ECLI:NL:RBNHO:2024:137

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/15/341651 / HA ZA 23-374
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een indirect bestuurder voor wanprestatie van een aannemer in faillissement

In deze zaak vorderen eisers, die opdrachtgevers zijn, schadevergoeding van gedaagde, een indirect bestuurder van de failliete aannemer NH Geveltechniek B.V. (NHGT). Eisers hebben een aannemingsovereenkomst gesloten met NHGT en hebben de volledige aanneemsom betaald, inclusief een aanzienlijk bedrag voor een keuken en pui. NHGT heeft echter de facturen van de leveranciers onbetaald gelaten, de werkzaamheden voortijdig gestaakt en is failliet gegaan, waardoor eisers zonder keuken en achterpui zijn achtergelaten. Gedaagde wordt verweten dat hij de belangen van eisers ernstig heeft verwaarloosd en dat hij persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij wist of had moeten begrijpen dat NHGT haar verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers toe, inclusief schadevergoeding, deskundigenkosten en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde en zijn vennootschap Cuccini worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/341651 / HA ZA 23-374
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. C.A.M. Jansen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

te [plaats 2] ,
2.
CUCCINI B.V.,
te Zaandam,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde] en Cuccini,
advocaat: mr. C.P. Bean te Amsterdam.
De zaak in het kort
[gedaagde] was via zijn beheersmaatschappij enig bestuurder en aandeelhouder van NH Geveltechniek B.V. (hierna: NHGT) en had de volledige zeggenschap in NHGT. Eind 2021 hebben [eisers] een overeenkomst van aanneming gesloten met NHGT. Zij hebben de volledige aanneemsom betaald, waarvan € 25.000 specifiek voor de keuken en de pui. NHGT heeft echter (onder meer) de facturen van de leveranciers van de keuken en pui onbetaald gelaten. NHGT heeft de werkzaamheden voordat deze waren afgerond in de zomer van 2022 gestaakt en heeft [eisers] met een woning zonder achtergevel en zonder keuken achtergelaten. NHGT is vervolgens failliet gegaan en biedt geen verhaal voor de gevolgen van de wanprestatie. [eisers] houden [gedaagde] aansprakelijk voor de schade. De begroting van de schade staat niet ter discussie, zodat de rechtbank direct toekomt aan de vraag of [gedaagde] als (indirect) bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] de belangen van [eisers] zodanig ernstig verwaarloosd dat hem hiervan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde] is daarom gehouden de schade die [eisers] hebben geleden te vergoeden.
Ook de vordering in verband met de niet terugbetaalde lening wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken
  • de akte overlegging nadere producties 27-32 van de zijde van [eisers]
  • de mondelinge behandeling van 23 november 2023, waarbij namens [eisers] spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning).
2.2.
[gedaagde] is via [gedaagde] Beheer B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van NHGT, welke vennootschap bij beschikking van 27 juni 2023 van de rechtbank
Noord-Holland failliet is verklaard. Via [gedaagde] Beheer B.V. is [gedaagde] is ook directeur en enig aandeelhouder van Cuccini.
2.3.
Circa twee jaar voor het faillissement, in september 2021, hebben [eisers] en [gedaagde] namens NHGT overleg gehad over een verbouwing van de woning. Naar aanleiding daarvan heeft NHGT op 4 oktober 2021 [eisers] een offerte gestuurd ten bedrage van € 100.000.
2.4.
Op 28 november 2021 hebben [eisers] aan NHGT € 25.000 betaald. Op 9 december 2021 heeft NHGT [eisers] de ontvangst daarvan bevestigd:

Hierbij bevestigen wij van jullie op 28 november jl. hebben ontvangen een bedrag van 25.000,- EURO als deel van de aanbetaling, zie factuur 20.108, t.b.v. de aanbouw en renovatie van jullie woning. Dit bedrag is betaald om de nieuwe keuken en aluminium vouwwand vooruitlopend op de verstrekking van de hypotheek te bestellen en daar geen vertraging in op te lopen.
