ECLI:NL:RBNHO:2025:7923

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
24/776
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering na post-covid klachten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 15 juli 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering door het Uwv beoordeeld. Eiseres, die na een COVID-19 infectie uitviel, was het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv onvoldoende gemotiveerd is. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het Uwv op 20 april 2023 werd afgewezen. Na bezwaar bleef het Uwv bij de afwijzing. Tijdens de zitting op 24 januari 2025 werd het beroep behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiseres, die voortvloeien uit haar post-covid syndroom. De rechtbank vernietigt het besluit van het Uwv en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoed moeten worden. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 3.038,77.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.T.G. Huisman),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van de WIA-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv de medische beoordeling onvoldoende heeft gemotiveerd
.Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 20 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
2.3.
Ter zitting is met de gemachtigde van het Uwv afgesproken dat de gemachtigde van het Uwv aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zal voorleggen in hoeverre met een werkdag van 8 uur per dag en een werkweek van 40 uur per week wordt voorzien in de aanvullende recuperatiebehoefte van eiseres en hoe dat in de Functionele mogelijkheden lijst (FML) is verwerkt.
2.4.
Het Uwv heeft deze reactie bij brief van 7 februari 2025 ingediend met daarbij de rapportage van 7 februari 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2.5.
Eiseres heeft hierop per brief van 11 maart 2025 gereageerd met daarbij een rapportage van de medisch adviseur van 26 februari 2025.
2.6.
Vervolgens heeft het Uwv bij brief van 8 april 2025 een nadere reactie, vervat in de rapportage van 8 april 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, toegezonden.
2.7.
Partijen hebben desgevraagd laten weten geen tweede zitting te wensen, waarna de rechtbank het onderzoek heden heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres was in loondienst werkzaam als administrateur voor 20,56 uur per week en werkte daarnaast als zelfstandig boekhouder voor 16-20 uur per week. Op 19 april 2021 is eiseres – na een doorgemaakte COVID-19 infectie – uitgevallen. Haar dienstverband is op 30 juni 2021 geëindigd. Bij de Eerstejaarsziektewetbeoordeling is eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. In bezwaar is dat gewijzigd en is, onder andere vanwege het feit dat eiseres een intensieve behandeling volgt, een forse urenbeperking van toepassing geacht.
4. Naar aanleiding van haar WIA-aanvraag is eiseres op het spreekuur door een arts van het Uwv gezien op 4 april 2023. Op basis van de dossiergegevens en de bevindingen uit het eigen onderzoek heeft de verzekeringsarts een FML vastgesteld. Op basis daarvan heeft de arbeidsdeskundige vervolgens het verlies aan verdiencapaciteit berekend op minder dan 35%.
5. In het kader van de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op 28 december 2023 gezien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML gewijzigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de gewijzigde FML een paar van de geduide functies laten vervallen, nieuwe functies geduid en de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%.
