3.3.2Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
3.3.2.1 Onderzoek op de plaats delict
Aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Op zaterdag 19 februari 2022 omstreeks 20:40 uur ontving de politie de melding dat nabij de [adres 2] in Amsterdam een schietpartij had plaatsgevonden. De politie is ter plaatse gegaan en trof in de aldaar gevestigde snackbar “ [snackbar] ” een man aan met een schotwond in zijn linker bovenarm. De man bleek te zijn genaamd [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] is in een ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Uit het lichaam van [slachtoffer 2] is één projectiel operatief verwijderd en veiliggesteld.
Aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Schuin tegenover de snackbar is de woning gelegen aan de [adres 3] in Amsterdam. Aan de achterzijde van de woning, op ongeveer vijf meter van de tuin, trof de politie op het trottoir een man aan. De man lag op zijn buik, met de voorzijde van zijn hoofd op de grond, en had geen ademhaling meer. Na een vergeefse poging tot reanimatie overleed de man ter plaatse. De man is geïdentificeerd als [slachtoffer 1]
Onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1]
Uit onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] blijkt dat hij een inschotwond had aan de borst. Het schotkanaal verliep van de borst naar de rug, waardoor onder meer de lever, de lichaamsslagader en de linkernier waren geperforeerd. Dit heeft geleid tot ernstig bloedverlies op basis waarvan het overlijden wordt verklaard. Uit het lichaam van [slachtoffer 1] is één projectiel verwijderd en veiliggesteld. Ook had [slachtoffer 1] letsels aan zijn hoofd en ledematen als gevolg van stomp botsende krachtinwerking, zoals vallen, stoten en slagen. De forensisch patholoog heeft op basis van de letsels geconcludeerd dat deze krachtinwerking deels hevig is geweest. [slachtoffer 1] had onder meer een breuk in zijn rechterkaakkopje, huidscheuren aan het hoofd en kin en bloeduitstortingen op de linkerzijde van zijn gelaat en wang. De huidscheur in het achterhoofd van [slachtoffer 1] genereerde veel bloed in zijn rastakapsel (dreadlocks).
Sporen in de woning van [slachtoffer 1]
was de (enige) bewoner van de woning aan de [adres 3] in Amsterdam. De politie zag aldaar dat zowel de voordeur als de achterdeur van de woning open stond. In de keuken en de doorgang naar de woonkamer trof de politie meerdere bloedspatten en bloedspatpatronen aan. Ook op de vloer direct na de achterdeur, op de drempel en op het deurkozijn van de achterdeur zag de politie bloedspatten dan wel bloedvlekken. Op grond van vergelijkend DNA-onderzoek blijkt – met een bewijskracht van meer dan één miljard – dat het bloed in de woning van [slachtoffer 1] afkomstig is. Het bloedbeeld in de woning past volgens de politie goed bij bebloede dreadlocks die door beweging van het hoofd alle kanten op worden gezwaaid.
Op basis van het onderzoek in de woning van [slachtoffer 1] , in het bijzonder de afwezigheid van sporen die een relatie hebben met een schietincident in de woning – zoals hulzen, projectielen en schotbeschadigingen – acht het team forensische opsporing het scenario dat in de woning van [slachtoffer 1] is geschoten niet aannemelijk.
Aantreffen van patroonhulzenOp de Fizeaustraat – op ongeveer 32 meter van het lichaam van [slachtoffer 1] – trof de politie drie patroonhulzen aan. Eén huls lag op de rijbaan ter hoogte van [huisnummer 1] , een tweede huls lag op de rijbaan ter hoogte van een boom naast twee vuilcontainers (schuin tegenover [huisnummer 1] ) en een derde huls lag in het zand rondom deze boom. De hulzen lagen ongeveer acht meter uit elkaar en waren alle drie voorzien van de bodemstempel “S&B 9 mm Br. C.”.
De afvuursporen in de hulzen zijn door een deskundige onderzocht. De deskundige heeft gerapporteerd dat de resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten uit één en hetzelfde vuurwapen, dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Tussenconclusie ten aanzien van het overlijden van [slachtoffer 1]De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [slachtoffer 1] in zijn woning aan de [adres 3] in Amsterdam bloedende letsels heeft opgelopen, alvorens hij zijn woning heeft verlaten en buiten op de Fizeaustraat van voren is beschoten met een vuurwapen. [slachtoffer 1] is hierbij door één kogel getroffen in de borst, als gevolg waarvan hij is overleden.
3.3.2.2 Wat is er gebeurd op de plaats delict?
Verklaringen van [slachtoffer 2][slachtoffer 2] is op 20 februari 2022, aanvankelijk als verdachte, verhoord en heeft op latere momenten gedurende het onderzoek – op 17 maart 2022 en 23 mei 2022 – nadere verklaringen als getuige afgelegd. Bij de rechter-commissaris op 20 februari 2024 en ter terechtzitting van 2 juli 2024 heeft [slachtoffer 2] zich op het verschoningsrecht (willen) beroepen en geen vragen meer beantwoord.
Ter terechtzitting van 5 september 2024 heeft de rechtbank [slachtoffer 2] opnieuw gehoord als getuige. [slachtoffer 2] heeft zich toen aanvankelijk weer op het verschoningsrecht (willen) beroepen. Nadat de rechtbank had geoordeeld dat hem – ten aanzien van bepaalde vragen over de gebeurtenissen op 19 februari 2022 – geen gerechtvaardigd beroep op het verschoningsrecht toekomt, heeft [slachtoffer 2] alsnog vragen beantwoord.
De verdediging heeft vraagtekens geplaatst bij (de betrouwbaarheid van) de verklaring van [slachtoffer 2] en gaat uit van de verklaring van de getuige [getuige 1] (een voormalig celgenoot van [slachtoffer 2] ), inhoudende dat [slachtoffer 2] in detentie tegen hem heeft gezegd ‘dat de persoon die nu vastzit er niks mee te maken heeft’. Volgens de raadsvrouw wordt hiermee op de verdachte gedoeld, zodat het een voor de verdachte ontlastende verklaring betreft.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] telkens consequent en consistent heeft verklaard over wat er in de avond van 19 februari 2022 in de woning van [slachtoffer 1] is gebeurd. Tijdens het verhoor van 5 september 2024 is [slachtoffer 2] wederom – dit keer als beëdigd getuige – gebleven bij die verklaring. De rechtbank stelt voorts vast dat [slachtoffer 2] op geen enkel moment een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. Hij heeft verklaard wat zich toen in de woning van [slachtoffer 1] heeft afgespeeld en dat hij de betrokkenen bij het schietincident niet heeft herkend. De laatste ontwikkelingen omtrent het afleggen van een verklaring door [slachtoffer 2] , zoals een en ander zich heeft voorgedaan tijdens en naar aanleiding van de zitting van 5 september 2024, doen naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de kern van de eerste verklaringen van [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van de getuige [getuige 1] dat hij een zogeheten de auditu-verklaring heeft afgelegd. De rechtbank stelt echter vast dat [slachtoffer 2] – de gestelde bron van die verklaring – heeft ontkend dat hij dat tegen [getuige 1] heeft gezegd. Tijdens het verhoor op de zitting van 5 september 2024 wilde [slachtoffer 2] zich kennelijk, op de vraag van de officier van justitie wanneer hij tegen [getuige 1] heeft gezegd dat ‘de persoon die nu vastzit er niks mee te maken heeft’, op het verschoningsrecht beroepen, maar antwoordde toen meteen dat hij dat nooit heeft gezegd, om zich meteen daarna toch (weer) op het verschoningsrecht te beroepen. Deze reactie die [slachtoffer 2] toen meteen gaf op de vraag van de officier van justitie, komt de rechtbank authentiek over. Bovendien past deze reactie ook bij de inhoud van de telefoongesprekken van [slachtoffer 2] van 1 juni 2022, waarin [slachtoffer 2] in reactie op de aanhouding van de verdachte zegt: “ik wist het”en “ze hebben precies gepakt die ik zei”.Gelet op het voorgaande doet de verklaring van [getuige 1] niets af aan (de betrouwbaarheid van) de eerste verklaringen van [slachtoffer 2] . De rechtbank zal bij de beoordeling van het bewijs dan ook uitgaan van de eerste verklaringen van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft – samengevat – verklaard dat hij in de avond van 19 februari 2022 bij [slachtoffer 1] thuis was. Toen hij de woning binnenkwam, waren [slachtoffer 1] en [naam 1] daar. Op een bepaald moment vertrok [naam 1] . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zaten toen samen in de woonkamer. Plots kwamen drie jongens de woning binnen via de achterdeur (aan de Fizeaustraat ). De jongens droegen allen gezichtsbedekking en waren in het zwart gekleed. Toen ging alles heel snel. De jongens gingen voor [slachtoffer 1] staan. Eén van hen trok gelijk een vuurwapen, richtte deze van korte afstand op het gezicht van [slachtoffer 1] en vroeg hem “Wat is jouw probleem?”. Iemand zei nog “Let op hem”. [slachtoffer 2] rende weg via de voordeur van de woning (aan de Dulongstraat ). Hij hoorde dat één van de jongens toen zei “Pak hem, pak die witman”. De rechtbank begrijpt dat ‘witman’ straattaal is voor een persoon met een lichte huidskleur. Toen [slachtoffer 2] over het trottoir richting de Fizeaustraat rende, hoorde hij een schot. [slachtoffer 2] rende door en kwam de hoek om. Hij zag dat de schutter kwam aanrennen vanuit het trottoir (T-splitsing) achter de woning van [slachtoffer 1] . Midden op de Fizeaustraat keek [slachtoffer 2] naar links. Hij keek de schutter aan die op ongeveer vijf tot tien meter afstand was. [slachtoffer 2] hoorde een tweede schot, wendde zich af en werd door een kogel geraakt in zijn arm. De persoon die op hem schoot, had bij het jukbeen een donkere huidskleur (negroïde). [slachtoffer 2] rende verder via de Zwaardemakerstraat naar de snackbar, waar hij vroeg om de hulpdiensten te bellen.
Verklaring van getuige [getuige 2]De getuige [getuige 2] , wonende aan de [adres 4] , heeft verklaard dat hij in de avond van 19 februari 2022 drie schimmen via de achterdeur de woning van [slachtoffer 1] zag binnengaan. Kort hierna zag hij in ieder geval één schim de woning via de achterzijde verlaten en weggaan in de richting van de kapper. De rechtbank begrijpt dat hiermee wordt bedoeld de kapsalon “ [kapsalon] ”, gevestigd op de [adres 5] . [getuige 2] hoorde twee knallen. Hij bleef naar buiten kijken, zag toen bij de deuren van de kapsalon een lichtflits en hoorde vanuit die richting opnieuw een knal. Toen de schimmen in de woning van [slachtoffer 1] waren, hoorde [getuige 2] rumoer, gepraat en een geluid alsof er iets omviel.
Camerabeelden rondom de plaats delictDe politie heeft verschillende camerabeelden veiliggesteld en beschreven. Op de camerabeelden is te zien dat op 19 februari 2022 om 18:58 uur en om 19:49 uur een Seat Leon vanaf de Von Liebigweg de Fizeaustraat inrijdt en vervolgens in de richting van de Hugo de Vrieslaan wegrijdt. De rechtbank begrijpt de beschrijving van de beelden zo dat dit voertuig – kort voorafgaand aan het schietincident – tweemaal langs de woning van [slachtoffer 1] is gereden.
Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat om 20:10:21 uur een Seat Leon de Fizeaustraat inrijdt en om 20:12:50 uur ter hoogte van [huisnummer 2] parkeert aan de linkerzijde van de weg met de voorzijde van het voertuig in de richting van de Von Liebigweg .
Om 20:27:36 uur is te zien dat de witte bestelauto van [naam 1] – die geparkeerd staat ter hoogte van de woning van [slachtoffer 1] – wordt gestart en wegrijdt.
Om 20:32:44 uur is te zien dat drie personen rennen in de richting van de woning van [slachtoffer 1] . Dit duurt tot en met 20:33:37 uur.
Om 20:34:12 uur is te zien dat er licht aangaat in een kamer op de eerste verdieping van de woning aan de [adres 6] .
Om 20:35:18 uur is te zien dat één persoon via de achterzijde van de woning van [slachtoffer 1] rent in de richting van de geparkeerde Seat Leon. Op hetzelfde moment komt één persoon in lichtere kleding vanuit de richting van de voorzijde van de woning.
Om 20:35:21 uur is te zien dat één persoon de rijbaan van de Fizeaustraat over rent in de richting van de Zwaardemakerstraat .
Om 20:35:22 uur is te zien dat twee personen de rijbaan van de Fizeaustraat over rennen.
Om 20:35:26 uur is te zien dat een derde persoon in dezelfde richting de rijbaan van de Fizeaustraat over rent.
Om 20:35:50 uur is te zien dat twee rode/oranje lichten oplichten en vervolgens een voertuig wegrijdt in de richting van de Von Liebigweg .
Om 20:37:09 uur is te zien dat [slachtoffer 2] komt aanrennen bij de snackbar “ [snackbar] ”.
Om 20:38:25 uur is te zien dat een Seat Leon over de Rusthofstraat rijdt in de richting van de Hugo de Vrieslaan .
Om 20:38:37 uur is te zien dat een Seat Leon de Hugo de Vrieslaan oprijdt, vervolgens het Julianaplein inrijdt en wegrijdt in de richting van het Prins Bernhardplein .
Tussenconclusie ten aanzien van de gebeurtenissen op de plaats delictUit het voorgaande concludeert de rechtbank dat drie mannen met een Seat Leon naar de plaats delict zijn gekomen en vervolgens de woning van [slachtoffer 1] hebben betreden. In de woning is direct een gewelddadige confrontatie ontstaan, waarbij één van de drie mannen een vuurwapen heeft gehanteerd. Bij deze confrontatie heeft [slachtoffer 1] diverse letsels aan zijn hoofd en ledematen opgelopen. Na het verlaten van de woning heeft de schutter eerst [slachtoffer 1] neergeschoten en vervolgens op (de wegrennende) [slachtoffer 2] geschoten.
3.3.2.3 Is de verdachte betrokken geweest bij het schietincident?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte (als medepleger) betrokken is geweest bij het schietincident.
Behoedzaamheid ten aanzien van getuigenverklaringenDe rechtbank stelt vast dat de politie uitvoerig onderzoek heeft verricht naar de toedracht van het schietincident op 19 februari 2022 en de identiteit van de personen die daarvoor verantwoordelijk zijn geweest. De politie heeft daartoe tientallen getuigen gehoord, diverse bijzondere opsporingsmiddelen ingezet, telefoons uitgelezen en financieel onderzoek verricht. Dit heeft geresulteerd in een omvangrijk procesdossier. De rechtbank stelt vast dat diverse getuigen meermaals, op verschillende momenten gedurende het onderzoek zijn gehoord en daarbij (sterk) wisselende en soms tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Een bijzondere omstandigheid in de onderhavige zaak is dat de verdachte en het overleden slachtoffer familie van elkaar zijn. Veel (potentiële) getuigen staan in (nauw) contact met elkaar wegens familiaire banden dan wel vriendschappelijke relaties. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken en opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) blijkt dat onderling veelvuldig is gesproken over de zaak in het algemeen en over verklaringen die al dan niet nog moesten worden afgelegd binnen het strafproces. Voorgaande omstandigheden maken dat de rechtbank de verklaringen van de getuigen bijzonder kritisch en met grote behoedzaamheid beoordeelt. De rechtbank zal dan ook in haar beoordeling omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident zoveel als mogelijk uitgaan van objectief bewijsmateriaal.
De rechtbank zal hierna eerst de onderzoeksresultaten bespreken en daarna het door de verdachte geschetste alternatieve scenario beoordelen.
Telecomgegevens
Uit het politieonderzoek is gebleken – en door de verdediging niet betwist – dat de verdachte destijds de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit de historische verkeersgegevens van dat telefoonnummer blijkt dat het telefoonnummer op
19 februari 2022 tussen 00:03 uur en 18:03 uur gebruik heeft gemaakt van verschillende zendmasten in [woonplaats] , de woonplaats van de verdachte. Van 18:39:09 uur tot 18:45:20 uur heeft het telefoonnummer contact gemaakt met een zendmast op het Prins Bernhardplein 200 in Amsterdam en om 19:32:59 uur met een zendmast op de Spaklerweg 4, eveneens in Amsterdam. Beide zendmastlocaties zijn naar voren gekomen in de netwerkmeting uitgevoerd op de plaats delict, de [adres 3] . Tussen 19:32 uur en 21:47 uur heeft het telefoonnummer geen verbindingen geregistreerd. Bij de eerstvolgende registratie om 21:47 uur heeft het telefoonnummer weer gebruik gemaakt van een zendmast in [woonplaats] .
Om 18:39:09 uur, 18:43:55 uur en 18:44:30 uur heeft het telefoonnummer van de verdachte driemaal uitgebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit het politieonderzoek is gebleken dat [naam 2] (een contact van de verdachte) destijds de gebruiker was van dat telefoonnummer. Tijdens voornoemde contactmomenten maakten de telefoonnummers van de verdachte en [naam 2] gebruik van verschillende zendmasten: het telefoonnummer van de verdachte maakte gebruik van een zendmast op het Prins Bernhardplein 200 in Amsterdam en het telefoonnummer van [naam 2] van een zendmast aan de D.J. den Hartoglaan 1 in Diemen.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [naam 2] blijkt dat dat telefoonnummer op 19 februari 2022 om 18:32:07 uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast aan de Diemerzeedijk in Muiden. Van 19:16:18 uur tot 19:27:50 uur heeft het telefoonnummer contact gemaakt met een zendmast op de Spaklerweg 4 in Amsterdam, om 19:33:53 uur met een zendmast op het Prins Bernhardplein 200 in Amsterdam en van 19:45:54 uur tot 19:58:38 uur weer met een zendmast op de Spaklerweg 4 in Amsterdam.
Seat Leon met kenteken [kenteken]Uit ANPR-gegevens blijkt dat het kenteken [kenteken] op 19 februari 2022 om 18:32:38 uur de ANPR-camera op de Middenweg in Amsterdam passeert en om 20:40:09 uur de ANPR-camera op de Gooiseweg in Amsterdam. Het kenteken is van een zwartkleurige Seat Leon en staat op naam van [naam 3] , een vriendin van de verdachte.
Raadpleging van Google Maps leert dat de afstand tussen de ANPR-camera op de Gooiseweg en de kruising van de Hugo de Vrieslaan met het Julianaplein (de locatie waar een Seat Leon op de camerabeelden voor het laatst is waargenomen) ongeveer 300 meter bedraagt.
In een telefoongesprek van 25 mei 2022 verwijst de verdachte naar de uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht van de avond ervoor en zegt hij: “die zwarte Seat met kenteken [cijfers] , dat is mijn waggie, van mij maar op die meid z’n naam”.
TussenconclusieOp grond van de korte afstand tussen de locatie van de ANPR-camera en de locaties waar een Seat Leon op de camerabeelden is waargenomen, het korte tijdsbestek daartussen, de uiterlijke overeenkomsten tussen de twee voertuigen en het telefoongesprek van de verdachte waarin hij zegt dat zijn “waggie” te zien was in Opsporing Verzocht, stelt de rechtbank vast dat het voertuig dat is te zien op de camerabeelden rondom de plaats delict en zoals die hiervoor zijn weergegeven, de Seat Leon met het kenteken [kenteken] betreft (hierna: de Seat Leon), en dat de verdachte over die auto kon beschikken alsof het zijn eigen auto was.
VluchtautoDe politie heeft de gehele binnenzijde van de Seat Leon met het kenteken [kenteken] onderzocht op de aanwezigheid van bloedsporen. Op de rugleuning van de linker voorstoel en aan de binnenzijde van het linker achterportier ter hoogte van de deurgreep zijn drie positieve reacties verkregen op de mogelijke aanwezigheid van bloedsporen.
Uit drie bemonsteringen van het paneel van het linker achterportier zijn telkens DNA-mengprofielen met verschillende donoren verkregen. Het DNA-profiel van [slachtoffer 1] komt overeen met deze DNA-mengprofielen. De bewijskracht van de overeenkomsten varieert van dat het ten minste 60 duizend keer tot meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat DNA van [slachtoffer 1] in de bemonsteringen aanwezig is, dan dat het DNA betreft van een willekeurige, niet aan hem verwante persoon. De rechtbank concludeert hieruit – met inachtneming van de overige inhoud van het dossier – dat [slachtoffer 1] één van de donoren is van het celmateriaal op het paneel van de linker achterportier.
Op grond van de camerabeelden, de bloedende letsels van [slachtoffer 1] , de bloedsporen in de woning van [slachtoffer 1] en het aantreffen van het DNA-materiaal van [slachtoffer 1] in dit voertuig, stelt de rechtbank vast dat de Seat Leon met genoemd kenteken als vluchtauto is gebruikt na het schietincident.
Camerabeelden van de [straat 1] in Almere
[naam 4] , een vriendin van de verdachte, woonde ten tijde van het schietincident aan de [adres 7] in Almere . De politie heeft de camerabeelden van deze portiekflat veiliggesteld en beschreven. Op de camerabeelden is te zien dat op 19 februari 2022 om 20:58:31 uur de verdachte komt aanlopen. [naam 4] opent de portiekdeur en de verdachte loopt vervolgens de trap op richting de woning van [naam 4] .
Om 21:14:16 uur is te zien dat de verdachte de portiekflat verlaat. Op dat moment is de verdachte geheel in het zwart gekleed (jas, trui met capuchon, broek en schoenen).
Om 22:07:49 uur keert de verdachte terug bij de woning van [naam 4] .
Om 00:03:14 uur verlaat de verdachte opnieuw de portiekflat.
Om 00:24:48 uur is te zien dat de verdachte komt aanlopen. Op dat moment draagt de verdachte zichtbaar andere kleding dan eerder op de avond.
Door de verdachte wordt niet weersproken dat hij degene is die op deze beelden te zien is.
Volgens Google Maps kan de afstand tussen de ANPR-camera op de Gooiseweg in Amsterdam – die de Seat Leon op 19 februari 2022 om 20:40:09 uur passeert – en de [adres 7] in Almere – waar de verdachte om 20:58:31 uur op camerabeelden is te zien – met een auto in 17 minuten worden afgelegd. De rechtbank gaat hier ook van uit.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenarioDe verdachte heeft in de verhoren bij de politie en ter terechtzitting telkens ontkend dat hij op de dag van het schietincident in de buurt van, of op de plaats delict in Amsterdam is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij op 19 februari 2022 door [naam 2] is opgehaald en dat zij naar Almere Poort zijn gereden. Twee van zijn telefoons heeft de verdachte op die dag bij [naam 2] achtergelaten in de Seat Leon. Het feit dat zijn telefoonnummer (eindigend op [telefoonnummer 1] ) zendmasten heeft aangestraald die dekking geven aan de woning van [slachtoffer 1] , betekent volgens de verdachte niet dat hij daar is geweest. De verdachte zat toen niet meer in de Seat Leon. [naam 2] had de Seat Leon die avond geleend. De verdachte heeft in eerste instantie verder verklaard dat hij op 19 februari 2022, rond het tijdstip van het schietincident, bij [naam 4] thuis was aan de [straat 1] in Almere . Dat was niet op de camerabeelden van de portiekflat te zien omdat hij ook wel eens via het balkon bij die woning naar binnen klimt. Later heeft de verdachte verklaard dat hij rond het tijdstip van het schietincident niet bij [naam 4] thuis was, maar dat hij wiet aan het knippen was met zijn neefje [getuige 3] . Ter terechtzitting heeft de verdachte die laatste verklaring herhaald en aanvullend verklaard dat de plek waar hij aan het wiet knippen was niet alleen een ‘wiethok’ betrof, maar dat daar ook andere (verboden) spullen lagen zoals wapens en (hard)drugs en dat hij daarom hierover geen nadere informatie kan en wil geven. De verdachte heeft desgevraagd bevestigd dat dit de verklaring is waar de rechtbank van uit moet gaan.
Beoordeling van het alternatieve scenarioDe rechtbank begrijpt de uiteindelijke verklaring van de verdachte zo dat hij ten tijde van het schietincident wiet aan het knippen was, dat hij de Seat Leon had uitgeleend aan [naam 2] , dat hij twee van zijn telefoons, waaronder die met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] , in die Seat Leon had achtergelaten en dat hij die pas later op de avond weer van [naam 2] had teruggekregen.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte wisselend heeft verklaard over waar hij de avond van het schietincident was en pas in een zeer laat stadium in het strafproces (in juli 2023) met een geheel andere verklaring, namelijk dat hij op dat moment met zijn neef aan het wiet knippen was, is gekomen. Bovendien heeft de verdachte die verklaring bij de inhoudelijke behandeling nog weer aangevuld.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoons op
19 februari 2022 bij [naam 2] in de Seat Leon heeft achtergelaten, niet strookt met het onderzoek naar de diverse telecomgegevens. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op de drie telefonische oproepen om 18:39:09 uur, 18:43:55 uur en 18:44:30 uur van het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) naar het telefoonnummer van [naam 2] . Niet valt in te zien waarom dit telefoonnummer in gebruik bij de verdachte contact zou opnemen met het telefoonnummer in gebruik bij [naam 2] als deze telefoons beide in de Seat Leon lagen, waar [naam 2] op dat moment in zou zitten. Dat zou namelijk betekenen dat [naam 2] met het nummer van de verdachte naar zijn eigen nummer zou hebben gebeld. De rechtbank acht dit hoogst onwaarschijnlijk. Daar komt bovendien nog bij dat genoemd telefoonnummer van de verdachte en het telefoonnummer van [naam 2] op die momenten contact maken met verschillende zendmasten (in Amsterdam en Diemen).
Ook de verklaring van de verdachte dat de Seat Leon aan [naam 2] was uitgeleend, strookt niet met de onderzoeksbevindingen. Immers, het telefoonnummer van [naam 2] heeft om 18:32:07 uur gebruik gemaakt van een zendmast in Muiden, terwijl de Seat Leon met het kenteken [kenteken] om 18:32:38 uur de ANPR-camera op de Middenweg in Amsterdam passeert. Volgens berekeningen van de politie is de afstand tussen de grens van het dekkingsgebied van die zendmast en de locatie van die ANPR-camera zes kilometer. Dit betekent dat [naam 2] die afstand binnen 31 seconden zou moeten hebben afgelegd, hetgeen resulteert in een gemiddelde snelheid van 568 kilometer per uur.De rechtbank is van oordeel dat dat onmogelijk is.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de getuige [getuige 3] over het wiet knippen op de avond van 19 februari 2022 op essentiële punten niet overeenkomt met de verklaring van de verdachte hierover. Zo heeft [getuige 3] andersluidend verklaard over wiens idee het was om wiet te gaan knippen, de locatie waar wiet zou worden geknipt, het aantal wiethokken waar wiet zou zijn geknipt, het aantal personen dat mee was, de wijze van vervoer en de tijd die met het wietknippen gepaard ging. De verklaring van [getuige 3] biedt daarom naar het oordeel van de rechtbank geen enkele ondersteuning aan de verklaring van de verdachte.
Daar komt bij dat in de vele afgeluisterde gesprekken in het dossier (zowel taps als OVC) door niemand is gesproken over het knippen van wiet door de verdachte op het moment van het schietincident. De verdachte heeft het in al die gesprekken met familieleden en vrienden op geen enkel moment er over dat hij niet betrokken kan zijn geweest bij het schietincident, omdat hij die avond met zijn neef aan het wiet knippen was. Dit bevreemdt de rechtbank des te meer nu de verdachte in die gesprekken veelvuldig over de strafzaak en de verdenking tegen hem heeft gesproken en in die gesprekken allerlei alternatieve scenario’s ten aanzien van dat schietincident heeft aangehaald, terwijl hij al die tijd – naar eigen zeggen – een sluitend alibi had. De eerst op de inhoudelijke zitting aangevoerde reden waarom de verdachte niet eerder noch concreter over dat alibi heeft verklaard, overtuigt de rechtbank niet.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario op geen enkele manier past bij de objectieve bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank legt de verklaring van de verdachte daarom als ongeloofwaardig terzijde.
Conclusie ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande en op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de avond van 19 februari 2022 gebruik maakte van zijn eigen telefoonnummers, zich in de Seat Leon bevond en aldus ten tijde van het schietincident op de plaats delict aanwezig was. Uit de telecomgegevens concludeert de rechtbank dat de verdachte kort voor het schietincident (in ieder geval) met [naam 2] is samengekomen in de buurt van de plaats delict. Op grond van al het voorgaande en op basis van de camerabeelden, in samenhang met de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 2] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte één van de drie personen is die de avond van
19 februari 2022 in de woning van [slachtoffer 1] zijn geweest. De verdachte was daar samen met [naam 2] en een onbekende derde man. De rechtbank kan op basis van de onderzoeksresultaten niet vaststellen wie van hen de schutter is geweest.
3.3.2.4 Kan de verdachte worden aangemerkt als medepleger van de ten laste gelegde feiten?
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte degene is geweest die op
19 februari 2022 op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten, zal de rechtbank moeten beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van het medeplegen van (een poging tot) doodslag. Voor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen ter verwezenlijking van het grondfeit, in dit geval (een poging tot) doodslag.
Uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte
In de rechtspraak van de Hoge Raad komt tot uitdrukking dat bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, in bepaalde gevallen betekenis kan toekomen aan de omstandigheid dat een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een – in het licht van het tenlastegelegde – relevante omstandigheid is uitgebleven.
De rechtbank verstaat de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband aldus dat ingeval de feiten en omstandigheden
zeer indicatiefzijn voor een scenario waarin de verdachte schuldig is aan het aan hem ten laste gelegde feit, maar tegelijkertijd op basis van deze bewijsmiddelen alternatieve scenario’s waarin de verdachte onschuldig is of hem een minder ernstig verwijt kan worden gemaakt (bijvoorbeeld medeplichtigheid in plaats van medeplegen) niet kunnen worden uitgesloten, van de verdachte mag worden gevergd dat hij een aannemelijke verklaring aflegt over de – in het licht van het tenlastegelegde – relevante belastende omstandigheden. Doet hij dit niet, dan mag de rechter uitgaan van het voor de verdachte belastende scenario. Het uitblijven van de verklaring draagt in zo’n geval dus niet bij aan het bewijs, maar kan wel een rol spelen bij de (belastende dan wel ontlastende) interpretatie van de bewijsmiddelen en daarmee doorslaggevend zijn voor het oordeel om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met de vraag wat zich precies heeft afgespeeld in de woning van [slachtoffer 1] dat tot het (dodelijk) geweld richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geleid. De rechtbank heeft in haar eerdere overwegingen vastgesteld dat de verdachte aanwezig is geweest op de plaats waar en het moment waarop het (dodelijk) geweld richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is toegepast. Deze – in het licht van het tenlastegelegde – zeer relevante omstandigheid bezwaart de verdachte dusdanig dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een aannemelijke verklaring aflegt die de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen zou kunnen relativeren, ontzenuwen of in een ander licht plaatsen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte dit heeft nagelaten. De verdachte heeft immers – naar het lijkt afgestemd op de tot dan toe gepresenteerde onderzoeksbevindingen – een sterk wisselende en bovendien ongeloofwaardige verklaring afgelegd over waar hij die avond was en wat hij aan het doen was. De rechtbank begrijpt de procesopstelling van de verdachte zo dat hij heeft gepoogd weg te blijven van het moment dat hij die avond van 19 februari 2022 wel in de woning van [slachtoffer 1] was.
