ECLI:NL:RBMNE:2024:2959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/2886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-aanvraag en medische beoordeling van post-covid klachten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de WIA-aanvraag van eiseres, die zich ziek heeft gemeld na een COVID-19 infectie, behandeld. Eiseres heeft zich op 16 november 2020 ziekgemeld en na een wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij niet aan de voorwaarden voor arbeidsongeschiktheid voldeed. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, waarna een herbeoordeling plaatsvond, maar ook dit leidde niet tot een positieve beslissing voor haar. Eiseres stelt dat haar beperkingen door post-covid zijn onderschat en vraagt de rechtbank om een IVA-uitkering toe te kennen of een onafhankelijke deskundige te benoemen.

De rechtbank twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsarts heeft de ernst van de post-covid klachten niet voldoende onderkend en de rechtbank vindt dat de medische beoordeling onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen en een onafhankelijke verzekeringsarts te benoemen om de beperkingen van eiseres nader te onderzoeken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het onderzoek is afgerond. Eiseres en het Uwv worden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de benoeming van de deskundige. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2886

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.U.J. Hopman),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Eiseres werkte bij de Stichting [Stichting] als docent in het basisonderwijs voor gemiddeld 29,24 uur per week. Op 16 november 2020 heeft zij zich vanwege medische klachten na een COVID-19 infectie voor dit werk ziekgemeld. Hierop is eiseres door het Uwv voor een Ziektewetuitkering in aanmerking gebracht.
2. Na een wachttijd van 104 weken, per 14 november 2022, heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd bij het Uwv. Om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiseres haar eigen werk als docent niet kan doen, en ook met passend werk (andere functies) voor 35% of meer arbeidsongeschikt moet worden beschouwd.
3. Een arts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiseres op 14 november 2022 en heeft de klachten van eiseres vertaald naar arbeidsbeperkingen. De beperkingen zijn vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft hierop geconcludeerd dat eiseres haar eigen werk als docent niet meer kan doen. Zij heeft vervolgens het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd) en drie functies geselecteerd die eiseres volgens haar, ondanks de beperkingen uit de FML, kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanuurloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met die functie 75,89% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Voor de overige 24,11% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Omdat dit lager is dan 35%, heeft het Uwv de WIAaanvraag van eiseres bij besluit van 11 november 2022 (
het primaire besluit) afgewezen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft heronderzoek gedaan en heeft meer beperkingen voor eiseres vastgesteld dan de eerste arts. Zij heeft daarom op 10 mei 2023 een nieuwe FML voor eiseres vastgesteld. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heeft het maatmaninkomen van eiseres gecorrigeerd vastgesteld. Hij heeft geconcludeerd dat eiseres twee van de functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd, door de gewijzigde FML niet meer kan doen. In plaats daarvan heeft hij twee nieuwe functies geduid. Door het uurloon in de nieuwe middelste functie af te zetten tegen het maatmanuurloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met die functie 24,25% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat hij ziek werd. Voor de overige 75,75% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Dit is meer dan 35%, zodat eiseres aan de voorwaarden voor een WIAuitkering voldoet. Met het besluit van 15 juni 2023 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv de WIAaanvraag van eiseres per 14 november 2023 daarom alsnog toegekend.
5. Eiseres heeft beroep ingesteld en heeft daarbij artikelen over post-covid meegestuurd. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, en aanvullende rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 november 2023 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 januari 2024 ingediend. De zaak is op 1 februari 2024 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar partner. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het beoordelingskader
6. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
  • voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen. Om voldoende aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Het beroep
7. Eiseres voert aan dat haar beperkingen als gevolg van post-covid zijn onderschat. Zij acht zichzelf volledig (80 tot 100%) arbeidsongeschikt. De post-covid zorgt voor een dusdanige mate van vermoeidheid en uitputting dat eiseres overdag nauwelijks tot iets in staat is. Eiseres kan slechts één, maximaal twee dingen op een dag doen. De fysieke, cognitieve en mentale inspanningsvermoeidheid (post-exertionele malaise, ofwel PEM) is daar ook debet aan. Eiseres kan zich tot maximaal twee uren per dag licht inspannen, maar alleen als zij tussendoor voldoende kan recupereren. De aangenomen urenbeperking tot vier uren per dag en 20 uren per week is daarom absoluut niet haalbaar voor haar. Volgens eiseres lijkt haar dagverhaal te rooskleurig te zijn overgekomen op de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres maakt soms wel een korte wandeling of fietsrit (op de e-bike), maar zeer beperkt en tussendoor moet zij op bankjes bijkomen. De PEM zorgt er ook voor dat eiseres onvoldoende kan bewegen ten behoeve van haar neuropathie. Als eiseres een bijdrage probeert te leveren aan het huishouden, bijvoorbeeld door te koken, komt zij niet verder dan het snijden van de groenten. Daarna moet zij gaan liggen om uit te rusten, omdat ze uitgeput is. In de tuin haalt eiseres af en toe wat onkruid weg, snoeit wat of hangt een vetbolletje op voor de vogels. Planten lukt niet, want dat is al te zwaar. Dat eiseres thans in beperkte mate aan het reintegreren zou zijn, klopt evenmin. Eiseres heeft in oktober 2022 drie keer gepoogd om twee uren wat te doen op school, maar dit ging niet.