2.5.
Op 24 december 2021 hebben [eisers] aan NHGT nog eens € 50.000 betaald.
2.6.
Vervolgens hebben [eisers] en NHGT op 19 januari 2022 een schriftelijke aannemingsovereenkomst gesloten, gedateerd op 1 december 2021, waarbij NHGT zich heeft verbonden om de woonkamer te renoveren, een nieuwe badkamer te plaatsen, een uitbouw te realiseren, een nieuwe achterpui te plaatsen en een nieuwe keuken te leveren en te plaatsen (hierna: de verbouwing). De aanneemsom bedroeg € 103.487,46, waarvan reeds € 75.000 was aanbetaald, verder te betalen in vijf wekelijkse termijnen na aanvang van de werkzaamheden en een slottermijn van € 4.737,46 binnen 1 week na oplevering. De werkzaamheden zouden binnen 80 werkbare dagen zijn afgerond.
2.7.
De Algemene voorwaarden voor Aanneming van werk 2013, herzien december 2014, zijn in de overeenkomst van toepassing verklaard en als bijlage bij de overeenkomst gevoegd. Deze algemene voorwaarden, waarin NHGT wordt aangeduid als ‘aannemer’ en [eisers] als ‘opdrachtgever’, houden onder meer de volgende bepalingen in:

Artikel 10
(…)
3. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de aannemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van 40 per werkdag tot de dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd, behoudens voor zover de aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging. Voor de toepassing van dit lid wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag waarop
het werk volgens de aannemer gereed was voor oplevering, mits het werk vervolgens als opgeleverd geldt, dan wel de dag van ingebruikneming van het werk door de opdrachtgever.
4. De gefixeerde schadevergoeding is zonder ingebrekestelling verschuldigd en kan worden verrekend met hetgeen de aannemer nog toekomt.
5. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt bij een overeengekomen aannemingssom kleiner of gelijk aan € 20.000 ten hoogste 7% van die aannemingssom en bij een overeengekomen aannemingssom groter dan € 20.000 ten hoogste 4% van die aannemingssom.
(…)”
2.8.
Op 21 februari 2022 is NHGT gestart met de verbouwing. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van onderaannemers.
2.9.
Op 25 februari, 6 maart, 14 maart en 24 maart 2022 heeft NHGT aan [eisers] steeds een bedrag van € 4.750 gefactureerd dat [eisers] telkens hebben betaald.
2.10.
Medio april 2022 hebben de onderaannemers van NHGT hun werkzaamheden neergelegd. Na vier weken zijn de werkzaamheden door andere onderaannemers opgepakt, maar het werk vorderde langzamer dan gepland en vertoonde gebreken.
2.11.
Op 16 mei 2022 en 7 juni 2022 hebben NHGT nog twee termijnen van € 4.750 aan [eisers] gefactureerd. [eisers] hebben ook deze facturen betaald.
2.12.
[eisers] zijn zich vanaf juni 2022 zorgen gaan maken over het verloop van de verbouwing en hebben bij [gedaagde] geïnformeerd naar de planning, alsmede naar (het uitblijven van) de levering van de keuken en de pui.
2.13.
In juli 2022 heeft [gedaagde] feitelijk de activiteiten van NHGT gestaakt zonder [eisers] daarvan op de hoogte te stellen.
2.14.
Op 2 augustus 2022 heeft [gedaagde] [eisers] te kennen gegeven dat hij de order voor het glas voor de lichtstraat had geannuleerd, omdat NHGT de kosten van € 750 niet kon opbrengen. Ook liet hij weten dat NHGT de transportkosten voor de keuken niet kon voldoen. [eisers] en [gedaagde] hebben daarop afgesproken dat [eisers] een lening zouden verstrekken ten bedrage van € 2.750 voor het transport. Deze lening zou binnen drie maanden worden terugbetaald. Op 3 augustus 2023 hebben [eisers] op instructie van [gedaagde] het bedrag aan Cuccini overgemaakt. De geldlening is niet terugbetaald.
