Overwegingen
1. [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 1] BV) – voorheen [naam 1] B.V. – is op 30 december 2013 opgericht. Grootaandeelhouder van [bedrijf 1] BV is [grootaandeelhouder] ( [grootaandeelhouder] ). Vanaf 28 september 2016 is hij ook bestuurder van [bedrijf 1] BV.
2. [bedrijf 1] BV heeft op 21 januari 2014 [bedrijf 2] B.V. ( [bedrijf 2] BV) opgericht. Vervolgens heeft [bedrijf 2] BV samen met drie andere besloten vennootschappen, op 2 juni 2014 [bedrijf 3] U.A. ( [bedrijf 3] ) opgericht.
3. Op 19 juni 2015 komen [bedrijf 3] en [bedrijf 4] S.A. de C.V. ( [bedrijf 4] SA) overeen dat [bedrijf 3] een meerderheidsbelang koopt van [bedrijf 4] SA in [bedrijf 5] S.A.P.I. de C.V. ( [bedrijf 5] ). Daarnaast ontvangt [bedrijf 3] callopties waarbij in zeven jaar een belang tot ongeveer 90% kan worden verkregen. [bedrijf 5] is een naar Mexicaans recht opgerichte entiteit die zich bezighoudt met het koppelen van consumenten aan logistieke oplossingen voor de [branche] en is de derde grootste [branchegerichte] groothandel in Mexico. Op 13 augustus 2015 is door de Mexicaanse mededingingsautoriteit, Comisión Federal de Competencia Económica (COFECE) toestemming verleend om de aandelen [bedrijf 5] te kopen.
4. Eiseres is op 7 september 2015 opgericht door [bedrijf 6] B.V. ( [bedrijf 6] BV). Enig aandeelhouder van [bedrijf 6] BV is [aandeelhouder 1] ( [aandeelhouder 1] ). Eiseres is opgericht met als doel het verstrekken van een lening aan [bedrijf 1] BV om het (indirecte) belang in [bedrijf 5] te kunnen verkrijgen (zie 3.).
5. [aandeelhouder 1] is de echtgenote van [aandeelhouder 2] . [aandeelhouder 2] is enig aandeelhouder van [bedrijf 7] S.A.P.I. de C.V. ( [bedrijf 7] ), een entiteit opgericht naar Mexicaans recht. [bedrijf 7] houdt zich bezig met logistiek, [diensten] en de levering van [branchegerichte] producten, [branchegerichte] producten en producten voor [doeleinde] aan alle [zaken] in Mexico.
6. Op 21 september 2015 hebben eiseres en [bedrijf 1] BV een leningsovereenkomst gesloten. In de leningsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat eiseres een lening van USD 53.384.000 aan [bedrijf 1] BV zal verstrekken, onder de volgende voorwaarden:
- de lening heeft een looptijd van 126 maanden met als einddatum 21 maart 2026;
- jaarlijks zal [bedrijf 1] BV in totaal 5% van de hoofdsom aflossen, waarbij de eerste aflossing op 21 september 2016 dient plaats te vinden. Op 21 maart 2026 zal het restant van 50% van de hoofdsom afgelost dienen te worden. Deze afspraken zijn vastgelegd in het betalingsschema, behorend bij de leningsovereenkomst;
- de jaarlijkse rente bedraagt 5,15%;
- wanneer een aflossing niet op de afgesproken datum wordt betaald, is [bedrijf 1] BV, naast de rente van 5,15% ook een boeterente van 10,30% verschuldigd;
- de lening is achtergesteld.
Er zijn geen zekerheden gesteld.
7. De door eiseres verstrekte lening aan [bedrijf 1] BV heeft [bedrijf 1] BV doorgestort in [bedrijf 3] , waarmee [bedrijf 3] 81% van de aankoopsom van het belang in [bedrijf 5] heeft gefinancierd.
8. Op 2 mei 2016 en op 27 mei 2016 heeft [bedrijf 1] BV twee betalingen aan eiseres verricht, beide ten bedrage van USD 235.006.
