ECLI:NL:RBNHO:2023:3242

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van de Ninebot Mini Pro in de Gecombineerde Nomenclatuur en verzoek om terugbetaling van douanerechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2023 uitspraak gedaan over de indeling van de Ninebot Mini Pro in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en het verzoek van eiseres om terugbetaling van douanerechten. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Polak, had eerder een verzoek tot terugbetaling van € 19.545,00 aan douanerechten ingediend, dat door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de indeling van de Ninebot Mini Pro in de GN een cruciaal punt van geschil was. Eiseres stelde dat het balanceervoertuig als speelgoed moest worden ingedeeld onder GN-post 9503, terwijl verweerder het product indiende onder GN-post 8711, die betrekking heeft op motorvoertuigen.

De rechtbank heeft de feiten en de regelgeving rondom de indeling van de Ninebot Mini Pro grondig geanalyseerd. De rechtbank concludeerde dat de Ninebot Mini Pro, gezien zijn objectieve kenmerken en eigenschappen, niet als speelgoed kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de Ninebot Mini Pro terecht had ingedeeld onder GN-post 8711, aangezien het product meer gericht is op transport dan op vermaak. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de inspecteur de indeling van de Ninebot Mini Pro correct had uitgevoerd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding voor eiseres van € 2.500, verdeeld over de betrokken partijen. De rechtbank heeft verweerder en de minister van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2726

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 4 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Polak),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.

Inleiding

Dit beroep gaat over de indeling van de Ninebot Mini Pro in de
Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
Bij beschikking van 28 januari 2019 heeft verweerder het verzoek van eiseres om terugbetaling van € 19.545,00 aan door eiseres betaalde douanerechten afgewezen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 maart 2020 het bezwaar gegrond verklaard en € 4.254,18 en € 6.381,30 aan douanerechten terugbetaald.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2023 te Haarlem.
Namens eiseres zijn de gemachtigde en haar kantoorgenoot I.I. Sijtsma MSc verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam]