2.15.
Vanaf medio augustus 2022 heeft [gedaagde] geen (inhoudelijke) reactie meer gegeven op e-mail en whatsapp-berichten van [eisers]
2.16.
Bij brief van 7 oktober 2022 hebben [eisers] [gedaagde] in gebreke gesteld en een termijn gesteld van 14 dagen voor uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
2.17.
Top Expertise B.V. (hierna: Top Expertise) heeft in opdracht van [eisers] op 1 februari 2023 onderzoek verricht naar de gebreken van de uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden en op welke wijze en tegen welke kosten herstel kon plaatsvinden. Bij het onderzoek was [gedaagde] , hoewel uitgenodigd, niet aanwezig.
In het rapport van 22 februari 2023 (hierna ook: het rapport van Top Expertise) is geconcludeerd dat de uitvoering van de nog niet-verrichte – maar door [eisers] wel betaalde - werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden in totaal € 33.987,10 inclusief btw bedraagt.
2.18.
[eisers] hebben bij brief (van zijn advocaat) van 10 mei 2023 de aannemingsovereenkomst (gedeeltelijk) ontbonden.
2.19.
Op 27 juni 2023 is het faillissement van NHGT uitgesproken. Blijkens het faillissementsverslag van 31 oktober 2023 van de curator beloopt het bedrag aan concurrente crediteuren € 814.641,19.
2.20.
Op 28 juni 2023 hebben andere opdrachtgevers van NHGT, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), schriftelijk verklaard:
“Hierbij de verklaring dat wij eveneens gedupeerde zijn van dhr. [gedaagde] dan wel N.H. Geveltechniek. Van de totale aanneemsom hebben wij zelf ruim 80% voldaan. De geleverde diensten worden geschat op circa 35% van de totale aanneemsom. Een groot deel van deze diensten waren echter niet naar behoren uitgevoerd met gevolgschade van dien. Dit maakt dat herstel noodzakelijk was en de geleverde diensten negatief uitkomen. Daarnaast is dhr. [gedaagde] na hem in gebreke te hebben gesteld de overeengekomen vaststelling niet nagekomen. Ondanks meerdere pogingen hem aan het werk te zetten is dit niet gelukt. Ook pressie vanuit een incassobureau heeft geen resultaat opgeleverd. Er lijkt sprake van een praktisch faillissement en dhr. [gedaagde] onttrekt zich van iedere verantwoordelijkheid.”
2.21.
Op 16 oktober 2023 heeft de onderaannemer die het project in april 2022 verliet, onder meer schriftelijk verklaard:

Hi [eiser 1][ [eiser 1] , toev. rb]
, ik heb bij [gedaagde][ [gedaagde] , toev. rb]
gestopt met het werk dat mij niet betaald hebt voor factuur
[…]
twee facturen zijn niet betaald Heb mij 6618 € niet betaald

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eisers] binnen vijf dagen na dit vonnis van:
I. € 34.716,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022, dan wel een datum die de rechtbank in goede justitie vaststelt, tot de dag van volledige betaling;
II. € 1.452,00 (deskundigenkosten Top Expertise), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
III. € 4.400,00 (contractuele boete op grond van de algemene voorwaarden bij de overeenkomst), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
IV. € 1.136,69 (buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Cuccini en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eisers] :
V. dan wel alleen Cuccini, binnen vijf dagen na dit vonnis het bedrag van € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022, dan wel een datum die de rechtbank in goede justitie vaststelt, tot de dag van volledige betaling;
VI. de proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis, tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van het feit dat NHGT en Cuccini hun verplichtingen jegens [eisers] op grove wijze hebben geschonden. Zo heeft [gedaagde] [eisers] € 75.000 vooruit laten betalen, maar liet hij al in april 2022 de facturen van de onderaannemer onbetaald en droeg hij de gelden bestemd voor de keuken en de achterpui slechts voor een klein deel af aan de leveranciers. Het restant van de aanneemsom is vervolgens in termijnen gefactureerd, terwijl de staat van het werk daartoe nog geen aanleiding gaf. [gedaagde] heeft steeds toezeggingen gedaan waarvan hij wist of had moeten weten dat NHGT deze niet kon nakomen. Tenminste vijf andere opdrachtgevers zijn in dezelfde periode ook door NHGT gedupeerd. Met voorschotten van klanten heeft [gedaagde] gaten in andere projecten gedicht, aldus nog steeds [eisers]
3.3.