8. Eiseres licht verder toe dat de klachten die zij ervaart van haar overige aandoeningen (haar chronische verkoudheid en - allergie, de tinnitus en haar beperkte visus) zijn verergerd door post-covid. De longklachten en overgevoeligheid hebben de klachten aan haar slijmvliezen doen toenemen, en de overprikkeling en overgevoeligheid zorgt voor een toename van de tinnitus en visusklachten. Tot slot is sprake van allerlei cognitieve en psychische klachten als gevolg van de post-covid. Op deze punten is eiseres onvoldoende beperkt geacht.
9. Eiseres heeft de rechtbank primair verzocht om zelf in de zaak te voorzien en haar een IVA-uitkering toe te kennen. Subsidiair heeft zij verzocht om mr. [verzekeringsarts] , onafhankelijk verzekeringsarts, te benoemen als deskundige voor het doen van onderzoek naar haar beperkingen als gevolg van haar post-covid. Naast medisch adviseur en (oud)verzekeringsarts bij het Uwv, is hij specialist op het gebied van post-covid en de klachten die daarmee gepaard gaan.
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling. Waarom dat zo is, legt zij hierna uit.
11. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgaat van PEM bij eiseres, maar niet in ernstige mate. Verder acht zij een urenbeperking tot vier uren per dag en 20 uren per week passend, mits sprake is van licht fysiek en mentaal belastend werk. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich hiervoor mede baseert op het dagverhaal van eiseres, waar niet uit zou blijken dat eiseres na lichte inspanning uitgebreide klachten ervaart. Eiseres zou zich in beperkte mate kunnen inspannen: zij wandelt, fiets op de e-bike en probeert creatief te zijn (aquarellen). In het huishouden zou eiseres verdeelt over de dagen lichte taken uitvoeren.
12. In het betoog van eiseres komt echter duidelijk naar voren dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wat betreft de mate van activiteiten en de gevolgen daarvan voor eiseres, uitgaat van een rooskleuriger beeld dan hoe eiseres dat omschrijft. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het dagverhaal van eiseres zoals zij dat op de zitting heeft verwoord. Om die reden twijfelt de rechtbank aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij eisers geen sprake zou zijn van PEM in ernstige mate, en dat zij vier uren per dag en 20 uur per week kan werken. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij haar onderzoek van eiseres een vrij snelle mentale vermoeidheid op heeft gemerkt.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder onvoldoende rekenschap gegeven van de mogelijkheid dat bestaande aandoeningen (waar eiseres voorheen misschien redelijk goed mee kon functioneren) door postcovid kunnen worden beïnvloed. Hierbij betrekt de rechtbank dat post-covid zich in vele verschillende vormen toont: vermoeidheid, longklachten, slaapproblemen, cognitieve problematiek, somberheid en psychische klachten, fysieke, cognitieve en mentale inspanningsvermoeidheid (PEM), duizeligheid, overgevoeligheid, hoofdpijn en nog veel meer. Niet kan in het algemeen worden gesteld dat bepaalde beperkingen niet medisch geobjectiveerd kunnen worden zonder aanvullende diagnostiek, maar ook de invloed op bestaande aandoeningen moet niet worden onderschat. De verzekeringsarts heeft de medische beoordeling op dit punt ook onvoldoende gemotiveerd.
Conclusie
14. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling op voornoemde punten onvoldoende is gemotiveerd. De medische beoordeling is aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Dat maakt dat het bestreden besluit gebrekkig tot stand is gekomen. Omdat de arbeidskundige beoordeling is gestoeld op de medische beoordeling, komt de rechtbank (nog) niet toe aan een bespreking van de arbeidskundige gronden van eiseres.
15. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en aan eiseres een IVA-uitkering toe te kennen. Daarvoor heeft de rechtbank te weinig informatie. Eerst moet beoordeeld worden welke beperkingen bij eiseres aan de orde zijn, en als dat leidt tot volledige arbeidsongeschiktheid, of sprake is van duurzaamheid. Dat kan de rechtbank niet zelf, omdat zij daarvoor de kennis niet heeft. Daarom doet de rechtbank een tussenuitspraak. Zij zal het onderzoek heropenen en een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige benoemen voor het doen van nader onderzoek naar de arbeidsbeperkingen van eiseres op 14 november 2022.
16. Eiseres heeft mr. [verzekeringsarts] als deskundige aangedragen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv verklaard dat zij eerst wil overleggen of het Uwv akkoord is met benoeming van deze deskundige. De rechtbank zal het Uwv daarom eerst in de gelegenheid stellen om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak te laten weten of hij met de benoeming van mr. [verzekeringsarts] instemt. Als het Uwv niet instemt met benoeming van mr. [verzekeringsarts] als deskundige, zal de rechtbank zelf op zoek gaan naar een deskundige.
Hoe nu verder?
17. De griffier zal partijen schriftelijk informeren over het vervolg van deze zaak. Zij zullen de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren: zowel op de conceptvraagstelling aan de te benoemen deskundige, als op diens deskundigenbericht. Daarna zal de rechtbank zich verder over de zaak buigen. Tot die tijd wordt iedere verdere beslissing aangehouden. Er wordt nu dus ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten en het griffierecht.
18. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen in de zaak. Vanwege de goede procesorde zal de rechtbank het partijen in beginsel niet toestaan om na de tussenuitspraak geheel nieuwe geschilpunten of beroepsgronden aan de orde te stellen.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt het Uwv op om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank te laten weten of hij instemt met de benoeming van mr. [verzekeringsarts] als deskundige;
  • bepaalt dat de griffier van de rechtbank partijen vervolgens schriftelijk op de hoogte houdt van de gang van zaken rondom de benoeming van de deskundige;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.