateriële schadevergoeding in natura toe te kennen in de vorm van het opleggen aan verdachte en de medeverdachten van de verplichting om gedurende één dag de workshop "Diversiteit in de klas" en lessen op basis van het lespakket "De Geschiedenis van Sinterklaas en Zwarte Piet" te volgen bij de Stichting.
Artikel 6:103 BW biedt de rechter de mogelijkheid om op vordering van de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toe te kennen. De rechtbank is van oordeel dat de mogelijkheid van het toekennen van een schadevergoeding in natura ook in het geval van immateriële schade niet zonder meer is uitgesloten.
De rechtbank is echter van oordeel dat de immateriële schade die de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben geleden door de schending van de rechten op betoging en vrijheid van meningsuiting niet kan worden vergoed door middel van de door hen gevorderde schadevergoeding in natura. Daartoe overweegt de rechtbank dat de essentie van schadevergoeding is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht zoals die zonder de schade toebrengende gebeurtenis zou zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het opleggen van de verplichting aan verdachte en de medeverdachten om een workshop en lessen bij de Stichting te volgen er niet toe dat de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht zoals die zou zijn geweest wanneer zij wel in Dokkum hadden kunnen demonstreren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de geschonden rechten zien op het naar buiten (kunnen) brengen van meningen, terwijl het opleggen van de verplichting tot het volgen van de workshop en de lessen gericht zouden zijn op het (onder dwang) overbrengen van kennis en standpunten op specifieke personen.
Daarom zal de rechtbank de door de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Proceskostenvergoeding
De rechtbank acht aannemelijk dat de Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] kosten hebben gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand, nu zij een advocaat hebben ingeschakeld die namens hen een vordering heeft ingediend en die namens hen het woord heeft gevoerd ter terechtzitting.
De rechtbank zoekt voor de vaststelling van de hoogte van deze kosten aansluiting bij het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Daarbij is het bedrag van de proceskosten afhankelijk van de verrichte (genormeerde) werkzaamheden en van het belang van de zaak. Het belang van de zaak wordt gebaseerd op het bedrag van de gevorderde hoofdsom. Bij zaken met een hoofdsom tot € 10.000,00 geldt tarief I. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 461,00.
De Stichting, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben gebruik gemaakt van de diensten van dezelfde raadslieden. Deze raadslieden hebben namens hen drie afzonderlijke voegingsformulieren ingediend, maar de vorderingen zijn - voor wat betreft de immateriële schade - gelijkluidend. Ook de toelichting op de gevorderde immateriële schade, zowel schriftelijk als ter terechtzitting, is ten aanzien van alle drie deze benadeelde partijen gelijkluidend. Bovendien heeft de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade afgewezen.
Alleen namens de Stichting is vergoeding van materiële schade gevorderd tot een hoofdsom van € 8.275,46. Daarom zal de rechtbank verdachte alleen veroordelen in de proceskosten van de Stichting en zal zij de vorderingen tot vergoeding van proceskosten van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] afwijzen.
Voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand ter terechtzitting kent de rechtbank telkens 1 punt toe. Uitgaande van de gevorderde hoofdsom, is tarief I van toepassing en bedragen de proceskosten (2 x € 461,00 =) € 922,00. De rechtbank acht het niet redelijk om verdachte en al zijn medeverdachten ieder te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 922,00 aan proceskosten aan de Stichting. Dit zou er immers toe leiden dat de Stichting in totaal (34 x € 922,00 =) € 31.348 aan proceskosten zou ontvangen, hetgeen een veelvoud is van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Daarom zal de rechtbank de per verdachte te betalen proceskosten vaststellen op € 50,00. De rechtbank zal verdachte veroordelen in deze kosten.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten die de Stichting ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 162 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair, 2. subsidiair, 2. meer subsidiair en 2. meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, voor de duur van 200 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 890,55(zegge: achthonderdnegentig euro en vijfenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 890,55(zegge: achthonderdnegentig euro en vijfenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 890,55 (zegge: achthonderdnegentig euro en vijfenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeventien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € € 390,55 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
de Stichting Nederland Wordt Betertoe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.816,50(zegge: achtenzeventighonderdzestien euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
de Stichting Nederland Wordt Betertoe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.816,50(zegge: achtenzeventighonderdzestien euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
de Stichting Nederland Wordt Beteraf voor zover deze ziet op immateriële schade en op het bedrag van € 10,00 dat is toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor een busticket van Amsterdam naar Dokkum.
de Stichting Nederland Wordt Beteraf voor zover deze ziet op immateriële schade en op het bedrag van € 10,00 dat is toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor een busticket van Amsterdam naar Dokkum.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 50,00.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer de Stichting Nederland Wordt Beter, te betalen een bedrag van
€ 7.816,50(zegge: achtenzeventighonderdzestien euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 74 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat volledig uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017.
€ 7.816,50(zegge: achtenzeventighonderdzestien euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 74 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat volledig uit materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer de Stichting Nederland Wordt Beter, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] af.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2018.