Feiten

1. Op 27 juli 2016 heeft eiseres via haar directe vertegenwoordiger [bedrijf] twee aangiften IM A gedaan tot plaatsing onder de douaneregeling ‘in het vrij verkeer brengen’ met onder meer de volgende gegevens:
Aangiftenummer (…) [nummer 1]
Aantal colli 1.000
Goederenomschrijving Motorrijwielen en rijwielen met hulp-motor een
nominaal continu vermogen van niet meer dan 250 watt
Segway
Goederencode 8711 9010 00
Douanewaarde € 358.132,00
en
Aangiftenummer (…) [code 1]
Aantal colli 1.500
Goederenomschrijving Motorrijwielen en rijwielen met hulp-motor een
nominaal continu vermogen van niet meer dan 250 watt
Segway
Goederencode 8711 9010 00
Douanewaarde € 537.198,00
2. De aangifte betreft Ninebot Mini Pro’s. Eiseres heeft van dit product afbeeldingen (soms met nadere toelichting) in het geding gebracht, waaronder de volgende:
In de gebruikershandleiding van de Ninebot Mini Pro is onder meer de volgende informatie over het product opgenomen:
“U moet eerst de Ninebot bij Segway app op uw mobiele apparaat downloaden. De app leidt u door de uitleg voor nieuwe rijders. Voor uw veiligheid beperkt de miniPRO de maximumsnelheid tot 7 km/h (4,3 mph) tot u de uitleg voor nieuwe rijders heeft voltooid. Na het voltooien van de uitleg voor nieuwe rijders wordt de max. snelheid beperkt tot 10 km/h (6,2 mph) tijdens de eerste 1 km (0,6 mijl), waarna u de snelheidsbegrenzer via de app kunt uitschakelen en max. snelheid van 18 km/h (11,2 mph) kunt bereiken.(…)
Uw miniPRO is een revolutionair elektrisch balanceervoertuig met een toepassing voor mobiele apparaten. Voor het leren beheersen van uw rijvaardigheden moet u oefenen (…)
De miniPRO is een recreatief product dat verschilt van motorvoertuigen die op de weg rijden. (…)
De volgende personen mogen niet op de miniPro rijden: i. Iedereen jonger dan 16 of ouder dan 60. Rijders tussen 16-18 jaar moeten onder toezicht van een volwassene rijden. (…)
Vermijd hellingen die steiler zijn dan 15o, anders kunt u tractie verliezen. (…) Versnel of vertraag niet abrupt. (…) Rijd niet op openbare wegen, autosnelwegen, autowegen of in straten. (…) Rijd niet over gaten, stoepranden, trappen of andere obstakels. (…) Schommel niet heen en weer of verander abrupt van gewicht. (…) Probeer geen stunts van welke aard dan ook uit te halen. Houd altijd beide voeten op de voetmatten.(…) Houd te allen tijde contact met de grond. Spring niet en probeer geen stunts uit. (…)
Specificaties:
Index Items N3M320 Parameters
Afmetingen lengte x breedte 262x 546 mm (10.3 x 24,5 in)
Hoogte hoofdframe 611-866 mm (20-34 in)
Gewicht Netto ~ 12,8 kg (28 lbs)
(…)
Motoren Nominaal vermogen 400x2 W
Max. vermogen 800x2 W
(…)
[1] Hoogte hoofdframe: afstand van de grond tot het hoogste deel van het hoofdframe.
[2] (…) OPMERKING: Het ongeveer symbool (~) geeft aan dat het volgende getal een benadering is. (…)”
3. Na de aanvaarding van de aangiften is de verificatie direct beëindigd en zijn de goederen vrijgegeven. In de uitnodiging tot betaling (hierna: utb) eindigend op [nummer 1] van 27 juli 2016 is € 21.487,92 AAN douanerecht vermeld (6% van de douanewaarde) en in de utb eindigend op [code 1] van 27 juli 2016 is € 32.231,88 aan douanerecht vermeld (ook 6% van de douanewaarde).
4. Eiseres heeft een verzoek tot terugbetaling van € 19.545 aan douanerechten gedaan, gedateerd 24 juli 2018. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiseres aangevoerd dat de leverancier een creditnota heeft gestuurd voor de eerdere zendingen, aangezien de waarde van de Ninebot Mini Pro’s aanzienlijk lager is geworden in de loop van de tijd.
5. Eiseres heeft op 11 maart 2019 een pro forma bezwaarschrift ingediend. Op 26 april 2019 heeft eiseres het bezwaar schriftelijk nader gemotiveerd.
6. Op 24 juni 2019 is eiseres gehoord naar aanleiding van het ingediende bezwaar. Tijdens het hoorgesprek hebben partijen de afspraak gemaakt dat gewacht zou worden met het doen van uitspraak op bezwaar, totdat duidelijkheid was verkregen over de indeling van de Ninebot Mini Pro door het BTI team (BTI is “Bindende tarief inlichting”).
7. Op 6 december 2019 is aan eiseres voor de ‘Ninebot miniPRO by Segway’ een BTI (met nummer [nummer 2] ) afgegeven voor indeling van het product onder GN-code 9503 00 1000. De omschrijving van de goederen in de BTI komt overeen met die van de onderhavige Ninebot Mini Pro.
8. Op 6 maart 2020 heeft het BTI team het voornemen tot intrekking van deze BTI kenbaar gemaakt.
9. Op 6 april 2020 heeft eiseres een reactie op het voornemen tot intrekking verstuurd.
10. Bij beschikking van 7 april 2020 heeft de inspecteur van kantoor Breda de BTI met ingang van 7 april 2020 ingetrokken. De inspecteur schrijft dat naar aanleiding van een herbeoordeling van de BTI is geconcludeerd dat de indeling van de Ninebot Mini Pro strijdig is met twee indelingsadviezen van de Wereld Douane Organisatie (hierna: WDO), te weten de onder de post 8711 van het Geharmoniseerde Systeem (hierna: GS) opgenomen indelingsadviezen: 8711.60/1 voor een tweewielig, elektrisch aangedreven transportmiddel en 8711.60/2 voor een tweewielig, zelf-balancerend, elektrisch aangedreven vervoermiddel. Volgens de inspecteur heeft hij de Ninebot Mini Pro ten onrechte ingedeeld onder GS-post 9503. De Ninebot Mini Pro moet volgens de inspecteur als een ander rijwiel met hulpmotor onder GS-post 8711 worden ingedeeld.
11. Met dagtekening 30 maart 2020 heeft verweerder de in het procesverloop vermelde uitspraak op het bezwaarschrift gedaan.

