Uitspraak
1.De procedure
- de brief van 6 januari 2025 van de gemachtigde van [gedaagde] met een eis in reconventie en producties
- de mondelinge behandeling van 9 januari 2025.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak gaat het om de vraag of een zoon zonder titel of recht verblijft in de woning die zijn overleden moeder huurde. De zoon, gedaagde, heeft aangevoerd dat hij recht heeft op voortzetting van de huurovereenkomst. Echter, de rechtbank oordeelt dat de zoon niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de wettelijke vereisten voor voortzetting van de huur. De verhuurder, Wooncompagnie, heeft de vordering tot ontruiming van de woning ingediend, die door de rechtbank wordt toegewezen. De feiten tonen aan dat de huurovereenkomst is geëindigd door het overlijden van de moeder van gedaagde, en dat gedaagde niet kan aantonen dat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat de ontruiming daarom gerechtvaardigd is. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op één maand, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.