ECLI:NL:RBAMS:2020:4228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
8403402 CV EXPL 20-5384
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige proceskostenveroordeling voor incassobureau vanwege onrechtmatig handelen en misleidende informatieverstrekking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [handelsnaam] en Juristu Incassodiensten B.V. [handelsnaam] vorderde betaling van wettelijke handelsrente en reële proceskosten, omdat Juristu onrechtmatig had gehandeld door hem foutief en misleidend te informeren over de status van zijn debiteuren. De feiten tonen aan dat [handelsnaam] drie vorderingen op debiteuren had geüpload bij Juristu, die vervolgens onterecht adviseerde om rechtsmaatregelen te nemen, terwijl de debiteuren al in de minnelijke fase hadden betaald. Hierdoor heeft [handelsnaam] onnodige kosten gemaakt. Juristu heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt, maar stelde dat de vertraging in betalingen te wijten was aan een bankprobleem. De kantonrechter oordeelde dat Juristu onrechtmatig had gehandeld en dat [handelsnaam] recht had op vergoeding van de gemaakte kosten. De rechter kende een bedrag van € 17,68 aan wettelijke handelsrente toe en veroordeelde Juristu tot betaling van de volledige proceskosten, die in totaal op € 3.344,38 werden begroot. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8403402 CV EXPL 20-5384
vonnis van: 7 september 2020

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser] ,

handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [handelsnaam]
gemachtigde: mr. H.J. van Amerongen
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Juristu Incassodiensten B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Juristu
gemachtigde: J.P. Klaver (Juristu Incassodiensten)

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 13 maart 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis van 22 juni 2020;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020. [handelsnaam] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Juristu is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. [handelsnaam] heeft ter zitting een akte wijziging eis overgelegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Op 26 juli 2019 heeft [handelsnaam] drie vorderingen op debiteuren in het systeem van Juristu geüpload, waardoor incasso-overeenkomsten tot stand zijn gekomen.
1.2.
Na aanschrijving door Juristu in de minnelijke (incasso-)fase hebben alle drie de debiteuren van [handelsnaam] betaald. Dat was in augustus 2019.
1.3.
Juristu berichtte vervolgens aan [handelsnaam] dat de debiteuren niet hadden betaald en adviseerde [handelsnaam] om in alle drie de dossiers tot het nemen van rechtsmaatregelen over te gaan. In de betreffende e-mails staat verder, voor zover hier relevant:
“Kosten:Dagvaarding produceren 350 ex btwGriffierecht 486,-Deurwaarder betekening 81,83Alle kosten gaan we op [naam debiteur, ktr] zien te verhalen, maar dient u vooruit te betalen.”
1.4.
[handelsnaam] heeft het advies van Juristu opgevolgd, niet wetende dat de debiteuren al betaald hadden. Vervolgens heeft Juristu de onder 1.3 genoemde kosten voor het vervaardigen van de dagvaarding, betekeningskosten en griffierecht bij [handelsnaam] in rekening heeft gebracht in de drie dossiers. [handelsnaam] heeft deze kosten betaald.
1.5.
Na ontvangst van de eindafrekeningen heeft [handelsnaam] bij een tweetal e-mails van
26 november 2019 aan Juristu laten weten dat deze niet juist konden zijn, omdat daaruit volgde dat de debiteuren volledig hadden betaald, maar [handelsnaam] alsnog de kosten voor onder meer het vervaardigen van de dagvaarding diende te betalen, terwijl deze kosten op de debiteur zouden worden verhaald.
1.6.
Hierop heeft Juristu bij e-mail van 27 november 2019 als volgt gereageerd:
“De rechter is uiteindelijk degene die beslist welke kosten er worden toegewezen en aan welke partij. Natuurlijk streven wij ernaar om alle kosten te verhalen op de debiteur.”
1.7.
Op 3 december 2019 heeft [handelsnaam] , voor zover hier relevant, het volgende bericht aan Juristu:
“Openstaand saldo van alle drie de debiteuren 3.121,82. Totaal uitbetaald door alle drie de debiteuren begin augustus 3.650,97. Waarom zijn de zaken toen niet gesloten en er is niet tot uitbetaling over gegaan na mij? Alle kosten die ik betaald heb zijn gemaakt na uitbetaling van de klanten. (…) De zaken zijn 26 juli bij jullie binnen gekomen en begin augustus is er al uitbetaald…”
1.8.
Hierop heeft Juristu op 6 december 2019 als volgt gereageerd:
“De debiteur heeft net betaald op het moment dat wij gedagvaard hebben, jammer maar daar kunnen wij ook niets aan doen natuurlijk.”
1.9.
[handelsnaam] heeft hierop zijn gemachtigde ingeschakeld.
1.10.
Na correspondentie over en weer heeft de gemachtigde van [handelsnaam] bij e-mail van 13 februari 2020 een ultiem voorstel gedaan aan Juristu. In de e-mail staat, voor zover relevant:
1. Juristu betaalt het totale bedrag van € 5.344,85 conform uw voorstel;2. Juristu vergoedt aan cliënt een bedrag van € 642,24 aan buitengerechtelijke kosten;3. Voornoemde bedragen dienen uiterlijk op maandag 17 februari 2020 op de bankrekening van cliënt te zijn bijgeschreven;4. Na ontvangst van de genoemde bedragen op de bankrekening van cliënt, verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting.
1.11.
Juristu is met het ultieme voorstel akkoord gegaan.

