ECLI:NL:RBNHO:2023:3412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
HAA 22/967
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bijzondere bijstand voor kosten curatele in strijd met algemene rechtsbeginselen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van curatele aan eiseres, die onder curatele is gesteld. Eiseres, een kwetsbare jongere, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen haar draagkracht heeft berekend. Het college hield rekening met een studielening van DUO, wat volgens eiseres in strijd is met de bescherming die haar als onder curatele gestelde toekomt. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet in dit geval niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever en dat de belangen van eiseres niet adequaat worden beschermd. De rechtbank laat daarom dit artikel gedeeltelijk buiten toepassing en stelt de hoogte van de bijzondere bijstand vast op € 132,52 per maand, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2021. Tevens wordt het bestreden besluit vernietigd en wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/967

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. N.M. Belle-Zimmerman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigden: M.W.J. Paulie en D.W. Anema).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 19 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de bijzondere bijstand van eiseres voor de kosten van curatele gewijzigd voort te zetten. De vergoeding bedraagt met ingang van 1 oktober 2021 € 62,33 per maand.
1.2.
Bij besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van curatele herzien en met ingang van 1 oktober 2021 vastgesteld op € 96,60 per maand.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Nadat het onderzoek op de zitting is gesloten, heeft de enkelvoudige kamer van de rechtbank het onderzoek bij beslissing van 16 december 2022 heropend en bepaald dat de zaak voor verdere behandeling wordt verwezen naar de meervoudige kamer. Met instemming van partijen heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het beroep behandeld zonder nadere zitting. Door die kamer wordt vandaag het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan.

Beoordeling

Inleiding
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en woont in een instelling. Zij is bij beschikking van 5 augustus 2019 door de kantonrechter van deze rechtbank per 1 september 2019 onder curatele gesteld. Voor de kosten van curatele, te weten € 246,94 per maand, heeft verweerder eiseres vanaf 1 januari 2021 bijzondere bijstand toegekend.
3. Naar aanleiding van een melding van de curator dat eiseres per 1 augustus 2021 een MBO-opleiding volgt en studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gaat ontvangen, heeft verweerder een onderzoek verricht naar de draagkracht van eiseres. Die draagkracht is in het primaire besluit vastgesteld op € 184,61 per maand en in het bestreden besluit op € 150,34 per maand. De kosten van de curatele bedragen € 246,94 per maand. De hoogte van de bijzondere bijstand heeft verweerder in het bestreden besluit per 1 oktober 2021 vastgesteld op € 246,94 - € 150,34 = € 96,60 per maand. Bij de draagkrachtberekening heeft verweerder niet alleen het recht van eiseres op een basis- en aanvullende beurs in aanmerking genomen, maar ook de aanspraak die eiseres maakt op een aanvullende lening van DUO.
Beroepsgronden
4. Eiseres voert aan dat zij begrijpt dat haar basisbeurs en aanvullende beurs meetellen bij de bepaling van de hoogte van de toekenning van bijzondere bijstand. Zij is het er echter niet mee eens dat ook een mogelijke lening in de berekening wordt betrokken. Eiseres is een kwetsbare jongere die onder curatele staat. Zij moet schuldenvrij kunnen blijven. Het kan volgens eiseres niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat kwetsbare jongeren, die naar school willen om zich te ontwikkelen, maar niet in staat zijn hun eigen financiële en zorgbelangen te behartigen en daarom een curator hebben, op te zadelen met een schuld om die kosten te kunnen betalen. Zij hebben niet zelf gevraagd om onder curatele te komen staan en het is een beslissing van de kantonrechter om dat te doen. Eiseres heeft tot slot een vergelijking gemaakt met andere cliënten van haar gemachtigde die onder curatele of bewind staan. Van hen wordt ook niet verwacht dat zij zich wenden tot de Gemeentelijke Kredietbank om een lening af te sluiten ter dekking van de kosten voor curatele of bewind.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt het volgende voorop. In artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet (Pw) is bepaald dat het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) in aanmerking wordt genomen bij het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000.
