Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
in het geding tussen
[eiseres],gevestigd te [vestigingsplaats],
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,
gemachtigden [gemachtigden].
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een aardappelschilbedrijf, en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag loonheffingen. De inspecteur had eiseres een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, waarbij een bedrag van € 2.345 aan loonheffingen en € 304 aan heffingsrente in rekening was gebracht. Eiseres stelde dat zij geen auto ter beschikking had gesteld aan haar werknemer [X], die tevens bestuurder en aandeelhouder van eiseres was. De rechtbank oordeelde echter dat de auto, hoewel aangeschaft door een gelieerde vennootschap, feitelijk ter beschikking was gesteld aan [X] met medeweten van eiseres. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres als inhoudingsplichtige moest worden aangemerkt voor de bijtelling van het privégebruik van de auto.
De rechtbank overwoog dat de Wet op de Loonbelasting 1964 bepaalt dat alle voordelen die een werknemer uit zijn dienstbetrekking geniet, tot het belastbare loon behoren. Eiseres had in de arbeidsovereenkomst met [X] vastgelegd dat er geen bedrijfsauto ter beschikking zou worden gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze bepaling niet opging gezien de feitelijke situatie. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, omdat de inspecteur niet op de hoogte was van de terbeschikkingstelling van de auto door de gelieerde vennootschap. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde de beroepen ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 oktober 2013 en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.