Toetsingskader
6. Van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is op grond van artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
7. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het Uwv zijn besluitvorming over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op door de verzekeringsarts opgestelde rapporten, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit zorgvuldig tot stand gekomen. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek en een hoorzitting op 28 december 2023 in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Medische beoordeling
8. Eiseres is het niet eens met de inhoud van de medische beoordeling. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar het advies van medisch adviseur, [naam] , van 2 februari 2024. De medisch adviseur stelt – op basis van bestudering van het dossier – dat een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week aan de orde is. Volgens de medisch adviseur wordt in de verzekeringsgeneeskundige rapportage van het Uwv ten onrechte geen, dan wel te weinig rekening gehouden met de bij eiseres aanwezige recuperatiebehoefte. Die recuperatiebehoefte blijkt volgens de medisch adviseur uit het dagverhaal van eiseres, waarin zij aangeeft één tot twee keer week overdag te slapen en past ook bij de ervaring dat veel mensen na een covid-infectie nog lang moe blijven. De medisch adviseur verwijst daarbij naar de multidisciplinaire richtlijn “Langdurige klachten na covid-19” uit 2020, waarin wordt vermeld dat veel mensen na een covid-19 infectie lang moe blijven en energiemanagement van belang is. Ook verwijst hij naar de richtlijn “Chronisch Zieken en Werk” en de multidisciplinaire LCI-richtlijn “Q-koortsvermoeidheidsyndroom”, waarin wordt aanbevolen rekening te houden met de impact op het werkvermogen en een hogere behoefte aan herstel.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 15 maart 2024 vermeld dat beperkingen zijn aangenomen, uitgaande van klachten van verminderde inspanningstolerantie en recuperatiebehoefte, die passen bij de diagnose post-covid syndroom. Eiseres wordt aangewezen geacht op werkzaamheden die fysiek en mentaal niet overmatig belastend zijn met daarnaast een urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week. Daarbij is vermeld dat hierdoor wordt gewaakt voor overbelasting en wordt voorzien in aanvullende recuperatiebehoefte. Zowel door de aanpassing van de zwaarte van het werk (zowel mentaal als fysiek) als de lichte urenbeperking wordt in de FML in voldoende mate rekening gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiseres. Een verdergaande urenbeperking kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit de medische bevindingen niet worden herleid. Een dagverhaal alleen is onvoldoende leidend voor aanname van beperkingen (al dan niet in uren) in arbeid, de beperkingen moeten ook volgen uit objectiveerbare medische gegevens, zo staat in de rapportage vermeld. Uit het dagverhaal is de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen structurele slaapbehoefte gebleken, dit is slechts één tot twee keer per week bij uitbreiding van de eigen activiteiten.
10. Naar aanleiding van wat op zitting is afgesproken, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 7 februari 2025 onder meer toegelicht dat de zorg voor huishouden en kind bij de beoordeling buiten beschouwing moet worden gelaten. Verder is vermeld dat overwerk de mogelijkheid tot het verkrijgen van voldoende recuperatiemogelijkheden inperkt en wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat daarom in het geval van eiseres de urenbelastbaarheid enigszins beperkt is aangegeven. De combinatie van psychische, lichamelijke en enigszins beperkte urenbelastbaarheid waakt voor overbelasting in werk en waarborgt voldoende recuperatie na afloop, aldus de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
11. In reactie hierop is door de medisch adviseur van eiseres in het medisch advies van 26 februari 2025 verwezen naar de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ waarin staat vermeld dat ‘de belangrijkste meetinstrumenten voor de beoordeling van de toegenomen recuperatienoodzaak het dagverhaal, de inhoud en constellatie van de medische gegevens en de perceptie en cognitie van het eigen onvermogen van cliënt zijn’. In het geval van eiseres bood het dagverhaal duidelijke aanknopingspunten voor een recuperatiebehoefte, volgens de medisch adviseur.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapportage van 8 april 2025 geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om het standpunt te wijzigen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gewezen op de eerdere rapportages waarin is uitgelegd dat er onvoldoende medische gegevens zijn om een verdergaande urenbeperking aan te nemen dan 8 uur per dag, mede gezien de overige aangenomen beperkingen in de FML (die reeds zowel in psychisch als lichamelijk opzicht rekening houden met de energetische klachten). Verder is vermeld dat er sprake was van een ingezet klinisch herstel, waaronder herstelde ontstekingswaarden in het bloed en afname hevige menses, dat er geen sprake meer was van structurele dagelijkse slaapbehoefte omdat eiseres slechts één tot twee keer per week overdag gaat slapen, en daarna wel weer in staat is tot het verrichten van activiteiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tot slot vermeld dat is meegewogen dat eiseres alleen stond voor de zorg voor het huishouden, kind (met autisme) en hond, wat als belastende factor in de thuissituatie kan worden gezien, en dat conform de Wet WIA deze zorg buiten beschouwing gelaten moet worden.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres een urenbeperking van 8 uur per dag, 40 uur per week is aangenomen.