9. Naar aanleiding van de vermelding in de Panama Papers van, onder andere, [grootaandeelhouder] en zijn firma [firma] S.C., heeft de COFECE verschillende onderzoeken ingesteld naar de verwerving en financiering van de aandelen [bedrijf 5] . COFECE had aanwijzingen dat de verkrijging van de aandelen [bedrijf 5] zou kunnen leiden tot zeggenschap van [bedrijf 7] over [bedrijf 5] , waardoor sprake zou kunnen zijn van illegale marktconcentratie (kartelvorming). In juni 2016 zijn [bedrijf 3] en [grootaandeelhouder] met COFECE overeengekomen dat een vervangende financier voor eiseres zal worden gevonden.
10. Eiseres en [bedrijf 1] BV hebben op 20 juli 2017 de leningsovereenkomst gewijzigd en afgesproken dat alle betalingsverplichtingen in de periode van juni 2016 tot juni 2018 zouden worden opgeschort onder de voorwaarde dat [bedrijf 1] BV uiterlijk op 14 december 2017 een vervangende financier vindt. Indien niet daaraan zou worden voldaan moet [bedrijf 1] BV op 15 december 2017 een bedrag van USD 3.583.838,78 betalen en op 30 juni 2018 een bedrag van USD 7.414.661,83. Voor het overige zou het oorspronkelijke betalingsschema gelden. Verder is overeengekomen dat [grootaandeelhouder] persoonlijk garant staat voor de volledige terugbetaling van de lening en voor de overige betalingsverplichtingen.
11. Aangezien geen vervangende financier was gevonden, zijn [bedrijf 3] en [grootaandeelhouder] in juni 2018 met COFECE overeengekomen dat de lening die door eiseres was verstrekt volledig terugbetaald zou worden, dan wel het aandelenbelang in [bedrijf 5] zou worden verkocht, zodat alle banden tussen [bedrijf 7] en [bedrijf 5] zouden worden verbroken.
12. Op 29 januari 2019 hebben eiseres, [bedrijf 1] BV en [grootaandeelhouder] een ‘Termination Agreement’ gesloten. Daarin is overeengekomen dat de leningsovereenkomst, zoals gewijzigd per 20 juli 2017, zou worden beëindigd. Verder zijn partijen overeengekomen dat de opschortingsperiode zou worden verlengd tot 11 januari 2020, en uiterlijk op die datum de totale schuld aan eiseres door [bedrijf 1] BV zou worden terugbetaald. Wanneer [bedrijf 1] BV haar betalingsverplichtingen niet (volledig) nakomt, zal eiseres daarover een boeterente van 7% per jaar in rekening brengen vanaf 12 januari 2020. Ook is in deze overeenkomst afgesproken dat [grootaandeelhouder] persoonlijk garant staat voor de volledige terugbetaling van de lening en voor de overige betalingsverplichtingen.
13. Aangezien de afspraken door [bedrijf 3] en [grootaandeelhouder] niet werden nagekomen heeft de COFECE in 2020 boetes opgelegd. [aandeelhouder 1] , [bedrijf 6] BV en eiseres zijn door COFECE niet schuldig bevonden, waardoor er geen boetes aan hen zijn opgelegd.
14. Omdat [bedrijf 1] BV (tot op heden) niet heeft voldaan aan de afspraken, zoals overeengekomen in de overeenkomst van 29 januari 2019, heeft eiseres (laatstelijk) op 28 januari 2020 aan [bedrijf 1] BV en [grootaandeelhouder] (als borgsteller) verzocht om betaling. Aangezien betaling nog altijd uitbleef heeft eiseres op 10 maart 2020 beslag gelegd op de aandelen [bedrijf 1] BV. Aangezien het vanuit Mexicaans mededingingsrechtelijk oogpunt voor eiseres nooit mogelijk zou zijn voor eiseres om (in)direct aandeelhouder van [bedrijf 5] te worden, en dit het belangrijkste (en bijna enige) bezit was van [bedrijf 1] BV heeft eiseres dit beslag moeten intrekken.
Aanslagregeling 2015-2016
15. Op 13 september 2017 heeft eiseres de aangifte Vpb ingediend, waarin een belastbare winst van -/- USD 948.099 is aangegeven. Omdat eiseres de rentebetalingen van [bedrijf 1] BV niet heeft ontvangen, heeft zij in haar aangifte een voorziening gecreëerd ten bedrage van USD 3.469.667.