Geschil

12. In geschil is de afwijzing van het verzoek om terugbetaling. De inhoudelijke achtergrond hiervan is de indeling van de door eiseres aangegeven Ninebot Mini Pro in de GN. Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat het verzoek om herziening van de aangifte, zoals aangeduid in de motivering op bezwaar, niet moet worden gezien als een apart verzoek tot het nemen van een besluit, maar als een nadere motivering van het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om terugbetaling. De rechtbank sluit zich daarbij aan, omdat bij een verzoek om terugbetaling de indeling in de GN ook een reden voor terugbetaling kan zijn.
13. Eiseres verdedigt indeling onder GN-onderverdeling 9503 0010. Zij stelt daartoe onder meer dat volgens de bewoordingen van de GN-post 9503 de functie ‘vermaak’ het beslissende criterium voor de indeling onder de post is.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de beschikking op het verzoek om teruggaaf en tot terugbetaling van € 43.084,32 (zijnde de oorspronkelijk verschuldigde douanerechten van € 21.487,92 en € 32.231,88 minus de door verweerder toegekende vermindering van € 4.254,18 en € 6.381,30). Eiseres verzoekt verweerder te veroordelen in de proceskosten.
14. Verweerder houdt vast aan de in de aangifte vermelde GN-onderverdeling 8711 9010. Verweerder meent dat de Ninebot Mini Pro niet met toepassing van indelingsregel 1 onder GN-post 9503 kan worden ingedeeld en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Relevante regelgeving

16. GN-post 8711 luidde ten tijde van de invoer, voor zover van belang, als volgt:
“8711 motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens;
8711 …. - met motor met op- en neergaande zuigers, (…)
8711 90 - andere”
17. Aantekening 1 op afdeling XVII luidde ten tijde van invoer als volgt:

“Deze afdeling omvat niet de artikelen bedoeld bij de posten 9503 en 9508 en evenmin priksleden, bobsleden, tobogans en dergelijke (post 9506).”

18. De Engelse toelichting van de Internationale Douaneraad (IDR) op GS-post 8711 luidde ten tijde van invoer, voor zover van belang, als volgt:

“This heading covers a group of two‑wheeled motorised vehicles which are essentially designed for carrying persons.

In addition to motorcycles of the conventional type, the heading includes motor‑scooters, characterised by their small wheels and by a horizontal platform which joins the front and rear portions of the vehicle; mopeds, equipped with both a built‑in engine and a pedal system; and cycles fitted with an auxiliary motor.
This heading also covers two-wheeled, electrically-powered transportation devices, designed for carrying a single person, for use within low speed areas such as pavements (sidewalks), paths, and bicycle lanes. Their technology allows the rider to stand upright while a system composed of gyroscope sensors and multiple onboard microprocessors maintains both the device’s and rider’s balance on two independent, non-tandem wheels.”
19. De onderverdeling van GN-post 9503 luidde ten tijde van invoer, voor zover van belang, als volgt:
“9503 00 driewielers, autopeds, pedaalauto’s en dergelijk speelgoed op wielen,
poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten
9503 00 10 - driewielers, autopeds, pedaalauto’s en dergelijk speelgoed op wielen;
poppenwagens.”
20. De Engelse Toelichting IDR op GS-post 9503 luidde ten tijde van invoer, voor zover van belang, als volgt:
“This heading covers :
(A) Wheeled toys.
These articles are usually designed for propulsion either by means of pedals, hand levers or other simple devices which transmit power to the wheels through a chain or rod, or, as in the case of certain scooters, by direct pressure of a person’s foot against the ground. Other types of wheeled toys may be simply drawn or pushed by another person or driven by a motor.
These toys include :
(1) (…)
(2) Two- or three-wheeled scooters designed to be ridden by children, as well as youngsters and adults, with an adjustable or non-adjustable steering column and small solid or inflatable wheels. They are sometimes equipped with a bicycle-type handle-bar, a hand brake or a foot brake on the rear wheel.
(3) (…)This group covers toys intended essentially for the amusement of persons (children or adults).”