14. De rechtbank acht hiervoor van belang dat vaststaat dat de vermoeidheidsklachten van eiseres zijn ontstaan na twee doorgemaakte covid-infecties. Zoals ook volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2024 [1] is zowel over de oorzaak van het post-covidsyndroom als over een eventuele adequate behandeling nog maar weinig bekend. Bij die stand van zaken komt naar het oordeel van de rechtbank extra gewicht toe aan een zorgvuldige weging van de klachten en belemmeringen op consistentie en plausibiliteit. [2]
14. Eiseres heeft haar klachten en beperkingen uitvoerig en consistent toegelicht. Tijdens het spreekuur met de verzekeringsarts op 4 april 2023 heeft eiseres haar dag- en weekverhaal toegelicht. Daarbij heeft ze verteld dat zij gemiddeld nog één tot twee dagen per week één tot twee uur overdag slaapt. In de bezwaarprocedure is door eiseres, zoals beschreven op pagina vier van de rapportage verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 januari 2024, toegelicht dat ze destijds twee tot drie uur per dag werkte achter de computer en dat is gaan opbouwen, maar daarna weer twee tot drie dagen was uitgeschakeld en dat ze dan moe en niet productief was. Ze kon zich wel zelf aankleden en de noodzakelijke, dagelijkse dingen uitvoeren, maar dan hield het op. De vermoeidheidsklachten van eiseres, zoals hiervoor besproken, worden door de verzekeringsartsen ook niet ontkend. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om niet uit te gaan van het dag- en weekverhaal van eiseres.
16. De rechtbank kan echter uit de rapportages niet afleiden waarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking van 8 uur per dag passend is bij de klachten en beperkingen van eiseres zoals die uit het dag- en weekverhaal van eiseres blijken. Ook uit de aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep valt dat niet op te maken. Dat het dagverhaal alleen onvoldoende leidend is voor aanname van beperkingen (al dan niet in uren) in arbeid, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld, omdat de beperkingen ook moeten volgen uit objectiveerbare medische gegevens, brengt daarin geen verandering. De noodzaak tot recuperatie als symptoom van post-covid wordt door de verzekeringsartsen niet weersproken. Dat eiseres belastbaar wordt geacht voor 8 uur per dag en 40 uur per week, is naar het oordeel van de rechtbank daarmee niet verenigbaar. Dat eiseres niet dagelijks overdag slaapt, is onvoldoende om de vastgestelde belastbaarheid te rechtvaardigen. Dat bij 8 uur per dag en 40 uur per week wordt gewaakt voor overbelasting en wordt voorzien in aanvullende recuperatiebehoefte, omdat zowel door de aanpassing van de zwaarte van het werk (zowel mentaal als fysiek) als de lichte urenbeperking in voldoende mate rekening wordt gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiseres, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Niet valt in te zien, dat met de lichte urenbeperking van een belastbaarheid van 8 uur per dag en 40 uur per week, wordt voorzien in een aanvullende recuperatiebehoefte.
17. De rechtbank is gelet op het hiervoor vermelde van oordeel dat de medische beoordeling van het Uwv in zoverre niet juist is en het bestreden besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het Uwv zal een nieuw besluit op het bezwaar moeten nemen, dat betrekking heeft op de datum in geding.
19. De rechtbank geeft het Uwv voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar een termijn van zes weken.
20. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Ook veroordeelt de rechtbank het Uwv in de kosten die eiseres heeft moeten maken voor het inschakelen van een deskundige tot een bedrag van € 1.224,77. De totale vergoeding van de proceskosten bedraagt € 3.038,77.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 januari 2024;
- draagt het Uwv op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 3.038,77 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.De rechtbank wijst in dit verband op meerdere voorbeelden uit de rechtspraak ten aanzien van de long-covid: Centrale Raad van beroep 28 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2459; Rechtbank Midden-Nederland 17 maart 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2959; Rechtbank Amsterdam 19 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5850; Rechtbank Rotterdam 28 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1083.