6. Tot het normbedrag als bedoeld in artikel 3.18 van de Wsf 2000 behoort ook een aanvullende lening die bij DUO kan worden afgesloten. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand ook dat deel van het normbedrag bij de beoordeling van de draagkracht van de bijstandsgerechtigde in aanmerking worden genomen. Ook wanneer de bijzondere bijstand wordt gevraagd voor, bijvoorbeeld, de kosten van bewindvoering. [1]
7. De Participatiewet neemt in het Nederlandse stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats in van de laatste voorziening. Daarom, zo is in artikel 15, eerste lid, van de Pw bepaald, bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende passend en toereikend te zijn. Bij de plaats die het recht op bijstand op grond van de Pw inneemt in het stelsel van bestaansvoorzieningen past ook dat bij de vaststelling van de draagkracht van een bijstandsgerechtigde in aanmerking wordt genomen de aanspraak die een studerende jongere kan maken op studiefinanciering. In artikel 33, tweede lid, van de Pw is ook voorgeschreven dat dit moet. Uit de wetsgeschiedenis van dat artikellid blijkt dat die bepaling tot doel heeft het inkomen uit studiefinanciering op een in het kader van de bijstandsverlening juiste wijze in aanmerking te nemen. Er staat ook dat het inkomen uit studiefinanciering van belang is bij de verlening van bijzondere bijstand aan een studerende. Door het inkomen uit studiefinanciering te stellen op het normbedrag voor levensonderhoud wanneer deze is berekend, wordt bereikt dat de in de studiefinanciering begrepen tegemoetkoming voor directe studiekosten en de eventuele forfaitaire vergoeding voor ziektekostenverzekering buiten beschouwing blijven en dat rekening wordt gehouden met de eventuele - rentedragende - lening en de ouderlijke bijdrage. [2]
8. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder bij het besluit tot toekenning aan eiseres van bijzondere bijstand voor de kosten van de curator in overeenstemming met het bepaalde in artikel 33, tweede lid, van de Pw heeft gehandeld door bij de draagkracht van eiseres ook rekening te houden met het tot het normbedrag van artikel 3.18 van de Wsf 2000 behorende aanvullende deel waarvoor bij DUO geleend kan worden. Op 1 oktober 2021 was dat € 190,34 per maand.
9. Artikel 33 van de Pw is een bepaling uit een wet in formele zin. In artikel 120 Grondwet is bepaald dat de rechter niet in de beoordeling treedt van de grondwettigheid van wetten en verdragen. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) en de CRvB staat dit toetsingsverbod er bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling aan in de weg staat dat een (bepaling uit een) wet in formele zin wordt getoetst aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht.
Dit laat onverlet dat aanleiding kan bestaan een wettelijke bepaling buiten toepassing te laten, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden en die de toepassing zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. [3] De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak sprake is en overweegt daartoe als volgt.
10. De curatele waaronder eiseres is gesteld, zo blijkt ook uit de motivering van de beschikking van 5 augustus 2019 van de kantonrechter, is gelegen in het feit dat voldoende aannemelijk is geacht dat eiseres als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand haar vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen en voldoende kan behartigen, terwijl een minder verstrekkende voorziening niet kan worden bewerkstelligd. Daarvoor is een curator benoemd. In de beschikking is de jaarbeloning van de curator overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:386 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) jo. artikel 2 lid 2 aanhef en onder a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgesteld. [4] Die beloning komt voor rekening van eiseres, maar omdat eiseres die kosten niet zelf kan dragen heeft zij recht op bijzondere bijstand. [5]
11. De curator van eiseres heeft aangegeven, en de stukken in het dossier wijzen daar ook op, dat de biologische ouders van eiseres geen gezag meer over haar hebben, dat hun inkomen niet wordt meegeteld voor het toekennen van een aanvullende beurs en dat de combinatie van basisbeurs en aanvullende beurs niet voldoende is voor eiseres om draagkracht over te houden voor de betaling van de kosten van curatele. Dat betekent dat eiseres, om de kosten van de curatele te kunnen voldoen, is aangewezen op bijzondere bijstand. Door bij de draagkrachtberekening ter vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand ook in aanmerking te nemen de aanspraak op een aanvullende studielening, bedraagt het verschil tussen de kosten van de curatele en de daarvoor aan eiseres toegekende bijzondere bijstand € 150,34 per maand. Dat verschil is aanzienlijk lager wanneer bij de draagkrachtberekening geen rekening wordt gehouden met voormelde lening. Dat impliceert dat de curator, om haar beloning voor de werkzaamheden voor eiseres zoveel mogelijk voldaan te krijgen, voor eiseres ook een studielening bij DUO moet aanvragen. Zij heeft echter aangegeven dat niet te willen doen, omdat eiseres zich daarmee in de schulden moet steken en merkt daarover op dat het niet de bedoeling kan zijn een kwetsbare jongere als eiseres, waarvan vaststaat dat zij niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk kan waarnemen en voldoende kan behartigen, op te zadelen met een schuld om de kosten van de curator te kunnen betalen.
