Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het plegen van geweld aan boord van een Nederlands luchtvaartuig op 5 november 2012, tijdens de vlucht HV6902 van Dubai naar Amsterdam. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte meermalen opzettelijk geweld had gepleegd tegen leden van het cabinepersoneel en medepassagiers, wat leidde tot gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig. De verdachte had geen gehoor gegeven aan instructies van het cabinepersoneel en had zich gewelddadig verzet, waardoor de gezagvoerder de cockpit moest verlaten en het cabinepersoneel zich niet kon richten op hun normale werkzaamheden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het handelen van de verdachte gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig met zich meebracht, zoals bedoeld in artikel 385b van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaring was voldoende gemotiveerd en de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de vliegveiligheid en de verantwoordelijkheden van passagiers aan boord van luchtvaartuigen. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot geweldsdelicten in de luchtvaart en de toepassing van de relevante wetgeving.