ECLI:NL:HR:2015:2752

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
14/01115
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over geweld aan boord van een luchtvaartuig en de gevolgen voor de vliegveiligheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het plegen van geweld aan boord van een Nederlands luchtvaartuig op 5 november 2012, tijdens de vlucht HV6902 van Dubai naar Amsterdam. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte meermalen opzettelijk geweld had gepleegd tegen leden van het cabinepersoneel en medepassagiers, wat leidde tot gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig. De verdachte had geen gehoor gegeven aan instructies van het cabinepersoneel en had zich gewelddadig verzet, waardoor de gezagvoerder de cockpit moest verlaten en het cabinepersoneel zich niet kon richten op hun normale werkzaamheden.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het handelen van de verdachte gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig met zich meebracht, zoals bedoeld in artikel 385b van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaring was voldoende gemotiveerd en de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de vliegveiligheid en de verantwoordelijkheden van passagiers aan boord van luchtvaartuigen. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot geweldsdelicten in de luchtvaart en de toepassing van de relevante wetgeving.

Uitspraak

22 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/01115
SG/ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2014, nummer 23/000314-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat door de gedragingen van de verdachte "gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest", niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 5 november 2012, aan boord van een luchtvaartuig, te weten een Nederlands luchtvaartuig met het vluchtnummer HV6902, van Dubai naar Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [betrokkene 1] (steward), [betrokkene 2] (gezagvoerder), [betrokkene 3] (purser), [betrokkene 4] (steward) of het overige cabinepersoneel van voornoemde vlucht en/of een of meer van zijn medepassagier(s), immers heeft/is hij, verdachte,
- geen gehoor gegeven aan aanwijzingen en instructies en waarschuwingen van het cabinepersoneel rustig te gaan zitten en niet meer op te staan, door meerdere malen op te staan en constant rond te lopen en meerdere medepassagiers lastig te vallen en
- vervolgens geen gehoor gegeven aan de schriftelijke door het cabinepersoneel aan hem uitgereikte
'Notice of violation',
- voornoemde [betrokkene 1] bij zijn rechterarm gepakt en hem naar beneden getrokken en
- zijn rechterarm om de nek van voornoemde [betrokkene 1] geslagen en
- met zijn linkerhand tegen de schouder van voornoemde [betrokkene 1] geduwd tengevolge waarvan [betrokkene 1] viel en
- zich met kracht verzet tegen een of meer leden van het cabinepersoneel en/of een of meer medepassagiers toen deze verdachte tot rust en onder controle wilden brengen en/of in opdracht van de gezagvoerder tie-wraps aanbracht en daarbij (dreigend)
- geschreeuwd en
- slaande bewegingen gemaakt en
- speeksel in het gezicht van een medepassagier gespuugd en
- speeksel en bloed in het gezicht van voornoemde [betrokkene 1] gespuugd en
- tegen een stoel en een raam geschopt
waardoor gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en de passagiersveiligheid, in gevaar heeft gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen van het cockpit en cabinepersoneel en door voornoemde handelingen, te weten nu:
- het cabinepersoneel (voornoemde [betrokkene 3] en voornoemde [betrokkene 1] en voornoemde [betrokkene 4]) zich gedurende lange tijd heeft moeten bezighouden met de verdachte (in de gaten houden en aanwijzingen geven en in bedwang houden en tie-wraps aanleggen) en
- de gezagvoerder (voornoemde [betrokkene 2]) de cockpit heeft moeten verlaten om te informeren naar de toestand van verdachte en
- voornoemd cabinepersoneel verbaal en fysiek werd aangevallen,
waardoor voornoemd(e) gezagvoerder en cabinepersoneel zich niet volledig kon richten op de normale werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3.
2.3.
Art. 385b Sr luidde, voor zover hier van belang, ten tijde van het bewezenverklaarde feit:
"1. Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is (...)"
2.4.
Voor het te duchten gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig, zoals bedoeld in art. 385b Sr, is vereist dat dat gevaar ten tijde van de daad van geweld naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moest zijn geweest (vgl. HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653, NJ 2009/120, rov. 2.3 ten aanzien van art. 157 Sr).
2.5.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de "gezagvoerder en [het] cabinepersoneel zich niet volledig kon[den] richten op de normale werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord". Het Hof heeft tevens bewezenverklaard dat dit zijn oorzaak vond in verdachtes gewelddadige gedragingen en in het niet opvolgen door de verdachte van de aanwijzingen van het cockpit- en cabinepersoneel waardoor drie leden van het cabinepersoneel zich gedurende lange tijd met de verdachte moesten bezighouden en de gezagvoerder de cockpit moest verlaten.
Gelet hierop heeft het Hof zonder miskenning van art. 385b, eerste lid onder 1°, Sr, kunnen oordelen dat door het handelen van de verdachte gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig als bedoeld in de genoemde wetsbepaling te duchten was. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. In zoverre is het middel dus tevergeefs voorgesteld.
2.6.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 september 2015.