ECLI:NL:RBNHO:2023:333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
10188658 / AO VERZ 22-72
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging arbeidsovereenkomst en dwaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, Juristu Incassodiensten B.V. Verzoekster had een verzoek ingediend om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte buitengerechtelijk was vernietigd door Juristu. De werkgever had zich beroepen op dwaling, stellende dat verzoekster haar medische klachten had verzwegen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Juristu niet kon aantonen dat verzoekster bij het aangaan van de overeenkomst over relevante informatie beschikte die zij had moeten delen. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was en dat verzoekster recht had op doorbetaling van haar salaris vanaf 3 oktober 2022. Daarnaast werden de nevenvorderingen van verzoekster, waaronder het achterstallige loon en buitengerechtelijke incassokosten, toegewezen. Juristu's verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing was. De proceskosten werden aan Juristu opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10188658 / AO VERZ 22-72 (SJ/IL)
Uitspraakdatum: 16 januari 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. M. Hoefs
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Juristu Incassodiensten B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: Juristu
gemachtigde: mr. M.B. Bruinsma

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan primair om een verklaring voor recht dat Juristu de arbeidsovereenkomst ten onrechte buitengerechtelijk heeft vernietigd en om het loon door te betalen, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Ook is een verzoek gedaan om nevenvorderingen te betalen en een voorlopige voorziening te treffen. Juristu heeft een verweerschrift en een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 19 december 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde. Juristu is verschenen bij [directeur] (directeur), bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Voor de zitting heeft [verzoekster] bij brief van 13 december 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [geboortedatum] , is met ingang van 3 augustus 2022 in dienst getreden bij Juristu op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 3 maart 2023. De functie van [verzoekster] is incasso medewerker voor 40 uur per week. Het salaris bedroeg aanvankelijk € 1.800,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Dit is later met terugwerkende kracht aangepast naar € 2.200,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In artikel 18 van de arbeidsovereenkomst staat het volgende onder 1: “
De werknemer verklaart dat bij ondertekening van deze arbeidsovereenkomst, hem/haar geen feiten of omstandigheden bekend zijn, die een goede uitoefening van zijn/haar functie in de weg zouden staan.”
2.3.
Op 3 oktober 2022 heeft [verzoekster] aan Juristu verzocht om thuis te mogen werken. Nadat dit haar werd geweigerd, heeft [verzoekster] zich ziek gemeld per whatsapp van dezelfde datum (om 20:00 uur).
2.4.
Juristu heeft daarop gewhatsappt (om 20:31 uur) dat [verzoekster] haar niet “
in de zeik” moet nemen, omdat ze zich ziekmeldt nadat haar verzoek om thuis te werken is afgewezen. In de whatsapp van 3 oktober 2022 om 20:45 uur heeft Juristu de arbeidsovereenkomst nietig verklaard omdat [verzoekster] “
dit” [haar persoonlijke situatie; opm. ktr.] heeft verzwegen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
2.5.
In de e-mail van 4 oktober 2022 heeft Juristu de arbeidsovereenkomst met een beroep op dwaling buitengerechtelijk vernietigd. Als Juristu de persoonlijke situatie van [verzoekster] gekend had, had ze de arbeidsovereenkomst met haar niet gesloten. [verzoekster] heeft haar “
psychotische situatie” verzwegen, zodat ze het werk bij Juristu “
niet geheel kan doen” en [verzoekster] “
chanteert”: ze eist thuiswerken en indien niet mogelijk, meldt ze zich ziek, aldus de e-mail.
2.6.
In de brief van 6 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan Juristu geschreven dat er geen grond is voor een buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt dat de kantonrechter primair a.) voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte buitengerechtelijk is vernietigd en nog steeds voortduurt en [verzoekster] onverkort aanspraak heeft op loon, b.) de opzegging c.q. het ontslag op staande voet vernietigt en voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst nog steeds in stand is en [verzoekster] onverkort aanspraak heeft op loon, c.) Juristu veroordeelt tot doorbetaling van het salaris van € 2.200,00 bruto, vermeerderd met vakantietoeslag en overige toeslagen, vanaf 3 oktober 2022 tot de dag dat de dienstbetrekking zal zijn beëindigd en de proceskosten.