16. Met dagtekening 22 januari 2019 heeft verweerder eiseres laten weten voornemens te zijn om bij de vaststelling van de aanslag Vpb 2015-2016 van de aangifte af te wijken. Verweerder heeft daarbij het standpunt ingenomen dat 1) de rente niet afgewaardeerd kan worden, 2) de door [bedrijf 1] BV verrichte betalingen geen aflossing betroffen, maar rentebetalingen en 3) de boeterente, ondanks dat zij hier niet bij [bedrijf 1] BV om heeft verzocht of deze heeft ontvangen, had moeten zijn opgenomen in de aangifte. Daarom heeft verweerder de belastbare winst als volgt berekend:
Belastbare winst volgende de aangifte: USD (948.099)
Bij: correctie 1 rentelast (afwaardering) USD 3.469.666
Bij: correctie 2 rentebaten USD 62.390
Bij: correctie 3 boeterente
USD 1.481.554
Belastbare winst na correctie: USD 4.065.512
17. Verweerder heeft, onder andere, over de gevormde voorziening, meermaals vragenbrieven aan eiseres verzonden, waarop eiseres telkens heeft gereageerd. In haar reactie van 2 april 2019 heeft eiseres het volgende, voor zover van belang, aan verweerder geschreven:
“Ter voorkoming van verwarring merken wij op dat [eiseres] niet de intentie heeft om de Lening volledig af t waarderen. Op dit moment is de verwachting dat (in ieder geval een substantieel deel van) de Lening en de aangegroeide rente zal worden (terug)betaald aan het einde van dit jaar of het begin van volgend jaar. Het vormen van een voorziening voor de aangegroeide rente zal dus enkel zorgen voor een tijdelijk uitstel van belasting (en geen afstel).”
18. Verweerder heeft op 13 juli 2019 de aanslag Vpb 2015-2016 aan eiseres opgelegd. Hij is daarbij conform zijn voornemen afgeweken van de aangifte.
19. Op 14 augustus 2019 heeft eiseres de aangifte Vpb ingediend, waarin een belastbare wint van -/- USD 40.269 is aangegeven. Omdat [bedrijf 1] BV ook gedurende 2017 nog altijd niet in staat bleek de rentebetalingen aan eiseres te betalen, heeft eiseres in haar aangifte aan de eerder gevormde voorziening de rentevordering toegevoegd. Hierdoor bedraagt de voorziening USD 6.194.736.
20. Met dagtekening 26 maart 2021 heeft verweerder eiseres laten weten voornemens te zijn om bij de vaststelling van de aanslag Vpb 2017 van de aangifte af te wijken op dezelfde gronden als voor het voorgaande jaar. Daarom heeft verweerder de belastbare winst als volgt berekend:
Belastbare winst volgende de aangifte: USD (40.269)
Bij: correctie 1 dotatie voorziening USD 2.725.070
Bij: correctie 2 rentebaten USD 24.205
Bij: correctie 3 boeterente USD 2.749.276
Bij: correctie 4 rente over schuldig gebleven rente 2016
USD 258.201
Belastbare winst na correctie: USD 5.716.483
21. Verweerder heeft op 10 april 2021 de aanslag Vpb 2017 aan eiseres opgelegd. Hij is daarbij conform zijn voornemen afgeweken van de aangifte.
22. Op 30 april 2020 heeft eiseres de aangifte Vpb ingediend, waarin een belastbare wint van -/- USD 340.421 is aangegeven. Omdat [bedrijf 1] BV ook gedurende 2018 nog altijd niet in staat bleek de rentebetalingen aan eiseres te betalen, heeft zij in haar aangifte aan de eerder gevormde voorziening de rentevordering toegevoegd. Hierdoor bedraagt de voorziening USD 8.919.806.
23. Met dagtekening 26 maart 2021 heeft verweerder eiseres laten weten voornemens te zijn om bij de vaststelling van de aanslag Vpb 2018 van de aangifte af te wijken op dezelfde gronden als voor het voorgaande jaar. Daarom heeft verweerder de belastbare winst als volgt berekend:
Belastbare winst volgende de aangifte: USD (340.421)
Bij: correctie 1 dotatie voorziening USD 2.725.070
Bij: correctie 2 rentebaten USD 24.205
Bij: correctie 3 boeterente USD 2.749.276
Bij: correctie 4 rente over schuldig gebleven rente 2016 en 2017
USD 554.674
Belastbare winst na correctie: USD 5.712.804
24. Verweerder heeft op 10 april 2021 de aanslag Vpb 2018 aan eiseres opgelegd. Hij is daarbij conform zijn voornemen afgeweken van de aangifte.