Geschil11. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiser kan switchen naar de koerslijst Xray en of er rekening gehouden dient te worden met een waardevermindering op grond van het schadeverleden.
12. Eiser stelt dat de hoogte van de naheffingsaanslag niet correct is vastgesteld. Vast staat dat de auto ernstig beschadigd was door waterschade. Verweerder dient rekening te houden met een waardevermindering vanwege deze ex-schade. De schade bedraagt ruim
€ 20.000. Op grond van de TMV-richtlijn is een waardevermindering van 15% redelijk en realistisch. De inkoopwaarde dient daarom te worden verminderd met € 13.500. De koerslijst Xray dient te worden gevolgd.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Eiser stelt primair dat de inkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 7.557 (koerslijst Xray minus € 13.500 ex-schade correctie), de nieuwprijs vast te stellen op
€ 90.980 (conform Xray), de verschuldigde bpm vast te stellen op € 2.380 en de naheffingsaanslag te verminderen tot € 1.853.
Eiser stelt subsidiair dat de inkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 21.058 (koerslijst Xray) de nieuwprijs vast te stellen op € 90.980 (koerslijst Xray), de verschuldigde bpm vast te stellen op € 2.380 en de naheffingsaanslag te verminderen tot € 6.106.
Meer subsidiair verzoekt eiser de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie vast te stellen. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640. 13. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Verweerder voert onder meer het volgende aan:
- het taxatierapport van eiser is niet bruikbaar omdat de taxateur van eiser de auto volgens het taxatierapport op 27 mei 2019 heeft geïnspecteerd en het taxatierapport meer dan een maand later op 5 juli 2019 is opgesteld en ondertekend door de taxateur van eiser. Er is niet aan de wettelijke eisen voldaan;
- indien een auto essentiële gebreken vertoont, zoals blijkt uit het taxatierapport van eiser, komt eiser geen beroep toe op het gebruik van een taxatierapport. Eiser had de auto eerst moeten herstellen en vervolgens had eiser de mogelijkheid gehad om een taxatierapport als bedoeld in artikel 10 Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) op te laten stellen. Het door eiser ingestelde beroep is reeds hierom ongegrond;
- het taxatierapport is op een aantal punten onbetrouwbaar;
- zelfs de taxateur van eiser heeft voor ex-schade geen aftrek aannemelijk geacht;
- het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61), is niet van toepassing; - in de koerslijst AutotelexPro is een eventueel schadeverleden reeds verdisconteerd waardoor dit niet nogmaals op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht, zoals eiser doet;
- een waardevermindering in goede justitie vaststellen is niet mogelijk;
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
14. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
15. Ingevolge artikel 1, tweede lid van de Wet BPM is de belasting verschuldigd ter zake van de registratie van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto in het kentekenregister.
16. Ingevolge artikel 10 van de Wet BPM wordt met betrekking tot gebruikte personenauto’s de te betalen belasting verminderd met inachtneming van een vermindering (hierna: de afschrijving). De bewijslast voor de vermindering van de te betalen bpm wegens een afschrijving rust op eiser.
17. Eiser stelt met verwijzing naar het op zijn verzoek opgestelde taxatierapport en de bijbehorende schadecalculatie dat verweerder rekening dient te houden met de ex-schade. Steun daarvoor vindt eiser in artikel 3.3 van Bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling BPM. De auto is blijvend minder waard vanwege een schadeverleden. Uit de rechtspraak volgt dat een omvangrijke schade direct tot een blijvend vermogensnadeel leidt, zelfs nadat de schade volledig is hersteld. Eiser verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61). Eisers auto was voor ruim € 20.000 beschadigd. Op grond van de TMV-richtlijn is een waardevermindering van 15% redelijk en realistisch. De inkoopwaarde dient daarom te worden verminderd met (15% van € 93.985) € 13.500. 18. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Uit het taxatierapport volgt dat sprake is van dusdanige gebreken waarvan het niet aannemelijk is dat met deze auto in die staat van de weg gebruik kan en zal worden gemaakt. Dit wordt bevestigd door een verklaring van een deskundige van verweerder, welke verklaring ter zitting is overgelegd. Gelet op artikel 10, eerste lid van de Wet BPM in samenhang met artikel 8 derde lid van de Uitvoeringsregeling BPM (zoals deze gold in 2019) wordt de vermindering niet vastgesteld dan nadat deze gebreken zijn hersteld. Eiser komt dan ook in beginsel geen beroep toe op het gebruik van een taxatierapport.
19. De enkele vaststelling dat de auto een schadeverleden heeft, zoals eiser stelt, kan niet zonder meer leiden tot een nadere afwaardering. In dit geval is niet aannemelijk gemaakt dat de aard van de schade na de uitgevoerde herstelwerkzaamheden een extra afwaardering rechtvaardigt. De rechtbank weegt hierbij mee dat zowel de taxateur van eiser als de taxateur van DRZ geen extra aftrek in aanmerking heeft genomen enkel vanwege het feit dat sprake is van een auto met een schadeverleden. Het schadeverleden van de auto als zodanig is voldoende verdisconteerd in de waardering van de schade in het rapport van verweerder waar de auto in de staat waarin hij destijds verkeerde, is getaxeerd.