3.2.
In dit kader voert [verzoekster] aan dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte buitenrechtelijk is vernietigd, omdat zij in haar sollicitatiegesprek kenbaar heeft gemaakt dat ze op dat moment een Ziektewetuitkering (hierna: ZW-uitkering) ontving en ze de bedongen arbeid kon vervullen bij het aangaan van het dienstverband. Zij beschikte niet over informatie over haar gezondheidssituatie waarvan zij bij indiensttreding melding had moeten doen. Volgens [verzoekster] is de arbeidsongeschiktheid het gevolg van de werkomstandigheden bij Juristu. Dit blijkt uit het feit dat [verzoekster] twee maanden naar volle tevredenheid van Juristu heeft gewerkt, met terugwerkende kracht loonsverhoging van € 400,00 heeft gekregen en probeerde om thuis te mogen werken omdat zij zich in staat achtte om haar arbeid te verrichten. Daarbij heeft Juristu nagelaten om [verzoekster] te laten beoordelen door een bedrijfsarts, zodat Juristu geen oordeel kan geven over de medische situatie en arbeidsongeschiktheid. Dat [verzoekster] een ZW-uitkering ontving (wegens bekkenproblematiek) en eerder psychische (depressieve) klachten had, maakt niet dat zij haar werk bij aanvang niet kon verrichten. Daarnaast is er sprake van een opzegverbod tijdens ziekte, omdat Juristu de arbeidsovereenkomst heeft vernietigd nadat [verzoekster] zich ziek had gemeld. Een vernietiging van de arbeidsovereenkomst zou dit verbod doorkruisen.
3.3.
[verzoekster] verzoekt subsidiair om een billijke vergoeding van € 7.281,29, een transitievergoeding van € 132,00, een vergoeding wegens onregelmatige opzetting van € 4.598,71 bruto inclusief vakantietoeslag, betaling van niet-genoten vakantie-uren van in totaal (58,05 uur ad) € 795,58 bruto inclusief vakantietoeslag, de wettelijke verhoging van 50%, de wettelijke rente en de proceskosten.
3.4.
Als nevenvorderingen verzoekt [verzoekster] ook om betaling van het loon van oktober, de wettelijke verhoging hierover, de buitengerechtelijke kosten en de rente.
3.5.
Daarnaast verzoekt [verzoekster] om een voorlopige voorziening te treffen, bestaande uit doorbetaling van loon met de wettelijke verhoging en rente.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
Juristu verweert zich tegen het verzoek en voert aan dat er wel degelijk sprake is van dwaling, omdat [verzoekster] heeft verzwegen dat zij zich met klachten op het gebied van depressiviteit bij de huisarts heeft gemeld, dat zij naar een psycholoog is verwezen en dat zich bij de psycholoog had aangemeld. Vervolgens is zij uitgevallen als gevolg van dezelfde klachten en deze klachten verhinderen haar om haar functie uit te oefenen. Voor Juristu is het evident dat zij er belang bij had om over het bestaan van deze klachten te worden geïnformeerd. Zij zou de arbeidsovereenkomst niet zo hebben gesloten indien zij van deze klachten, de doorverwijzing en de aanmelding op de hoogte was geweest.
