Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
post-covid syndroom, waar de klachten van verminderde energetische belastbaarheid bij uitstek bij passen. Bovendien was geen sprake van aggravatie bij de klachtenpresentatie en heeft appellant meegewerkt aan behandeling door een ergotherapeut, echter zonder duidelijk positief resultaat. Ook de verzekeringsarts van WPEX is tot de conclusie gekomen dat er bij appellant op de datum in geding aanleiding was voor een vergelijkbare urenbeperking op energetische gronden. Volgens de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid kan een verminderde energetische belastbaarheid een reden zijn om een urenbeperking aannemelijk te achten. In reactie op de zienswijze van appellant heeft de deskundige overwogen, dat appellant in staat was om 45 minuten aan het gesprek deel te nemen waarbij de aandacht goed te trekken en te behouden was en appellant ook in staat is auto te rijden. Deze bevindingen geven geen reden om cognitieve beperkingen aan te nemen, temeer daar de normaalwaarden in het CBBS op deze items laag gekozen zijn en een objectivering van cognitieve beperkingen door middel van bijvoorbeeld een neuropsychologisch onderzoek niet voorhanden is.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage
1. In afwijking van artikel 19 heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van deze wet, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de verzekerde: a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19; en b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
(…)
(…)
(…)
5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
1. Het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Van een arbeidskundig onderzoek kan onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden worden afgezien.
(…)
3. Onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.