[gedaagde] betwist aansprakelijkheid voor de door [eisers] geleden schade. Hij voert aan dat [eisers] uit eigen beweging € 25.000 extra hebben aanbetaald. Verder voert hij aan dat hij [eisers] nimmer heeft gezegd of de indruk heeft gewekt dat de keuken was betaald. NHGT kampte weliswaar vanaf mei-juni 2022 met liquiditeitsproblemen, maar zij heeft alles in het werk gesteld om toch haar verplichtingen jegens [eisers] na te komen. Met de lening van [eisers] zijn de keukenkastjes alsnog geleverd en de pui is door een derde partij Interwindow geleverd, waarbij de kosten tussen Interwindow en NHGT zouden worden verrekend. [gedaagde] heeft zorgvuldig en te goeder trouw gehandeld en getracht de overeenkomst na te komen, maar door externe omstandigheden waarop hij geen invloed had is dit uiteindelijk niet gelukt. De vorderingen moeten daarom worden afgewezen, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de begroting van de kosten van het rapport van Top Expertise en de aanvullende kosten (zie 3.3) niet betwist. Hetzelfde geldt voor de over deze vordering gevorderde wettelijke rente. De hoogte van de schade staat daarmee als onweersproken vast.
4.2.
Aldus ligt enkel de vraag voor of [gedaagde] is gehouden de schade die [eisers] door het handelen van NHGT hebben geleden, te vergoeden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dit hieronder toe.
Toetsingskader bestuurdersaansprakelijkheid
4.3.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Hiervan kan onder meer sprake zijn als de bestuurder wist of redelijkerwijze had moeten begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, Ontvanger/Roelofsen).
4.4.
De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust op grond artikel 2:11 BW tevens op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
Volledige zeggenschap – volledige aanneemsom betaald
4.5.
Vast staat dat [gedaagde] als enig (indirect) bestuurder en aandeelhouder van NHGT de volledige zeggenschap in NHGT had. Het al dan niet kunnen beschikken over voldoende financiële middelen om de overeengekomen verbouwing volledig uit te (laten) voeren lag dan ook geheel binnen de invloedsfeer van [gedaagde] .
Voorts staat als onweersproken vast dat [eisers] de gehele aanneemsom hebben betaald. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat nog € 10.000 à € 20.000 aan meerwerk zou openstaan. [gedaagde] heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en dit blijkt ook overigens nergens uit.
Omgang met ontvangen gelden
4.6.
Als enig bestuurder van NHGT was [gedaagde] volledig verantwoordelijk voor de besteding van de gelden die NHGT van [eisers] ontving. Vast staat dat de gelden niet volledig ten behoeve van de verbouwing van de woning zijn besteed. Zo zijn de gelden die uitdrukkelijk waren bestemd voor de leveranciers van de keuken en de pui (zie 2.4) niet (althans niet volledig) aan de leveranciers afgedragen. Dit terwijl volgens [gedaagde] de voortijdige betaling van € 25.000 (nog voordat de aanneemovereenkomst was gesloten) nodig was om de levering van de keuken en pui zeker te stellen.
[gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij als ondernemer een eigen afweging mocht maken wanneer hij de leveranciers zou afbetalen, maar de vrijheid zelf te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap in de gegeven omstandigheden worden voldaan is niet onbeperkt (HR 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9654). Naar het oordeel van de rechtbank had [gedaagde] tenminste in de bedrijfsvoering van NHGT een waarborg moeten inbouwen die zou voorkomen dat de gelden voor andere doeleinden dan de verbouwing van de woning zou worden gebruikt.