Verder voert Juristu aan dat zij zich niet herkent in het door [verzoekster] geschetste beeld van de organisatie en wijze van bejegening door collega’s. Ook betwist Juristu dat [verzoekster] haar ongemak hierover kenbaar heeft gemaakt. Daarnaast ontbreekt bewijs van de door [verzoekster] gestelde klachten (moe en verdrietig) die zij als gevolg daarvan heeft ondervonden. Een medische verklaring waaruit blijkt dat er sprake is van een depressieve stoornis is evenmin overgelegd. Ook ontkent Juristu dat ze onrechtmatig heeft gehandeld door [verzoekster] te hebben ontslagen wegens ziekte. En voert ze aan dat [verzoekster] artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden en sprake is van bedrog door het bewust verzwijgen van ziektes en/of gebreken die de uitoefening van de functie kunnen hinderen.
4.2.
Daarnaast verzoekt Juristu bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoekster] en subsidiair op grond van een ernstig en duurzame verstoorde arbeidsverhouding.
4.3.
Juristu verwijst ter onderbouwing hiervan naar haar verweerschrift, waaronder de verzwijging van de medische klachten bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, de overtreding van artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst en de ernstige verwijten die [verzoekster] aan het adres van Juristu heeft gemaakt, als gevolg waarvan Juristu geen enkel vertrouwen meer heeft in een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De verwijtbaarheid ligt aan de zijde van [verzoekster] , zodat haar geen vergoeding of achterstallig salaris toekomt.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of Juristu de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] rechtsgeldig op grond van dwaling buitengerechtelijk heeft vernietigd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Daarover wordt het volgende overwogen.
De uitgangspunten
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging op grond van dwaling in het arbeidsrecht niet is uitgesloten. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van de arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst is rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling, als ten tijde van het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een werknemer over zodanige informatie met betrekking tot zijn gezondheid beschikte, dat hij daarvan mededeling aan de werkgever had behoren te doen. Van dergelijke informatie is sprake als een werknemer ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wist dat zijn gezondheidstoestand zodanig was dat dit hem ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden. [1]
5.3.
De kantonrechter stelt verder voorop dat Juristu - anders dan zij meent - de stelplicht en bewijslast draagt ten aanzien van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [verzoekster] in verband met wat zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, Juristu had behoren in te lichten. Juristu roept namelijk de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling in en voert dus een bevrijdend verweer.
Het beroep van Juristu op dwaling gaat niet op
5.4.
In deze zaak is onvoldoende gebleken dat [verzoekster] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met Juristu over zodanige informatie over haar gezondheid beschikte dat zij daarvan mededeling aan Juristu had behoren te doen. Uit niets blijkt dat [verzoekster] daadwerkelijk wist dat haar gezondheidstoestand zodanig was dat dit haar ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden. Weliswaar staat het vast dat [verzoekster] te maken heeft gehad met bepaalde psychische klachten, door de huisarts naar een psycholoog is verwezen en ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst in afwachting van een afspraak bij en behandeling door de psycholoog was, maar daaruit volgt niet dat [verzoekster] wist of hoorde te begrijpen wat de ernst van haar gezondheidssituatie en de gevolgen daarvan voor de uitoefening van haar werkzaamheden zouden zijn en zij Juristu daarvan daarom op de hoogte had behoren te stellen. Dat volgt ook niet uit haar whatsapp van 3 oktober 2022 aan [directeur] van Juristu.
5.5.
Hierbij is van belang dat de psychische klachten van [verzoekster] niet eerder tot ziekteverzuim hebben geleid of haar op een andere wijze hebben belet haar werkzaamheden naar behoren uit te voeren. Juristu voert aan dat [verzoekster] is uitgevallen als gevolg van dezelfde klachten als de eerdere en dat deze klachten haar verhinderen om haar functie uit te oefenen op de wijze waartoe zij het dienstverband met Juristu is aangegaan, namelijk in het pand van Juristu, in een kantooromgeving en in samenwerking met collega’s. Maar het staat vast dat [verzoekster] tijdens de eerste twee maanden van haar dienstverband tot aan de ziekmelding goed heeft gefunctioneerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de whatsapp van [directeur] van Juristu aan [verzoekster] van 2 september 2022 om 10:59 uur dat ze het goed doet en uit de whatsapp van 6 september 2022 om 20:47 uur dat ze blij met haar zijn. En uit het feit dat haar salaris met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst is verhoogd met € 400,00 per maand.
