In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om de vergoeding van proceskosten in het kader van een terugbetaling van antidumpingrechten en rente op achterstallen die in strijd met het Unierecht zijn geïnd. Eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], heeft een uitnodiging tot betaling ontvangen van de inspecteur van de Douane voor een bedrag van € 150.799, bestaande uit antidumpingrechten en rente. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld en aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten. De inspecteur heeft de uitnodiging tot betaling later verminderd tot nihil en heeft aangegeven dat de proceskosten in beroep voor zijn rekening zijn. De rechtbank heeft op 11 maart 2025 een zitting gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres stelt dat zij recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding, terwijl de inspecteur een forfaitaire vergoeding voorstaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van de inspecteur, omdat de utb inmiddels is verminderd tot nihil. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft wel de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814 en het griffierecht op € 365.