ECLI:NL:GHAMS:2024:558
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte. Vordering tot voortzetting huurovereenkomst na overlijden huurder op basis van artikel 7:268 lid 2 BW.
In deze zaak vordert [appellant], het volwassen kind van de overleden huurder, de voortzetting van de huurovereenkomst met Rochdale na het overlijden van zijn vader. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat [appellant] niet kon aantonen dat hij met zijn vader een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde, zoals vereist door artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de grieven van [appellant] gezamenlijk beoordeeld. Het hof concludeert dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gemeenschappelijke huishouding en dat de intentie tot duurzaamheid niet is aangetoond. De vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, met een aanpassing van de ontruimingstermijn naar twee maanden. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.