5.6.
Ook is van belang dat [verzoekster] pas voor het eerst op 16 september 2022 een intake bij de psycholoog heeft gehad en de diagnose “depressieve stoornis” pas daarna (in het tweede gesprek op 28 september 2022) is meegedeeld, zoals zij onweersproken heeft gesteld. Het is onvoldoende gebleken dat [verzoekster] bij voortzetting van het dienstverband de bedongen arbeid niet meer zou kunnen verrichten. Dat zij op dit moment daartoe niet in staat is wegens ziekte, betekent niet dat zij dat in de toekomst niet zal kunnen zijn. Het is bovendien aan de bedrijfsarts om te beoordelen of [verzoekster] geschikt is voor de bedongen arbeid. Dat [verzoekster] wordt buitengesloten door collega’s en de werksituatie/-sfeer bij Juristu niet prettig vindt, zoals zij stelt, maakt dat niet anders.
5.7.
Juristu voert nog aan dat sprake is van bedrog, omdat [verzoekster] bewust ziektes en/of gebreken die de uitoefening van de functie kunnen hinderen, verzwegen heeft met het doel het verkrijgen van een arbeidsovereenkomst. Uit het voorgaande volgt dat van bewust verzwijgen geen sprake is, nog daargelaten dat de buitengerechtelijke vernietiging niet is gegrond op bedrog. Dit verweer van Juristu faalt dan ook.
5.8.
Ten overvloede oordeelt de kantonrechter het volgende. Toen Juristu de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] buitengerechtelijk vernietigde, had [verzoekster] zich al ziek gemeld in verband met depressieve klachten. Op dat moment had zij dus ontslagbescherming (bij ziekte). Ook om die reden kan een vernietiging wegens dwaling niet aan de orde zijn. Daarmee zou het opzegverbod tijdens ziekte [2] namelijk op onaanvaardbare wijze worden doorkruist. Dit geldt te meer omdat de door Juristu via het beroep op dwaling ingeroepen beëindiging van de arbeidsovereenkomst verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. [3]
De conclusie ten aanzien van het primaire verzoek
5.9.
De conclusie is dat Juristu de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] ten onrechte buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens dwaling. Tussen partijen is een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. De kantonrechter zal de door [verzoekster] primair gevraagde verklaring voor recht en de vordering tot betaling van het loon vanaf 3 oktober 2022 daarom toewijzen. Aan de beoordeling van de subsidiaire verzoeken van [verzoekster] wordt niet toegekomen.
De nevenvorderingen
5.10.
Omdat de buitengerechtelijke vernietiging niet rechtsgeldig is, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op loon. Ten aanzien van de nevenvordering van [verzoekster] tot betaling van het (achterstallig) loon over de maand oktober 2022 geldt dat - zoals hiervoor in alinea 5.9. is overwogen - de vordering tot betaling van het loon vanaf 3 oktober 2022 zal worden toegewezen. De nevenvordering van [verzoekster] tot betaling van het (achterstallig) loon over de maand oktober 2022 lijkt in zoverre vanaf 3 oktober 2022 dubbelop te zijn. De kantonrechter zal de vordering van [verzoekster] tot betaling van het achterstallig loon over de maand oktober 2022, als overigens niet weersproken, wel toewijzen. Voor de duidelijkheid wijst de kantonrechter erop dat Juristu maar één keer het (achterstallige) loon over de maand oktober 2022 hoeft te betalen. De kantonrechter heeft zich hierbij nog - ambtshalve - de vraag gesteld of voor de vordering tot betaling van loon een verklaring van een deskundige vereist is [4] , maar dat is niet het geval. Het betreft namelijk geen vordering van loon tijdens ziekte [5] , maar een vordering van loon wegens een onterechte buitengerechtelijke vernietiging.
