ECLI:NL:HR:2004:AL6905
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een tweede bezwaarschrift in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 maart 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Hoge Raad behandelt de ontvankelijkheid van een tweede bezwaarschrift dat door belanghebbende is ingediend na een eerdere uitspraak van de Inspecteur. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar verminderd, maar verklaarde het tweede bezwaarschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat er al eerder op het eerste bezwaar was beslist. Belanghebbende ging hiertegen in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde.
De Hoge Raad oordeelt dat de brief van 12 november 2000 van belanghebbende, waarin hij opnieuw bezwaren tegen de aanslag kenbaar maakte, moet worden aangemerkt als een tijdig ingediend beroepschrift. De Hoge Raad stelt dat de Inspecteur, in overeenstemming met artikel 6:15, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, het geschrift van belanghebbende zo spoedig mogelijk had moeten doorzenden aan het Hof. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur van 11 mei 2001, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat het verzuim van de Inspecteur om aan de wettelijke vereisten te voldoen niet ten nadele van belanghebbende mag strekken. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en het verwijzingshof dient het geschrift van belanghebbende als een tijdig ingediend beroepschrift in behandeling te nemen. De Hoge Raad beslist dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof.