ECLI:NL:RBNHO:2023:840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5415
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BPM naheffingsaanslag en bewijsvoering schadeverleden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan eiser was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een naheffingsaanslag van € 7.788 ontvangen, welke hij betwistte op basis van een taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank oordeelde dat eiser de door hem bepleite schade niet aannemelijk had gemaakt. Het taxatierapport werd als onbetrouwbaar beschouwd, omdat de waardevermindering niet inzichtelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had voldaan aan de bewijslast die op hem rustte. De rechtbank benadrukte dat de schadeverleden van de auto niet zonder meer leidde tot een nadere afwaardering van de BPM, en dat de taxateur van eiser geen extra aftrek voor ex-schade had geadviseerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiser om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser]., gevestigd te [vestigingsplaats], eiser
(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Met dagtekening 12 maart 2021 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd ter hoogte van € 7.788.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2021 het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2022 te Haarlem.
Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [inspecteur] en mr. [inspecteur 1].

Overwegingen

Feiten
1. Op 8 juli 2019, ontvangen bij verweerder op 10 juli 2019, heeft eiser bpm-aangifte gedaan ter registratie van een [merk], type [type] met een VIN-nummer eindigend op [#] (hierna: de auto). De datum van eerste toelating van de auto is
2 april 2015. De kilometerstand op het moment van aangifte bedraagt conform de taxateur van eiser 120.153.
2. Eiser heeft bij zijn aangifte gebruik gemaakt van een in zijn opdracht opgemaakt taxatierapport van [naam] van Waardetaxaties.nl. In het taxatierapport is de historische nieuwprijs voor consumenten van de auto vastgesteld op € 90.980 en is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aan de hand van de koerslijst bepaald op
€ 21.057. De auto heeft volgens de taxateur schade die is begroot op € 19.736. Eisers taxateur heeft daarom de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat bepaald op € 1.321. De volgens de aangifte verschuldigde bpm bedraagt € 529.
3. Verweerder heeft eiser verzocht de auto voor controle van de aangegeven waarde te tonen op de Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) op 17 juli 2019. Op basis van deze controle heeft DRZ een onderzoeksrapport opgesteld dat op 22 juli 2019 is ondertekend door [naam 1]. Daarin concludeert DRZ tot een historische nieuwprijs voor consumenten van € 93.985 en is de handelsinkoopwaarde aan de hand van koerslijst AutotelexPro bepaald op € 22.230. DRZ heeft hierbij geen rekening gehouden met enige waardevermindering ten gevolge van schade. De kilometerstand is 74.753.
4. Op 8 september 2020 werd de auto tenaamgesteld.
5. Verweerder heeft bij brief van 29 september 2020 de inkoopfactuur, de verkoopfactuur en de reparatienota’s opgevraagd. Bij e-mails van 3 november 2020 en
21 december 2020 stuurt eiser deze bescheiden op.
6. Met dagtekening 12 januari 2021 heeft verweerder de kennisgeving naheffingsaanslag bpm verstuurd. Hierin is aangegeven dat in het rapport van DRZ een onjuiste km-stand van 74.753 is gebruikt. Dit moet zijn 120.153. Voorts is de handelsinkoopprijs aan de hand van de koerslijst AutotelexPro vastgesteld op € 20.379.
Op 11 februari 2021 heeft verweerder de mededeling naheffingsaanslag bpm aan eiser toegezonden.
7. Met dagtekening 12 maart 2021 heeft verweerder de naheffingsaanslag bpm opgelegd en vastgesteld op € 7.788.
8. Op 16 april 2021 heeft verweerder eisers bezwaar tegen de opgelegde naheffingsaanslag ontvangen.
9. Op 20 mei 2021 heeft verweerder een voornemen uitspraak op bezwaar uitgebracht.
10. Op 13 augustus 2021 is een hoorgesprek gehouden waarna verweerder uitspraak op bezwaar heeft gedaan op 27 augustus 2021 en het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

Geschil11. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiser kan switchen naar de koerslijst Xray en of er rekening gehouden dient te worden met een waardevermindering op grond van het schadeverleden.

12. Eiser stelt dat de hoogte van de naheffingsaanslag niet correct is vastgesteld. Vast staat dat de auto ernstig beschadigd was door waterschade. Verweerder dient rekening te houden met een waardevermindering vanwege deze ex-schade. De schade bedraagt ruim
€ 20.000. Op grond van de TMV-richtlijn is een waardevermindering van 15% redelijk en realistisch. De inkoopwaarde dient daarom te worden verminderd met € 13.500. De koerslijst Xray dient te worden gevolgd.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Eiser stelt primair dat de inkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 7.557 (koerslijst Xray minus € 13.500 ex-schade correctie), de nieuwprijs vast te stellen op
€ 90.980 (conform Xray), de verschuldigde bpm vast te stellen op € 2.380 en de naheffingsaanslag te verminderen tot € 1.853.