De overgelegde TMV-richtlijn brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat onduidelijk is op welke onderliggende gegevens de zeer ruwe forfaits in de TMV-richtlijn zijn gebaseerd en hoe deze lijst zich verhoudt tot bijvoorbeeld het toegepaste schadepercentage. Daarnaast roept de datering van de TMV-richtlijn, zijnde 2008, de vraag op of de daaruit voortvloeiende percentages nog actueel zijn. Het beroep van eisers gemachtigde op zijn expertise is ook onvoldoende om alleen op grond daarvan de gestelde waardevermindering aannemelijk te achten.
20. Het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1963 (ECLI:NL:HR:1963:61) waar eiser naar verwijst is niet van toepassing omdat in dit arrest de persoon in kwestie houder was van de auto en niet zoals eiser koper van de auto. Het betrof een civiel arrest waar sprake was van een aanrijding en het recht op een eventuele schadevergoeding als gevolg van deze aanrijding en dat niet ging over de waardebepaling voor de wet BPM. 21. Ook het beroep op onderdeel 3.3. van Bijlage I kan niet slagen. Deze bijlage luidt als volgt:
“Een referentiemotorrijtuig is een motorrijtuig waarvan het model, de leeftijd, de kilometerstand, normale gebruikschade en andere algemene kenmerken vergelijkbaar zijn met het getaxeerde motorrijtuig. Onder andere kenmerken worden ook begrepen de rijwaardige staat van het motorrijtuig en het feit of voor de omzetbelasting sprake is van een marge-auto of BTW-auto, de mate van courantheid, al dan niet een ex-schade motorrijtuig, kleur, garantierisico, import van buiten de EU.”
In deze bijlage wordt verwezen naar een referentievoertuig welke vergelijkbaar is met het getaxeerde voertuig en onder kenmerken van het referentievoertuig wordt ook begrepen of het referentievoertuig net als het getaxeerde voertuig een ex-schadevoertuig betreft.
Het is daarom niet juist dat uit voornoemde bijlage kan worden afgeleid dat rekening moet worden gehouden met een schadeverleden van de auto, zoals eiser stelt.
22. Voorts acht de rechtbank het taxatierapport van eiser niet betrouwbaar omdat de waarde van de auto in beschadigde staat is vastgesteld op € 1.321, terwijl eiser voor de auto een bedrag van € 29.895 heeft betaald.
23. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat het taxatierapport niet aan de voorwaarden voldoet dat het taxatierapport ten hoogste één maand voor het tijdstip waarop de bpm is verschuldigd, dient te zijn opgemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet dat het taxatierapport van eiser als datum 5 juli 2019 heeft. Nu de auto op
2 juli 2019 door de RDW is gekeurd en dit taxatierapport is meegestuurd met de aangifte bpm van 8 juli 2019, is het taxatierapport niet meer dan een maand oud. Het gaat volgens de tekst van de regeling (van 2019) immers om het moment van
opmaken van het rapporten niet om de datum
van fysieke opname door de taxateur. De tekst van de regeling bepaalt met ingang van 2022 wel dat de fysieke opname door de taxateur een maand voor het afschrijvingsmoment moet hebben plaatsgevonden. Maar deze tekst gold dus niet in 2019.
De stelling van verweerder dat het taxatierapport niet aan de wettelijke vereisten voldoet, kan dus niet slagen.
De rechtbank ziet ook dat de fysieke opname van de auto heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019, zodat het taxatierapport materieel wel ouder is dan een maand. Dit doet eveneens afbreuk aan de betrouwbaarheid van het rapport.
24. DRZ heeft de door eiser opgevoerde schade niet aangetroffen dan wel beoordeeld als gebruikssporen. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op basis van de koerslijst AutotelexPro bepaald op € 22.230. Verweerder stelt dat in deze koerslijsten welke een afspiegeling vormen van auto’s in onbeschadigde staat, auto’s in een beschadigde staat en auto’s welke in het verleden schade hebben gehad, een eventueel schadeverleden dus is verdisconteerd waardoor dit niet nogmaals op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht. De rechtbank volgt verweerder hierin. Indien in de koerslijsten geen auto’s met een schadeverleden zijn opgenomen, is het juist aan eiser om dit aannemelijk te maken. Eiser heeft hiervan echter geen enkel bewijs overgelegd in de vorm van verklaring van de opsteller van de koerslijst of anderszins. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de handelsinkoopwaarde niet kan worden bepaald aan de hand van de koerslijst AutotelexPro, maar aan de hand van de Xray-koerslijst moet worden bepaald.
25. De stelling van eiser dat, indien de ex-schade onvoldoende is gemotiveerd door eiser, de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie kan vaststellen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar het rapport van DRZ gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van schade die aanleiding geeft tot een waardevermindering. Eiser is niet geslaagd in zijn bewijslast het door hem bepleite schadebedrag aannemelijk te maken, nu het taxatierapport onbetrouwbaar is en de waardevermindering daarin volstrekt niet inzichtelijk is gemaakt. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de rechtbank de inkoopwaarde in goede justitie kan vaststellen.
26. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.