ECLI:NL:RBNNE:2018:2003
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op inkomsten uit persoonsgebonden budget voor zorgverlening aan moeder
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiseres, die haar moeder in 2016 verzorgde, inkomsten ontving uit het persoonsgebonden budget (PGB) van haar moeder. De rechtbank moest beoordelen of deze inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden belastbaar zijn. Eiseres ontving in totaal € 38.659 uit het PGB, maar na aftrek van kosten resteerde een netto bedrag van € 36.288. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van eiseres in het economische verkeer zijn verricht, waardoor de inkomsten belastbaar zijn. Het beroep van eiseres tegen de aanslagen in de Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) werd ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat de zorgverlening door eiseres aan haar moeder niet kan worden aangemerkt als louter een onkostenvergoeding, omdat het ontvangen bedrag uit het PGB hoger was dan de gemaakte kosten. De rechtbank benadrukte dat de fiscale kwalificatie van de inkomsten niet afdoet aan de respectvolle motieven van eiseres om haar moeder te verzorgen. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof Arnhem-Leeuwarden om haar oordeel te onderbouwen. Eiseres had geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente, waardoor de rechtbank ook deze beschikking handhaafde.
De uitspraak werd gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van griffier L.S. Langius. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.