Eiser stelt subsidiair dat de inkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 21.058 (koerslijst Xray) de nieuwprijs vast te stellen op € 90.980 (koerslijst Xray), de verschuldigde bpm vast te stellen op € 2.380 en de naheffingsaanslag te verminderen tot € 6.106.
Meer subsidiair verzoekt eiser de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie vast te stellen. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640.
13. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Verweerder voert onder meer het volgende aan:
- het taxatierapport van eiser is niet bruikbaar omdat de taxateur van eiser de auto volgens het taxatierapport op 27 mei 2019 heeft geïnspecteerd en het taxatierapport meer dan een maand later op 5 juli 2019 is opgesteld en ondertekend door de taxateur van eiser. Er is niet aan de wettelijke eisen voldaan;
- indien een auto essentiële gebreken vertoont, zoals blijkt uit het taxatierapport van eiser, komt eiser geen beroep toe op het gebruik van een taxatierapport. Eiser had de auto eerst moeten herstellen en vervolgens had eiser de mogelijkheid gehad om een taxatierapport als bedoeld in artikel 10 Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) op te laten stellen. Het door eiser ingestelde beroep is reeds hierom ongegrond;
- het taxatierapport is op een aantal punten onbetrouwbaar;
- zelfs de taxateur van eiser heeft voor ex-schade geen aftrek aannemelijk geacht;
- voor wat betreft de TMV-lijst verwijst verweerder naar jurisprudentie (ECLI:NL:GHARL:2021:9794);
- het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61), is niet van toepassing;
- in de koerslijst AutotelexPro is een eventueel schadeverleden reeds verdisconteerd waardoor dit niet nogmaals op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht, zoals eiser doet;
- een waardevermindering in goede justitie vaststellen is niet mogelijk;
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
14. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
15. Ingevolge artikel 1, tweede lid van de Wet BPM is de belasting verschuldigd ter zake van de registratie van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto in het kentekenregister.
16. Ingevolge artikel 10 van de Wet BPM wordt met betrekking tot gebruikte personenauto’s de te betalen belasting verminderd met inachtneming van een vermindering (hierna: de afschrijving). De bewijslast voor de vermindering van de te betalen bpm wegens een afschrijving rust op eiser.
17. Eiser stelt met verwijzing naar het op zijn verzoek opgestelde taxatierapport en de bijbehorende schadecalculatie dat verweerder rekening dient te houden met de ex-schade. Steun daarvoor vindt eiser in artikel 3.3 van Bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling BPM. De auto is blijvend minder waard vanwege een schadeverleden. Uit de rechtspraak volgt dat een omvangrijke schade direct tot een blijvend vermogensnadeel leidt, zelfs nadat de schade volledig is hersteld. Eiser verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61). Eisers auto was voor ruim € 20.000 beschadigd. Op grond van de TMV-richtlijn is een waardevermindering van 15% redelijk en realistisch. De inkoopwaarde dient daarom te worden verminderd met (15% van € 93.985) € 13.500.
18. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Uit het taxatierapport volgt dat sprake is van dusdanige gebreken waarvan het niet aannemelijk is dat met deze auto in die staat van de weg gebruik kan en zal worden gemaakt. Dit wordt bevestigd door een verklaring van een deskundige van verweerder, welke verklaring ter zitting is overgelegd. Gelet op artikel 10, eerste lid van de Wet BPM in samenhang met artikel 8 derde lid van de Uitvoeringsregeling BPM (zoals deze gold in 2019) wordt de vermindering niet vastgesteld dan nadat deze gebreken zijn hersteld. Eiser komt dan ook in beginsel geen beroep toe op het gebruik van een taxatierapport.
19. De enkele vaststelling dat de auto een schadeverleden heeft, zoals eiser stelt, kan niet zonder meer leiden tot een nadere afwaardering. In dit geval is niet aannemelijk gemaakt dat de aard van de schade na de uitgevoerde herstelwerkzaamheden een extra afwaardering rechtvaardigt. De rechtbank weegt hierbij mee dat zowel de taxateur van eiser als de taxateur van DRZ geen extra aftrek in aanmerking heeft genomen enkel vanwege het feit dat sprake is van een auto met een schadeverleden. Het schadeverleden van de auto als zodanig is voldoende verdisconteerd in de waardering van de schade in het rapport van verweerder waar de auto in de staat waarin hij destijds verkeerde, is getaxeerd.
