2.2.Voor het geval het door eiseres gehuurde gedeelte van het bedrijfsgebouw terecht als
afzonderlijk geheel is aangemerkt, verschillen partijen subsidiair van mening over de waarde
daarvan op de waardepeildata.
ontvankelijkheid bezwaar (2014)
3. De WOZ-beschikking 2014 is gedagtekend 28 februari 2014. Verweerder heeft het
daartegen gerichte bezwaar ontvangen op 6 november 2015. Dit roept vragen op over
de ontvankelijkheid van dat bezwaar. Ter zitting is gebleken dat de WOZ-beschikking
2014 naar het adres is gestuurd waar eiseres tot 2002 was gevestigd en dat deze niet door
eiseres was ontvangen. Daarom heeft verweerder deze WOZ-beschikking, ditmaal met
dagtekening 31 oktober 2015, nogmaals én naar het juiste adres van eiseres verzonden. Naar
het oordeel van de rechtbank is de WOZ-beschikking 2014 pas op dat moment op de
voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Dat leidt ertoe dat de termijn voor het indienen van
het bezwaarschrift op 1 november 2015 is aangevangen, zodat eiseres daartegen tijdig
bezwaar heeft gemaakt.
4. Eiseres stelt dat verweerder het gedeelte van het bedrijfsgebouw dat eiseres huurt, ten
onrechte als zelfstandig gedeelte heeft aangemerkt. De kantoorruimten van het door haar
gehuurde zijn weliswaar afsluitbaar, maar bevatten geen 'eigen' toiletten en pantry. De
toiletten en de pantry bevinden zich buiten het afsluitbare gedeelte en kunnen ook
worden gebruikt door de gebruikers van de vijfde en zesde verdieping.
Daarmee is geen sprake van een gedeelte dat is bestemd om als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt, aldus eiseres.
5. Verweerder voert aan dat hij het gedeelte van het bedrijfsgebouw dat eiseres huurt,
terecht als (zelfstandige) onroerende zaak heeft afgebakend. Verweerder concludeert
daartoe op grond van de omstandigheden van het geval, in hun onderlinge samenhang
bezien. In dat verband speelt volgens verweerder een rol dat eiseres, als hoofdhuurder van
het bedrijfsgebouw, op grond van de huurovereenkomst mede kan bepalen aan wie de
vijfde en zesde verdieping worden verhuurd. Daarbij stonden de vijfde en zesde verdieping
volgens verweerder leeg op de peildata, zodat eiseres de toiletten en pantry feitelijk alleen
kon gebruiken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder verwezen naar de
uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2016 (ECLI:NL:
6. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 16, aanhef en letter c, van de Wet
WOZ wordt voor de toepassing van deze wet als één onroerende zaak aangemerkt een gedeelte
van een gebouwd of ongebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een
afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Hiervoor is vereist dat het als afzonderlijk geheel te
gebruiken gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan worden gescheiden van de overige
Daarvoor is bepalend de toestand waarin het gebouwd eigendom in feite verkeert (vgl. Hoge
voor een kantoorruimte noodzakelijke voorzieningen beschikt én dat dit ten minste de
aanwezigheid van een toiletvoorziening vereist, alsmede de aanwezigheid van een pantry, dat
wil zeggen een eenvoudig keukenblok met warm en koud stromend water (vgl. Hoge Raad 26
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de kantoorruimten van het gedeelte van het
bedrijfsgebouw dat eiseres huurt afsluitbaar zijn en niet binnen het 'eigen' afsluitbare
gedeelte beschikken over een toiletvoorziening en pantry (zie 1.1). Naar het oordeel van de
rechtbank kan dit deel van het bedrijfsgebouw daarom niet als zelfstandig gedeelte worden
aangemerkt. Nog daargelaten dat eiseres ter zitting gemotiveerd heeft weersproken dat de
vijfde en zesde verdieping op de waardepeildata leeg stonden, maken de door verweerder
genoemde omstandigheden van het geval deze feitelijke vaststelling niet anders. De door
verweerder aangehaalde jurisprudentie (zie 5.) leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
8. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het gedeelte van het
bedrijfsgebouw dat eiseres huurt blijkens zijn indeling niet is bestemd om als een afzonderlijk
geheel te worden gebruikt. Dit brengt met zich dat geen sprake is van een juiste objectafbakening.
dienen in verband daarmee de WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde aanslagen OZB te
worden vernietigd. De onderhavige onjuiste afbakening kan niet in bezwaar of beroep worden
aangepast. Voor het onjuist afgebakende object kan de ambtenaar van de gemeente evenwel een
nieuwe waardebeschikking geven. Het bedrijfsgebouw is in zijn totaliteit één onroerende zaak
in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ. De rechtbank zal de beroepen inzake de WOZ-
beschikkingen 2014 en 2015 dan ook gegrond verklaren en de betreffende uitspraken op bezwaar,
de WOZ-beschikkingen 2014 en 2015 en de aanslagen OZB gebruikers 2014 en 2015 vernietigen.
9. Aan het subsidiaire geschilpunt komt de rechtbank niet toe.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat
verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in de
beroepsfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting
beide met een waarde van € 501 per punt en een wegingsfactor 1). Tussen de twee zaken is
samenhang aanwezig als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.