Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 22 september 2022 van [eiser], met producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde], met producties,
- het tussenvonnis van 8 maart 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- de mondelinge behandeling van 9 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
3.De feiten
In aanmerking nemende dat:
schuldenaar wegens ter leen ontvangen gelden hoofdelijk verschuldigd is aan schuldeiser in totaal (per de datum van ondertekening van deze overeenkomst bedraagt) een som van € 230.000, zegge tweehonderd dertigduizend euro;
partijen het wenselijk vinden om de voorwaarden en condities waaronder de lening is verstrekt schriftelijk vast te leggen;(…)
4.Het geschil
5.De beoordeling
rb: de onder 3.2 genoemde onderneming WPL]. De twee medewerkers wilden salaris ontvangen en [gedaagde] wilde graag een management fee. Daar was nog geen geld voor in de BV. [betrokkene 1] heeft toen tegen [gedaagde] gezegd dat hij de kosten voor het kantoor, de auto’s en de telefoons wel wilde betalen, maar niet wilde opdraaien voor de salarissen en de management fee. [gedaagde] en [betrokkene 1] hebben toen afgesproken dat [gedaagde] de salarissen van zijn zoon en de andere medewerker en zijn eigen management fee voor zijn rekening zou nemen en dat [betrokkene 1] die bedragen vanuit [eiser] zou voorschieten, met de afspraak dat [gedaagde] die zou terugbetalen middels een korting op de toekomstige dividenduitkering of zou terugbetalen als er geen dividenduitkering zou plaatsvinden. Nog voordat WPL goed en wel inkomsten had gegenereerd, is [gedaagde] vertrokken naar SSK om opnieuw te beginnen, waardoor WPL niet meer levensvatbaar was. Het bedrag in de geldleningsovereenkomst ziet op die voorgeschoten salarissen die [gedaagde] voor zijn rekening zou nemen en zou terugbetalen.
[gedaagde] ik wordt het zat. Duurt allemaal te lang we gaan afspraken maken over de aflossing. Ik meld me van de week ok het eea te regelen” (zie 3.8) als voldoende duidelijke waarschuwing aan [gedaagde] is aan te merken en te kwalificeren is als een aanmaning met daarin een ondubbelzinnig voorbehoud tot nakoming. In dit bericht (mede bezien in het licht van de andere Whatsapp-berichten) maakt [betrokkene 1] duidelijk aanspraak te maken op terugbetaling van het geleende bedrag. Uit de reactie van [gedaagde] (zie 3.8) is op te maken dat hij weet waar het over gaat en hij schrijft dat hij zich aan de afspraak zal houden. [gedaagde] had er zodoende rekening mee moeten houden dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, gegevens en bewijsmateriaal moest bewaren om zich tegen een eventuele vordering van [eiser] te kunnen verweren. In ieder geval is met het Whatsapp-bericht van 19 april 2019 de verjaring tijdig gestuit, aangezien deze mededeling volgde op de stuitingsbrief van 12 januari 2017 van [eiser]. [gedaagde] is per brief van 15 februari 2022 opnieuw gesommeerd tot betaling, welke stuiting niet door [gedaagde] is betwist. Deze termijnen vallen allemaal binnen de toepasselijke verjaringstermijn van vijf jaar.
.[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 2.914,80 aan incassokosten is niet hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal dit dan ook toewijzen.
5.290,00( 2 punten× tarief € 2.645,00)