De overgelegde TMV-richtlijn brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat onduidelijk is op welke onderliggende gegevens de zeer ruwe forfaits in de TMV-richtlijn zijn gebaseerd en hoe deze lijst zich verhoudt tot bijvoorbeeld het toegepaste schadepercentage. Daarnaast roept de datering van de TMV-richtlijn, zijnde 2008, de vraag op of de daaruit voortvloeiende percentages nog actueel zijn. Het beroep van eisers gemachtigde op zijn expertise is ook onvoldoende om alleen op grond daarvan de gestelde waardevermindering aannemelijk te achten.
20. Het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61) waar eiser naar verwijst is niet van toepassing omdat in dit arrest de persoon in kwestie houder was van de auto en niet zoals eiser koper van de auto. Het betrof een civiel arrest waar sprake was van een aanrijding en het recht op een eventuele schadevergoeding als gevolg van deze aanrijding en dat niet ging over de waardebepaling voor de wet BPM.
21. Ook het beroep op onderdeel 3.3. van Bijlage I kan niet slagen. Deze bijlage luidt als volgt:
“Een referentiemotorrijtuig is een motorrijtuig waarvan het model, de leeftijd, de kilometerstand, normale gebruikschade en andere algemene kenmerken vergelijkbaar zijn met het getaxeerde motorrijtuig. Onder andere kenmerken worden ook begrepen de rijwaardige staat van het motorrijtuig en het feit of voor de omzetbelasting sprake is van een marge-auto of BTW-auto, de mate van courantheid, al dan niet een ex-schade motorrijtuig, kleur, garantierisico, import van buiten de EU.”
In deze bijlage wordt verwezen naar een referentievoertuig welke vergelijkbaar is met het getaxeerde voertuig en onder kenmerken van het referentievoertuig wordt ook begrepen of het referentievoertuig net als het getaxeerde voertuig een ex-schadevoertuig betreft.
Het is daarom niet juist dat uit voornoemde bijlage kan worden afgeleid dat rekening moet worden gehouden met een schadeverleden van de auto, zoals eiser stelt.
22. Voorts acht de rechtbank het taxatierapport van eiser niet betrouwbaar omdat de waarde van de auto in beschadigde staat is vastgesteld op € 1.321, terwijl eiser voor de auto een bedrag van € 29.895 heeft betaald.
23. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat het taxatierapport niet aan de voorwaarden voldoet dat het taxatierapport ten hoogste één maand voor het tijdstip waarop de bpm is verschuldigd, dient te zijn opgemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet dat het taxatierapport van eiser als datum 5 juli 2019 heeft. Nu de auto op
2 juli 2019 door de RDW is gekeurd en dit taxatierapport is meegestuurd met de aangifte bpm van 8 juli 2019, is het taxatierapport niet meer dan een maand oud. Het gaat volgens de tekst van de regeling (van 2019) immers om het moment van
opmaken van het rapporten niet om de datum
van fysieke opname door de taxateur. De tekst van de regeling bepaalt met ingang van 2022 wel dat de fysieke opname door de taxateur een maand voor het afschrijvingsmoment moet hebben plaatsgevonden. Maar deze tekst gold dus niet in 2019.
De stelling van verweerder dat het taxatierapport niet aan de wettelijke vereisten voldoet, kan dus niet slagen.
De rechtbank ziet ook dat de fysieke opname van de auto heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019, zodat het taxatierapport materieel wel ouder is dan een maand. Dit doet eveneens afbreuk aan de betrouwbaarheid van het rapport.
24. DRZ heeft de door eiser opgevoerde schade niet aangetroffen dan wel beoordeeld als gebruikssporen. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op basis van de koerslijst AutotelexPro bepaald op € 22.230. Verweerder stelt dat in deze koerslijsten welke een afspiegeling vormen van auto’s in onbeschadigde staat, auto’s in een beschadigde staat en auto’s welke in het verleden schade hebben gehad, een eventueel schadeverleden dus is verdisconteerd waardoor dit niet nogmaals op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht. De rechtbank volgt verweerder hierin. Indien in de koerslijsten geen auto’s met een schadeverleden zijn opgenomen, is het juist aan eiser om dit aannemelijk te maken. Eiser heeft hiervan echter geen enkel bewijs overgelegd in de vorm van verklaring van de opsteller van de koerslijst of anderszins. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de handelsinkoopwaarde niet kan worden bepaald aan de hand van de koerslijst AutotelexPro, maar aan de hand van de Xray-koerslijst moet worden bepaald.
25. De stelling van eiser dat, indien de ex-schade onvoldoende is gemotiveerd door eiser, de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie kan vaststellen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar het rapport van DRZ gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van schade die aanleiding geeft tot een waardevermindering. Eiser is niet geslaagd in zijn bewijslast het door hem bepleite schadebedrag aannemelijk te maken, nu het taxatierapport onbetrouwbaar is en de waardevermindering daarin volstrekt niet inzichtelijk is gemaakt. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de rechtbank de inkoopwaarde in goede justitie kan vaststellen.
26. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.