Vordering

2. [handelsnaam] vordert, na laatste wijziging van eis, dat Juristu bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. wettelijke handelsrente over de periode dat de overeengekomen schikkingsbedragen van € 5.344,85 en € 642,24 te laat zijn betaald;
b. de reële proceskosten.
3. [handelsnaam] stelt hiertoe, kort weergegeven, dat Juristu onrechtmatig en onfatsoenlijk heeft gehandeld door [handelsnaam] bij herhaling willens en wetens foutief te informeren en hem onnodig op kosten te jagen door nodeloos rechtsmaatregelen te nemen, terwijl de debiteuren al na aanschrijving in de minnelijke fase hadden betaald.

Verweer

4. Juristu heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat zij inderdaad drie keer heeft geadviseerd om over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, terwijl de debiteuren al in de minnelijke fase hadden betaald. Het is juist dat hierdoor ten onrechte kosten zijn gemaakt. Het is niet duidelijk hoe dit heeft kunnen gebeuren. Partijen hebben uiteindelijk een schikking getroffen. Juristu heeft de overeengekomen schikkingsbedragen betaald, zij het niet uiterlijk op de afgesproken datum. Het bedrag van € 5.344,85 is twee dagen te laat betaald. Dat kwam door een vertraging bij de bank. De betaling van het bedrag van € 642,24 is niet goed doorgekomen, dan wel vergeten. In plaats van Juristu aan te schrijven over het uitblijven van laatstgenoemde betaling, is [handelsnaam] direct tot het uitbrengen van een dagvaarding overgegaan. Alleen al daarom kan een reële proceskostenveroordeling niet aan de orde zijn. Het bedrag van € 642,24 is inmiddels betaald.