Wetenschap van benadeling
4.7.
Het voorgaande geldt temeer wanneer een onderneming financieel onder druk staat. [eisers] hebben in dit kader gemotiveerd gesteld dat het NHGT al ten tijde van de verbouwing financieel niet goed ging. NHGT liet immers al in april 2022 - binnen twee maanden na de start van de verbouwing - facturen ter hoogte van € 6.618 van de betrokken onderaannemer onbetaald (zie 2.21). [gedaagde] annuleerde voorts de bestelling van het glas voor de lichtstraat, omdat NHGT de relatief beperkte kosten van € 750 niet kon opbrengen (zie 2.14). NHGT bleek later ook de keuken en de pui niet te hebben (af)betaald. Een en ander ondanks de zeer forse aanbetalingen van [eisers] Bovendien bleef [gedaagde] namens NHGT aan [eisers] facturen versturen, terwijl hij wist dat de voortgang van het werk daartoe geen aanleiding gaf en hij de gelden voor andere doeleinden dan de verbouwing van de woning van [eisers] aanwendde. Er was sprake was van een patroon waarbij [gedaagde] met voorschotten van zijn opdrachtgevers gaten in andere projecten dichtte.
4.8.
Gezien het voorgaande en gegeven het zeer aanzienlijke faillissementstekort (zie 2.19.) in samenhang bezien met de feitelijke beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van NHGT in juli 2022, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde] toen hij namens NHGT factureerde en de betalingen daarop ontving ernstig rekening had moeten houden met het feit dat NHGT haar verplichtingen jegens [eisers] niet zou kunnen nakomen en dat NHGT geen verhaal zou bieden voor de schadevordering die daardoor voor [eisers] zou ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zodoende de belangen van [eisers] ernstig heeft verwaarloosd. Hiervan kan hem persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. [gedaagde] is dan ook aansprakelijk voor (vergoeding van) de schade die [eisers] daardoor hebben geleden.
Gefixeerde schadevergoeding
4.9.
[eisers] maken ook aanspraak op betaling van € 4.400, de gefixeerde schadevergoeding wegens vertraging van de bouw conform de toepasselijke Algemene Voorwaarden (zie 2.7). [gedaagde] heeft de verschuldigdheid en de hoogte van deze schadevergoeding niet betwist. De rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen.
Deskundigenkosten
4.10.
[eisers] vorderen ook vergoeding van € 1.452 aan deskundigenkosten voor het rapport van Top Expertise. Deze kosten zijn aan te merken als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW) en zullen als niet betwist worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.11.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.136,69 toegewezen.
Wettelijke rente
4.12.
De wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding, deskundigenkosten en buitengerechtelijke kosten zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen zoals gevorderd.
Geldlening
4.13.
[eisers] hebben voorts onweersproken aangevoerd dat zij op verzoek van [gedaagde] aan Cuccini € 2.750 hebben uitgeleend en dit bedrag nimmer is terugbetaald. De vordering onder V zal daarom als onweersproken worden toegewezen.
Proceskosten
4.14.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden [gedaagde] en Cuccini hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
133,14
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2 punten × € 1.183,00)
Totaal
3.800,14
4.15.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten, voor zover deze worden gemaakt. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
4.16.
De wettelijke rente over de proceskosten zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen zoals gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis aan [eisers] te betalen:
€ 34.716,64, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 1 juni 2022 tot de dag van volledige betaling,
€ 1.452,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 juli 2022 tot de dag van volledige betaling,
€ 4.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 juli 2022 tot de dag van volledige betaling,
€ 1.136,69, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 juli 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] en Cuccini hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis aan [eisers] te betalen een bedrag van € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 november 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] en Cuccini hoofdelijk in de proceskosten, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.800,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
1680