ECLI:NL:RBNHO:2023:1705
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op kinderbijslag voor een weduwnaar met kinderen na terugkeer naar Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 23 februari 2023, is het beroep van eiser, een weduwnaar die met zijn drie kinderen vanuit Afghanistan naar Nederland is gekomen, gegrond verklaard. Eiser had in 2021 kinderbijslag aangevraagd, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had deze aanvankelijk pas vanaf het derde kwartaal van 2021 toegekend. De rechtbank heeft beoordeeld of eiser op de peildatum van 1 april 2021 als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd. Eiser stelde dat hij recht had op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2021, omdat hij toen al een duurzame band met Nederland had opgebouwd. De SVB betwistte dit, met als argument dat eiser op dat moment niet beschikte over zelfstandige woonruimte en een inkomen.
De rechtbank oordeelde dat de SVB te beperkt had gekeken naar de omstandigheden van eiser. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van ingezetenschap niet alleen afhangt van het beschikken over een eigen woning en inkomen, maar dat ook andere factoren, zoals de intentie om in Nederland te wonen en de feitelijke situatie van eiser, meegewogen moeten worden. Eiser had zijn terugkeer naar Nederland goed voorbereid en had direct na aankomst stappen ondernomen om zijn leven op te bouwen, waaronder het aanvragen van bijstand en het zoeken naar een woning.
De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat er vanaf zijn aankomst in Nederland, en zeker vanaf de peildatum, sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. Daarom vernietigde de rechtbank het besluit van de SVB en kende zij kinderbijslag toe aan eiser met terugwerkende kracht vanaf het tweede kwartaal van 2021. Tevens werd de SVB veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het griffierecht.