ECLI:NL:RBNHO:2024:6926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
10921635 \ WM VERZ 24-311
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren in verboden zone

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet is toegestaan. Betrokkene had zijn voertuig geparkeerd op een strook tussen de vertrekhallen 2 en 3 op Schiphol, waar een parkeerverbod gold, aangegeven met bord E1. Betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 22 april 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene betoogd dat de aangegeven parkeerverboden niet duidelijk waren en dat de strook waar betrokkene had geparkeerd niet als parkeerstrook kon worden aangemerkt. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde echter de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaringen en foto’s van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de plek waar betrokkene had geparkeerd, niet als parkeerstrook kon worden beschouwd, en dat de boete terecht was opgelegd. Ook werd er geen aanleiding gezien om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10921635 \ WM VERZ 24-311
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 3 juni 2024
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene 1]
adres : [adres]
woonplaats : [adres] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 april 2024. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Gemachtigde heeft aangevoerd dat op de vertrekpassage bij Schiphol een parkeerverbod geldt, welke duidelijk wordt aangegeven aan het begin van de vertrekpassage middels borden E1. Tevens zijn gehandicaptenparkeerplaatsen gemaakt met een beperkte parkeerduur, en zijn er laad- en loshavens aangelegd met bijbehorende borden E7. Betrokkene heeft op één van de parkeerstroken tussen de vertrekhallen 2 en 3 geparkeerd. Voor de gemiddelde weggebruiker doen deze rode stroken met afgebakende belijning zich voor als parkeervakken.
Gemachtigde stelt dat, als er al van parkeren gesproken kan worden, het parkeerverbod zich niet uitstrekt tot de parkeerstrook waar betrokkene heeft stil gestaan. Indien de strook slechts bestemd was voor laden en lossen, of het onmiddellijke in- en uitstappen van personen dan had de wegbeheerder moeten kiezen voor parkeerplaatsen met bijbehorende borden E7. Daarnaast verwijst gemachtigde naar artikel 65 RVV 1990 en het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2016 [1] en stelt dat naar analogie van dat arrest sprake is van een ander weggedeelte waar het bord E1 niet gold.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaringen en de foto’s van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft zijn voertuig geparkeerd op een plek waar dat niet is toegestaan. De kantonrechter verwijst hiervoor naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2022 [2] waar in rechtsoverweging 7. onder meer is opgenomen: “(…)
Dat het gaat om een strook naast de rijbaan en deze strook een ander kleur asfalt heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een parkeerstrook. Daarvoor is een verdere aanduiding nodig. Op de foto’s van de gedraging is geen aanduiding te zien waaruit kan worden afgeleid dat deze plek een voor parkeren bestemd weggedeelte is(…).
Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23 mei 20216, ECLI:NL:GHARL:2016:3927, te vinden op rechtspraak.nl
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 mei 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4283, te vinden op rechtspraak.nl