12. De rechtbank volgt eiseres in dit standpunt. Curatele is de meest verregaande burgerrechtelijke maatregel, naast de maatregelen uit de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz, waardoor de belangen – materiële én immateriële – van een meerderjarige worden beschermd. Vanaf de dag dat de curatele is uitgesproken, is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. [6] Is de curatele uitgesproken op grond van de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene, zoals in het geval van eiseres, dan bestaat ook onbekwaamheid ter zake van familierechtelijke handelingen. [7] Curatele op grond van lichamelijke of geestelijke toestand benadert voor wat betreft de inhoud en omvang het gezag dat van ouders en voogden over minderjarigen: de curator gaat immers over het vermogen van de betrokkene, bepaalt diens verblijfplaats en is als een voogd eindverantwoordelijk voor het verblijf en voor de verzorging van de betrokkene.
13. Doordat de curator, om haar beloning voor de werkzaamheden voor eiseres zoveel mogelijk voldaan te krijgen, verplicht wordt voor eiseres een studielening bij DUO aan te vragen en eiseres gaat belasten met schulden, kan ook niet worden gezegd dat de belangen van eiseres, als onder curatele gestelde, worden beschermd. De voorschriften uit de Participatiewet strijden hier met die uit het Burgerlijk Wetboek en de doelstelling die uit de onder curatelestelling volgt. Door bij de draagkrachtberekening rekening te houden met de aanspraak op de studielening wordt de bescherming van eiseres als onder curatele gestelde in ernstige mate tekort gedaan. Genoemde gevolgen van toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Pw, stroken naar het oordeel van de rechtbank niet met wat de wetgever kan hebben bedoeld of voorzien. [8] Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om in dit bijzondere geval artikel 33, tweede lid, van de Pw (gedeeltelijk, voor zover het betreft het in aanmerking nemen van de DUO-lening) buiten toepassing te laten.
Conclusie en gevolgen
14. Bovenstaande betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet, uit oogpunt van finale geschillenbeslechting, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door als volgt te bepalen.
Basisbeurs € 285,15
Aanvullende beurs € 280,96
----------
Totaal € 566,11
Af 110% van de bijstandsnorm € 292,92
Af toeslag € 34,00
---------
Totaal € 239,19
Meer inkomen € 326,92 (€ 566,11 - € 239,19)
35% hiervan is draagkracht € 114,42
Beloning curator € 246,94 per maand
Af draagkracht € 114,42 per maand
-----------
Totaal bijzondere bijstand € 132,52 per maand
15. Bovenstaande betekent dat met ingang van de datum in geding, zijnde 1 oktober 2021, de hoogte van de bijzondere bijstand voor de maandelijkse beloning van de curator op € 132,52 wordt vastgesteld.
16. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen van de gemachtigde van eiseres op de zitting van de enkelvoudige kamer, à € 837,00 per punt)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 9 december 2021;
- voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat het recht van eiseres op bijzondere bijstand per 1 oktober 2021 wordt vastgesteld op € 132,52 per maand;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 1.674,00; en
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. L.M. Kos, voorzitter, M. Jurgens en K. van Dijk, leden, in aanwezigheid van mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie CRvB van 12 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2523 en CRvB van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:867.
2.Kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr. 3.
3.Zie CRvB 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2622 en Afdeling 1 maart 2023, ECLI:RVS:2023:772.
4.Stcrt. 2014, nr. 32 149.
5.CRvB 9 november 2010, ECLI:CRVB:2010:BO4439.
6.Artikel 1:381 lid 2 BW.
7.Artikel 1:382 van het BW.
8.Vergelijk r.o. 9.13 van de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:RVS:2023:772.