Bij deze stand van zaken zal de rechtbank op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte beoordelen of sprake is van het medeplegen van (een poging tot) doodslag.
Uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachteDe rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het navolgende vast omtrent de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte.
Op 19 februari 2022 verplaatste de verdachte zich aan het begin van de avond, op vrijwel hetzelfde tijdstip als [naam 2] , van [woonplaats] (hun woonplaats) naar Amsterdam. Tijdens die (heen)reis hadden de verdachte en [naam 2] meermaals telefonisch contact met elkaar. Hun laatste belmoment was om 18:44:30 uur. Vervolgens reed de Seat Leon tweemaal – om 18:58 uur en 19:49 uur – langs de woning van [slachtoffer 1] . Kort voor het schietincident kwamen de verdachte en [naam 2] bij elkaar in de buurt van de plaats delict. Om 20:12 uur parkeerde de Seat Leon schuin tegenover de woning van [slachtoffer 1] , waarin toen (in ieder geval) de verdachte en [naam 2] zaten. De verdachte, [naam 2] en de onbekende derde man wachtten vervolgens nog ruim een kwartier. Pas nadat het voertuig van [naam 1] die op dat moment op bezoek was bij [slachtoffer 1] – welk voertuig zichtbaar voor de woning stond geparkeerd – de straat uitreed, renden de mannen gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer 1] . De rechtbank leidt hieruit af dat de mannen hebben gewacht op een geschikt(er) moment om zich naar de woning te begeven. De mannen waren volledig in het donker gekleed en droegen allen gezichtsbedekking. Dit betekent dat vooraf (in enige mate) overleg c.q. afstemming tussen de mannen moet hebben plaatsgevonden. De mannen betraden direct na elkaar de woning en gingen hierna met z’n drieën voor [slachtoffer 1] staan. Vrijwel meteen pakte één van hen een vuurwapen en richtte dit van korte afstand op het hoofd van [slachtoffer 1] . De aanwezigheid van de mannen in de woning was kort, minder dan twee minuten, en luidruchtig. Binnen dit korte tijdsbestek is fors geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] die hierbij diverse, ook bloedende, letsels opliep. Op het moment dat [slachtoffer 2] via de voorzijde wegrende, riep één van hen “pak die witman”. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 2] de woning niet mocht verlaten. Vervolgens verlieten de mannen vrijwel gelijktijdig de woning via de achterzijde. Buiten de woning is toen driemaal met een vuurwapen geschoten, in ieder geval één keer op [slachtoffer 1] en één keer op de wegrennende [slachtoffer 2] . De mannen renden hierna met z’n drieën in de richting van de geparkeerde Seat Leon, die daarop meteen wegreed. Na het schietincident waren (in ieder geval) de verdachte en [naam 2] weer samen in [woonplaats] . Zij maakten daar kort na elkaar – na uren van inactiviteit – weer gebruik van hun telefoonnummers, waarbij deze gedurende enige tijd contact maakten met dezelfde zendmast.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen, in onderling verband en samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen ter verwezenlijking van de (poging tot) doodslag. De mannen opereerden voor, tijdens en na het schietincident als één groep. Op geen enkel moment – ook niet nadat in de woning een vuurwapen was gericht op en fors geweld was gebruikt tegen [slachtoffer 1] – heeft de verdachte zich hiervan gedistantieerd. Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank
zeer indicatiefvoor het scenario dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Het lag derhalve naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de verdachte om uit te leggen wáárom zijn rol bij de feiten anders zou zijn. Alleen de verdachte kan duidelijkheid verschaffen over wat zijn handelen te betekenen had; hij was er immers bij. Nu een dergelijke verklaring is uitgebleven en er ook geen contra-indicaties inzake het aannemen van medeplegen zijn aan te wijzen, bestaat voor de rechtbank geen enkele aanleiding iets anders te veronderstellen. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de (poging tot) doodslag heeft gepleegd.
Ten aanzien van het beschieten van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood. Door buiten op straat, in het donker, al rennend en van relatief korte afstand op een wegrennend persoon gericht te schieten, is bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] – net als [slachtoffer 1] – dodelijk zou worden getroffen.
Voor het aannemen van kalm beraad en rustig overleg biedt de inhoud van het dossier geen aanknopingspunten, zodat de verdachte ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten in zoverre zal worden vrijgesproken.
De slotsom is dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.