5.11.
De gevorderde wettelijke verhoging van 50% over dat loon en de wettelijke rente over het loon en over de wettelijke verhoging zullen ook worden toegewezen, omdat Juristu te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te beperken. Juristu heeft daar ook niet om gevraagd.
5.12.
De door [verzoekster] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn ook toewijsbaar. [verzoekster] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal, bij gebrek aan een ander aanknopingspunt, worden toegewezen vanaf de dag van indiening van het verzoek (14 november 2022).
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van Juristu, omdat zij ongelijk krijgt. [verzoekster] vordert ook veroordeling van Juristu in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [6] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten (die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van de beschikking) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
5.14.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals gevorderd.
de voorlopige voorziening
5.15.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoekster] , is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding. [7]
het tegenverzoek
5.16.
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de buitengerechtelijke vernietiging geen stand houdt, verzoekt Juristu de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden. Uit het oordeel van de kantonrechter over het verzoek van [verzoekster] volgt dat de voorwaarde is vervuld. De kantonrechter komt daarom toe aan de beoordeling van het tegenverzoek. Juristu heeft ook belang bij de verzochte ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst voortduurt.
5.17.
Deze zaak gaat om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [verzoekster] (de e-grond) of een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) [8] , omdat [verzoekster] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst haar medische klachten heeft verzwegen, artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden en ernstige verwijten aan het adres van Juristu heeft gemaakt waardoor Juristu geen vertrouwen meer heeft in een vruchtbare voortzetting van het dienstverband. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is op grond van het volgende.
Het opzegverbod tijdens ziekte
5.18.
In haar verweerschrift heeft Juristu niet weersproken dat [verzoekster] ziek (arbeidsongeschikt) is en op basis van de gestelde psychische klachten aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst wegens dwaling buitengerechtelijk is vernietigd. Voor het eerst op de zitting heeft Juristu - in antwoord op een vraag van de kantonrechter - betwist dat [verzoekster] arbeidsongeschikt is. Maar deze betwisting staat haaks op haar standpunt dat zij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft gedwaald wegens het verzwijgen van de psychische klachten / ziekte door [verzoekster] . De kantonrechter vindt dit - net als [verzoekster] - op z’n minst merkwaardig. Omdat het niet aan Juristu maar aan een bedrijfsarts is om te beoordelen of [verzoekster] arbeidsongeschikt is, had het op de weg van Juristu gelegen haar tegenstrijdige standpunt te onderbouwen, maar dat heeft ze niet gedaan. De kantonrechter houdt het er daarom voor, als onvoldoende weersproken, dat [verzoekster] op het moment van het indienen van het tegenverzoek arbeidsongeschikt was en nog is.
5.19.
De kantonrechter stelt verder vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verzoekster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. [9]
5.20.
De kantonrechter kan een verzoek om ontbinding desondanks toewijzen als het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft [10] (de ziekte). Juristu weerspreekt niet dat het opzegverbod van toepassing is, maar betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door [verzoekster] te hebben ontslagen wegens ziekte. Juristu licht deze betwisting echter niet toe. Dat had ze wel moeten doen omdat uit de whatsapp van 3 oktober 2022 om 20:31 uur en de e-mail van 4 oktober 2022 blijkt dat de primaire ontslaggrond (het verzwijgen van de medische klachten en overtreding van artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst) verband houdt met de ziekmelding door [verzoekster] . Voor zover Juristu bedoelt dat het verzoek om ontbinding geen verband houdt met de ziekte van [verzoekster] , gaat die stelling dus niet op. Het opzegverbod staat in zoverre dus in de weg aan ontbinding.
5.21.
Het opzegverbod staat niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst als sprake is van een dringende reden. [11] De kantonrechter begrijpt dat Juristu zich beroept op een dringende reden bestaande uit een bewuste misleiding door [verzoekster] , omdat zij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst haar medische klachten heeft verzwegen en artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden.