Beoordeling door de rechtbank

21. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, r.o. 24).
22. Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie Hof van Justitie 17 maart 2005, C-467/03 (Ikegami Electronics Europe GmbH), r.o. 23).
23. De wettelijke verschuldigdheid van bij uitnodiging tot betaling geheven rechten kan worden betwist door binnen drie jaar te verzoeken deze terug te betalen. Voor het antwoord op de vraag of de geheven rechten wettelijk zijn verschuldigd is een redelijke verdeling van de bewijslast het uitgangspunt (zie het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3178).
24. Eiseres wil afwijken van de door haar opgegeven goederencode bij invoer. Zij heeft een verzoek om terugbetaling gedaan bijna twee jaar nadat de invoer heeft plaatsgevonden. Bij de invoer zijn de goederen niet gecontroleerd, er zijn geen monsters genomen en er is geen nader onderzoek gedaan naar de goederen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt onder deze omstandigheden een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat het op de weg van eiseres ligt de door haar voorgestane en door verweerder betwiste indeling van de ingevoerde goederen aannemelijk te maken.
25. Eiseres heeft aangevoerd dat het gebruiksdoel en de objectieve karakteristieken van de Ninebot Mini Pro hoofdzakelijk zijn het vermaak van personen en dit betekent volgens eiseres dat de Ninebot Mini Pro naar zijn functie reeds moet worden ingedeeld onder de post ‘speelgoed’ en dus onder post 9503. Dat het product niet letterlijk wordt genoemd in de toelichting IDR onder ‘speelgoed op wielen’ is niet relevant voor de indeling, omdat de toelichting IDR geen uitputtend overzicht maar slechts voorbeelden van speelgoed geeft. Op grond van aantekening 1 op Afdeling XVII van de GN worden artikelen behorende tot GN-post 9503 niet ingedeeld in GN-post 8711. Op basis van indelingsregel 1 kan de Ninebot Mini Pro daarom niet onder GN-post 8711 worden ingedeeld, aldus eiseres.
26. De rechtbank overweegt dat de Ninebot Mini Pro 262 bij 546 mm groot is, het hoofdframe een hoogte heeft van 611-866 mm en ongeveer 12,8 kg netto weegt. Het bestaat uit een platform met in het midden een stuurstang met een kniebedieningskussen. Het platform heeft twee wielen, één aan iedere zijde. De gebruiker gaat met beide voeten op het platvorm staan en klemt de stuurstang tussen de knieën. Het product wordt aangedreven door een elektrische motor. De Ninebot Mini Pro is voorzien van spatborden, een dashboard, een oplaadbare accu en een oplaadpoort. De gebruiker bedient de Ninebot Mini Pro door middel van lichaamsbewegingen, namelijk door het gewicht te verplaatsen en met de knieën tegen de stuurstang te leunen. In de gebruiksaanwijzing wordt het product omschreven als een elektrisch balanceervoertuig met een toepassing voor mobiele apparaten.
27. De rechtbank overweegt dat aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van de Ninebot Mini Pro niet kan worden vastgesteld dat het product ‘speelgoed’ of ‘vermaak’ als inherente bestemming heeft. Uit de overgelegde gebruikershandleiding blijkt dat de Ninebot Mini Pro door de producent wordt omschreven als een balanceervoertuig. Verder zijn in de gebruikershandleiding waarschuwingen opgenomen met betrekking tot het maken van bepaalde bewegingen, terwijl die bewegingen bij uitstek een speels karakter hebben, zoals heen en weer schommelen, abrupt versnellen of vertragen en rijden over hellingen en obstakels. Daarnaast worden gebruikers gemaand geen stunts van welke aard dan ook uit te voeren. Tevens beschikt de Ninebot Mini Pro over (zelf)balancerende elementen, hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank op duidt dat het product meer is gericht op het comfort van de gebruiker tijdens het voortbewegen dan op het aanleren van nieuwe vaardigheden als spelelement.
28. De stelling van eiseres dat de Ninebot Mini Pro in speelgoedwinkels wordt verkocht, waardoor het product moet worden aangemerkt als speelgoed, volgt de rechtbank niet. Dat de Ninebot Mini Pro via de speelgoedhandel wordt aangeboden, kan als aanwijzing dienen voor de indeling. Echter, als op zichzelf staand feit is dat niet afdoende om de Ninebot Mini Pro als speelgoed aan te merken. Op pagina drie van het beroepschrift is een afbeelding opgenomen, waaruit blijkt dat de Ninebot Mini Pro aangeboden is geweest door een speelgoedwinkel. Daarbij is de volgende beschrijving gegeven:

met deze zwarte Ninebot By Segway miniPRO rij je op een geheel nieuwe manier naar je plaats van bestemming. De Ninbot by Segway miniPRO maakt je rit nog sneller en leuker.”
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze tekst dat de fabrikant bij het aanprijzen van de Ninebot Mini Pro het vervoerselement voorop stelt. Dat eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat men ook voor het plezier een rit kan maken, doet hier niet aan af. Dit is bij vele andere vervoermiddelen, zoals de fiets en de auto, ook het geval.
29. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen en de inherente bestemming van het product zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen hiervoor is overwogen niet kan leiden tot indeling onder GN-post 9503.
30. Eiseres voert verder aan dat de Ninebot Mini Pro niet bestemd en niet geschikt is om op veilige en doelmatige wijze te functioneren als transportmiddel. Het product is niet aangewezen als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 en dus niet toegelaten tot de openbare weg. Dit maakt de Ninebot Mini Pro niet bestemd en niet geschikt als transportmiddel in de zin van GN-post 8711, aldus eiseres.
31. De rechtbank volgt dit betoog niet. De nationale regelgeving van de afzonderlijke lidstaten, in dit geval Nederland, is niet bepalend voor de indeling van een goed in de GN. Voorts volgt uit de bewoordingen van en de toelichting op GN-post 8711 niet dat toelating tot de openbare weg een voorwaarde is voor de indeling onder deze post. Vervoer kan immers ook plaatsvinden op andere plaatsen dan de openbare weg, zoals (eigen) terreinen, haventerreinen en (fabrieks)hallen. De rechtbank is dus van oordeel dat, anders dan door eiseres is betoogd, dat het niet toelaten van de Ninebot Mini Pro op de openbare weg de indeling onder GN-post 8711 niet in de weg staat.
32. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder de Ninebot Mini Pro terecht heeft ingedeeld onder GN-post 8711 90.
33. De rechtbank beoordeelt de toepasselijke indeling niet alleen aan de hand van de aangevoerde gronden, maar deelt een goed zelf in. Verweerder heeft het product ingedeeld onder GN-onderverdeling 8711 90 10, die inhoudt: rijwielen met een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van niet meer dan 250 watt. Ter zitting is het nominaal continu vermogen van de Ninebot Mini Pro aan de orde geweest. In de gebruikershandleiding is een nominaal vermogen van 2x400 watt vermeld. Naar de rechtbank voorkomt is, gelet op dit wattage, indeling onder GN-onderverdeling 8711 90 90 aangewezen, omdat hieronder worden ingedeeld andere rijwielen dan rijwielen met een nominaal continu vermogen van niet meer dan 250 watt. Echter, bij GN-onderverdeling 8711 90 90 is hetzelfde tarief van toepassing als bij GN-onderverdeling 8711 90 10 (namelijk 6%). De nadere GN-onderverdeling is dus niet relevant voor het verzoek om terugbetaling en kan dus niet leiden tot een gegrond beroep.

Conclusie en gevolgen

34. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
35. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
36. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, wordt indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt als regel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond. Voor de behandeling van een bezwaar is een termijn van zes maanden redelijk en voor de behandeling van een beroep een termijn van anderhalf jaar.
37. De berechting van deze zaak is aangevangen met de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 11 maart 2019 en is geëindigd met de uitspraak van de rechtbank op 28 maart 2023. De voor de procedure in eerste aanleg in aanmerking te nemen termijn bedraagt derhalve afgerond negenenveertig maanden. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond vijfentwintig maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 2.500.
38. Van de overschrijding met afgerond vijfentwintig maanden is een periode van afgerond zeven maanden toe te rekenen aan de bezwaarfase, die is voltooid toen verweerder met dagtekening 30 maart 2020 uitspraak op bezwaar deed. Het restant van achttien maanden wordt toegerekend aan de beroepsfase. Verweerder dient daarom 7/25 deel van € 2.500 te betalen (€ 700) en de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) 18/25 deel (€ 1.800).
39. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 700 en de minister van Justitie en Veiligheid tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.800.
Proceskosten en griffierecht
40. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5 nu de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt toegekend vanwege de vergoeding van door eiseres geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, vgl. het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:660).
41. Op grond van het onder overweging 36. genoemde arrest van de Hoge Raad (r.o. 3.14.2), zal de vergoeding van dit bedrag deels moeten plaatsvinden door verweerder en deels door de minister van Justitie en Veiligheid, waarbij om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid dient te worden uitgegaan van een verdeling waarbij ieder van hen de helft betaalt. Hetzelfde heeft te gelden voor de vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiseres van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 700;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 1.800;
  • veroordeelt verweerder en de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres, ieder tot een bedrag van € 418,50, en
  • draagt verweerder en de minister van Justitie en Veiligheid op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, ieder tot een bedrag van € 177.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr. W.M.C. Schipper en mr. S.J. Richters, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.