In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, woonachtig in Nieuw-Dordrecht, en de burgemeester van de gemeente Emmen. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van een besluit tot sluiting van de woning van eiseres voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten tot sluiting na het aantreffen van een hennepkwekerij met 242 planten in een door eiseres verhuurde stacaravan op haar terrein. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van dit besluit, stellende dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs niet voldoende is voor sluiting zonder bijkomende omstandigheden.
De rechtbank overweegt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij een eerste overtreding in het algemeen niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, tenzij er sprake is van ernstige omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ernstig geval. Het beleid van de burgemeester, dat sluiting zonder waarschuwing toestaat bij de aanwezigheid van softdrugs, kan de toetsing in rechte niet doorstaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat er ruimte moet zijn voor gefaseerde handhaving, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het besluit van de burgemeester en verplicht deze om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook gekeken moet worden naar eventuele bijzondere omstandigheden die een minder ingrijpende maatregel rechtvaardigen. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 974,-, en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.