ECLI:NL:GHARL:2022:4283

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
Wahv 200.292.880/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake parkeerverbod in Schiphols Vertrekpassage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 21 januari 2021 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 95,- ontvangen voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod in de Vertrekpassage op Schiphol op 30 augustus 2019. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het voertuig op een parkeerstrook stond en dat het parkeerverbod hier niet van toepassing was. Het hof oordeelde dat de gedraging was verricht, omdat het voertuig geparkeerd stond op een plek waar een parkeerverbod gold, zoals aangegeven met bord E1. De argumenten van de gemachtigde werden niet gevolgd, omdat het naar de incheckbalie begeleiden van een passagier niet werd aangemerkt als onmiddellijk in- of uitstappen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan op 25 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.292.880/01
CJIB-nummer
: 228344170
Uitspraak d.d.
: 25 mei 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank NoordHolland van 21 januari 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 augustus 2019 om 9:27 uur op de Vertrekpassage op Schiphol met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de betrokkene het voertuig op één van de parkeerstroken tussen vertrekhallen 2 en 3 heeft geparkeerd. Voor de gemiddelde weggebruiker doen deze rode stroken met afgebakende belijning zich voor als parkeervakken. Het parkeerverbod geldt hier niet. Het voertuig stond niet op de rijbaan, maar op een ander weggedeelte in de zin van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De gemachtigde wijst daartoe op het arrest van het hof van 23 mei 2016, gepubliceerd op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2016:3927 Verder voert de gemachtigde aan dat geen sprake is van parkeren. De betrokkene heeft zijn moeder met haar bagage begeleid naar de incheckbalie. Indien de strook slechts bestemd was voor het onmiddellijk in- en uitstappen van personen had de wegbeheerder moeten kiezen voor parkeerplaatsen met borden E7.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld. Daarnaast bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van 11 november 2019 waarin de ambtenaar – voor zover relevant – het volgende verklaard:
“Voorts heb ik ten tijde van de begane gedraging geconstateerd dat het voertuig geparkeerd stond in het gedeelte waar een parkeerverbod geldt. Ik, verbalisant, zag dat het voertuig geparkeerd stond op één van de rode rijbanen op de Vertrekpassage alwaar een parkeerverbodszone van kracht is. Ik, verbalisant, zag geen laad- of losactiviteiten. Ik, verbalisant, zag ook geen persoon rondom de auto die zich kenbaar heeft gemaakt als zijnde bestuurder. Het constateren van de overtreding en het uitschrijven van het proces-verbaal heeft ongeveer 5 tot 7 minuten in totaal geduurd. Tijdens het uitschrijven van het proces-verbaal heeft niemand zich kenbaar gemaakt als zijnde bestuurder.”
5. Verder bevat het dossier een aantal foto’s van de gedraging. Hierop is te zien dat het voertuig stilstaat op een rode strook tussen de rijstrook en de vertrekhal. Deze strook is van de rijstrook gescheiden door middel van onderbroken strepen.
6. In artikel 1 van het RVV 1990 is parkeren gedefinieerd als het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Het naar de incheckbalie begeleiden van een passagier is niet aan te merken als het onmiddellijk laten uitstappen van een passagier. Vastgesteld kan worden dat het voertuig stond geparkeerd.
7. Het parkeerverbod, aangeduid met bord E1, geldt ook voor de strook waar het voertuig van de betrokkene stond. Het hof volgt niet de stelling van de gemachtigde dat -naar analogie van de uit het genoemde arrest blijkende jurisprudentie van het hof met betrekking tot de berm- de strook waar het voertuig stond niet als gedeelte van de weg (rijbaan) kan worden beschouwd. Gelet op artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 is parkeren van een voertuig op een locatie waar een parkeerverbod geldt slechts toegestaan op een daartoe bestemd weggedeelte. Nu parkeren op een daartoe bestemd weggedeelte een uitzondering vormt op het parkeerverbod, is het aan de gemachtigde om aannemelijk te maken dat sprake is van een voor parkeren bestemd weggedeelte. Daarin is de gemachtigde niet geslaagd. Dat het gaat om een strook naast de rijbaan en deze strook een ander kleur asfalt heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een parkeerstrook. Daarvoor is een verdere aanduiding nodig. Op de foto’s is van de gedraging geen aanduiding te zien waaruit kan worden afgeleid dat deze plek een voor parkeren bestemd weggedeelte is. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
8. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.