Beoordeling

5. Naar aanleiding van hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling begrijpt de kantonrechter dat [handelsnaam] uitsluitend nog aanspraak maakt op de vordering als weergegeven onder 2.
6. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de schikkingsbedragen waarop [handelsnaam] aanspraak maakt (genoemd onder 1.10) alle nodeloos gemaakte kosten omvatten en Juristu deze bedragen inmiddels heeft betaald, zij het te laat. Overeengekomen was dat de bedragen betaald zouden zijn op 17 februari 2020, maar het bedrag van € 5.344,85 is betaald op 19 februari 2020 en het bedrag van € 642,24 op 27 mei 2020. Juristu is dan ook een vertragingsvergoeding aan [handelsnaam] verschuldigd. Gelet op de betaaldata is € 17,68 aan wettelijke handelsrente opeisbaar geworden. Dat bedrag wordt toegewezen.
7. [handelsnaam] vordert een volledige proceskostenveroordeling. Een vordering tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten (in afwijking van het liquidatietarief) is alleen toewijsbaar indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat in deze procedure buiten kijf dat Juristu onrechtmatig heeft gehandeld, zodat een veroordeling van de reële proceskosten op zijn plaats is. Ter toelichting geldt het volgende.
8. Na volledige betaling van het verschuldigde door alle drie de debiteuren van [handelsnaam] in de minnelijke fase, was het voor Juristu duidelijk, althans had het voor Juristu duidelijk moeten zijn dat de vorderingen evident ongegrond zouden zijn indien zou worden overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. Desondanks adviseert Juristu in alle drie de zaken afzonderlijk over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, zonder daarbij aan [handelsnaam] mede te delen dat de debiteuren al hadden betaald. Dit is dus niet gebleven bij één keer. Juristu handelt op dezelfde wijze in alle drie de incasso-dossiers. Dat heeft veel weg van een structurele handelswijze in plaats van een omissie, waarbij van belang is dat dit niet de eerste keer is dat Juristu zich schuldig maakt aan exact dit soort praktijken, gelet op de vele (gelijkluidende) klachten die op internet staan.
9. Daarnaast heeft Juristu [handelsnaam] op misleidende wijze geïnformeerd, door aan hem te berichten dat zij alle kosten die met het nemen van rechtsmaatregelen gepaard gaan (zie onder 1.3) gaat zien te verhalen op de debiteur. Als incassobureau weet Juristu, althans behoort Juristu te weten dat de onder 1.3 genoemde kosten die zij bij [handelsnaam] in rekening brengt voor een aanzienlijk deel niet ten laste van de debiteur kunnen komen en dus voor rekening van [handelsnaam] zouden blijven. Voor bijvoorbeeld de kosten voor het opstellen van een dagvaarding ontbreekt een wettelijke grondslag om deze bij de debiteur in rekening te brengen. Deze kosten worden geacht te zijn begrepen in de gebruikelijke liquidatietarieven. In plaats van hierover duidelijk te zijn tegen [handelsnaam] , doet Juristu net alsof alle met de rechtsmaatregelen samenhangende kosten volledig op de debiteur zijn te verhalen. [handelsnaam] zou deze kosten volgens Juristu slechts vooruit moeten betalen. [handelsnaam] wordt hier dus bewust foutief c.q. misleidend geïnformeerd door Juristu. Los daarvan brengt Juristu een veel hoger bedrag aan griffierecht bij [handelsnaam] in rekening dan [handelsnaam] verschuldigd zou zijn.
10. Juristu brengt [handelsnaam] dus (onjuiste en niet volledig op de debiteur verhaalbare) kosten in rekening en informeert [handelsnaam] hierover op foutieve c.q. misleidende wijze, terwijl Juristu wist, althans had moeten weten dat de vorderingen in een procedure überhaupt geen kans van slagen zouden hebben, daar deze al lang en breed waren voldaan in de minnelijke fase. Door de geadviseerde rechtsmaatregelen daadwerkelijk te effectueren heeft Juristu [handelsnaam] schade toegebracht. Daarmee zijn immers hoge kosten gepaard gegaan, terwijl deze kosten in alle drie de dossiers nodeloos zijn gemaakt.
11. Vervolgens blijft het daar niet bij. Nadat [handelsnaam] uit de eindafrekening opmaakte dat alle debiteuren al hadden betaald in de minnelijke fase, stelde hij hierover terecht kritische vragen. In plaats van haar evidente misslagen te erkennen en deze op fatsoenlijke wijze met [handelsnaam] af te handelen, doet Juristu alsof haar niets te verwijten valt. Juristu laat aan [handelsnaam] weten dat de rechter uiteindelijk heeft beslist welke bedragen toewijsbaar zijn. Verder schrijft Juristu aan [handelsnaam] , in strijd met de waarheid, dat de debiteur ‘net [heeft] betaald op het moment dat wij gedagvaard hebben, jammer maar daar kunnen wij ook niets aan doen natuurlijk’.
12. Door de terechte bezwaren van [handelsnaam] zonder enige motivering af te wimpelen (‘de eindafrekening is juist’), heeft Juristu voor [handelsnaam] een drempel opgeworpen om zijn gelijk te halen. [handelsnaam] werd gedwongen de zaak uit handen te geven aan zijn gemachtigde. Eerst na diens optreden is Juristu akkoord gegaan met een schikking om te voorkomen dat rechtsmaatregelen jegens haar zouden worden getroffen, ongetwijfeld in de wetenschap dat haar handelswijze onder geen beding toelaatbaar zou zijn.
13. Het verweer van Juristu dat [handelsnaam] rauwelijks heeft gedagvaard wordt verworpen, aangezien de gemachtigde van [handelsnaam] duidelijk in zijn e-mail van 18 februari 2020 aangeeft dat Juristu niet heeft voldaan aan de gestelde schikkingsvoorwaarden en de procedure zal worden doorgezet. Zelfs naar aanleiding van deze e-mail heeft Juristu geen gevolg gegeven aan de schikking door slechts een deel van de overeengekomen schikkingsbedragen te betalen, en dan ook nog eens te laat. Eerst op 27 mei 2020, ruim na het uitbrengen van de dagvaarding, heeft Juristu voor volledige betaling zorggedragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Juristu tot betaling aan [handelsnaam] van € 17,68 aan wettelijke handelsrente;
veroordeelt Juristu in de volledige proceskosten gevallen aan de zijde van [handelsnaam] , tot op heden begroot op:
- explootkosten € 83,38
- advocaatkosten € 3.025,00
- griffierecht € 236,00
-----------------
totaal € 3.344,38
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Juristu in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Juristu niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 september 2020.