Er is geen sprake van een dringende reden
5.22.
Het verzwijgen van medische klachten kan een dringende reden voor ontslag of ontbinding zijn, als de werknemer wist of had moeten begrijpen dat hij vanwege die klachten ongeschikt was voor de dienstbetrekking. Uit het oordeel van de kantonrechter in de zaak van het verzoek volgt dat niet is komen vast te staan dat [verzoekster] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met Juristu wist of behoorde te weten dat zij ongeschikt was voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden. [12] Dat [verzoekster] een mededelingsplicht of artikel 18 lid 1 van de arbeidsovereenkomst heeft geschonden of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld, is niet gebleken. Er is in zoverre dus geen sprake van een dringende reden.
5.23.
De door Juristu gestelde verstoorde arbeidsverhouding is (mede) gebaseerd op “
de ernstige verwijten die door [verzoekster] aan het adres van Juristu zijn gemaakt”. Welke verwijten het precies betreft en waarom deze zo ernstig zijn dat van Juristu redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, heeft Juristu niet gesteld. Voor zover Juristu doelt op het door [verzoekster] geschetste beeld van de organisatie en de door [verzoekster] genoemde wijze van bejegening door collega’s, geldt dat [verzoekster] haar stellingen daarover heeft onderbouwd met twee gerechtelijke uitspraken [13] en met groeps-whatsappberichten en een schriftelijke getuigenverklaring van een oud-collega. Hiertegenover heeft Juristu onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoekster] dat van Juristu redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [14] Er is ook in zoverre geen sprake van een dringende reden.
De conclusie
5.24.
De kantonrechter concludeert dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met de ziekte van [verzoekster] , terwijl geen sprake is van een dringende reden. Het opzegverbod staat dus aan ontbinding in de weg. Dit betekent dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen.
5.25.
De proceskosten komen voor rekening van Juristu, omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoekster] worden vastgesteld op € 747,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door Juristu ten onrechte op 3 en/of 4 oktober 2022 buitengerechtelijk is vernietigd en dat deze nog steeds voortduurt en [verzoekster] dientengevolge onverkort aanspraak heeft op loon;
6.2.
veroordeelt Juristu tot doorbetaling aan [verzoekster] van het verschuldigde salaris van € 2.200,00 bruto per maand, gebaseerd op 40 uur per week, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag en overige toeslagen, vanaf 3 oktober 2022 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
6.3.
veroordeelt Juristu tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallige loon over de maand oktober 2022 ter hoogte van € 2.200,00 bruto exclusief vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 50% en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de opeisbaarheid van het loon tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt Juristu om aan [verzoekster] te betalen € 399,30 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt Juristu tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 833,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 747,00;
te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
6.8.
wijst het verzoek af;
6.9.
veroordeelt Juristu tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00;
6.10.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 16 januari 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Vgl. Rechtbank Den Haag 12 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4697, rov. 4.2.
2.Artikel 7:670 lid 1 BW.
3.Zie ook hierna in alinea 5.20.
4.In de zin van artikel 7:629a BW.
5.Zoals bedoeld in artikel 7:629 BW.
6.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.
7.Zie artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
8.Artikel 7:671b lid 1 onder a en lid 2 BW in combinatie met artikel 7:669 lid 3 onder e en g BW.
9.Artikel 7:671b lid 7 BW in combinatie met artikel 7:670 lid 1 BW.
10.Artikel 7:671b lid 6 onder a BW in combinatie met artikel 7:670 lid 1 en artikel 7:669 lid 3 onder e en g BW.
11.Artikel 7:670a lid 2 onder c BW in combinatie met artikel 7:677 lid 1 BW en artikel 7:678 lid 1 en lid 2 BW.
12.Zie hiervoor in alinea 5.4 tot en met 5.7.
14.Artikel 7:678 lid 1 BW.