ECLI:NL:RBNHO:2023:12802

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
10627363 \ AO VERZ 23-46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak verzoekt Stichting De Zorgcirkel om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die als Verzorgende IG werkzaam was. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat [verweerder] zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen door onrechtmatig gebruik te maken van de bankpas van een bewoner. De Zorgcirkel heeft vastgesteld dat [verweerder] pintransacties heeft uitgevoerd met de bankpas van de bewoner, wat heeft geleid tot een schade van meer dan € 3.600,00. De kantonrechter oordeelt dat dit gedrag niet alleen verwijtbaar is, maar ook ernstig verwijtbaar, waardoor [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 22 november 2023, zonder opzegtermijn. Daarnaast wordt [verweerder] veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan De Zorgcirkel, omdat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter wijst het verzoek van [verweerder] om een transitievergoeding af, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van haar ernstig verwijtbare handelen. De proceskosten komen voor rekening van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10627363 \ AO VERZ 23-46
Uitspraakdatum: 22 november 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting De Zorgcirkel
gevestigd in Purmerend
verzoekende partij
verder te noemen: De Zorgcirkel
gemachtigde: mr. A. Busse
tegen
[bewindvoerder]te [plaats 2], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[verweerder], die woont in [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: de bewindvoerder en [verweerder]
gemachtigde: mr. S.L. Haasdijk.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst dat verzoek toe, omdat de werknemer zich verwijtbaar heeft gedragen. De kantonrechter oordeelt dat dit gedrag niet alleen verwijtbaar is, maar ook ernstig verwijtbaar, zodat de werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding.

1.Het procesverloop

1.1.
De Zorgcirkel heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 25 oktober 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De Zorgcirkel en [verweerder] hebben ook spreekaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben De Zorgcirkel en [verweerder] met brieven van 19, 20 en 25 oktober 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De Zorgcirkel is een organisatie die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van wonen en zorg, voornamelijk aan ouderen. Eén van de zorglocaties van De Zorgcirkel is de locatie [adres] (hierna: locatie [adres]). Op de locatie [adres] wonen cliënten met dementie in kleine groepen in een huiselijke omgeving.
2.2.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is sinds 29 januari 2018 in dienst bij De Zorgcirkel in de functie van leerling Verzorgende IG. Met ingang van 27 september 2021 is [verweerder] werkzaam als Verzorgende IG met een salaris van € 1.879,28 bruto per maand. [verweerder] verricht haar werk op de locatie [adres].
2.3.
Op 22 oktober 2022 is door een medewerker van De Zorgcirkel in een gang van de loca-tie [adres] een portemonnee gevonden van één van de bewoners (hierna: de bewoner). In deze portemonnee zat in ieder geval € 85,00 aan briefgeld, een ING bankpas (hierna: de bankpas), een rijbewijs en een handgeschreven briefje met daarop de bijbehorende pincode van de bankpas. De portemonnee is uit veiligheidsoverwegingen in een zogenoemde ‘opiatenkluis’ gelegd.
2.5.
Op 28 oktober 2022 is de portemonnee met daarin € 20,00 aan briefgeld teruggegeven aan de (familie van de) bewoner. Het restant van het briefgeld en de pinpas zijn in een envelop teruggeplaatst in de kluis.
2.6.
Op 2 november 2022 heeft De Zorgcirkel vastgesteld dat de bankpas en € 60,00 uit de envelop was verdwenen.
2.7.
De dochter van de bewoner heeft aan De Zorgcirkel medegedeeld dat er vanaf 31 oktober tot en met 4 november 2022 verschillende pintransacties en betalingen hebben plaatsgevonden met de pas van de bewoner, en dat die transacties niet zijn gedaan door (de familie van) de bewoner. Later is gebleken dat het gaat om betalingen van meer dan € 3.600,00.
2.8.
Op 1 november 2022 om 15.52 uur is met de bankpas een betaling gedaan bij tankstation ‘[plaats 1].
2.9.
Op 14 november 2022 heeft de zoon van de bewoner bij de politie aangifte van diefstal gedaan. Op 18 november 2022 heeft ook [naam] (hierna: [naam]), zorgmanager bij De Zorgcirkel, aangifte van diefstal gedaan bij de politie.
2.10.
Op 16 februari 2023 is [verweerder] op non-actief gesteld.
2.11.
In een proces-verbaal van 6 juni 2023 staat dat een brigadier van politie op 23 februari 2023 onderzoek heeft gedaan bij tankstation ‘[plaats 1] en daar heeft vastgesteld dat van eerdergenoemde betaling met de bankpas op 1 november 2022 videobeelden zijn gemaakt. Daarop is te zien dat een vrouw aan de kassa afrekent. Van die videobeelden is een aantal foto’s (screenshots) gemaakt, waarop de vrouw te zien is.
2.12.
In een proces-verbaal van 25 april 2023 is weergegeven dat de hiervoor genoemde screenshots op 14 maart 2023 aan [naam] zijn getoond en dat [naam] de vrouw die in beeld is heeft herkend als [verweerder].
2.13.
Op 16 maart 2023 is [verweerder] geschorst door De Zorgcirkel. In een brief van 16 maart 2023 staat dat de schorsing duurt zolang het onderzoek naar de diefstal van de bankpas loopt. In die brief staat ook:
“Gedurende de schorsing behoudt u het recht op loondoorbetaling conform CAO. (…)”
2.14.
[verweerder] heeft zich op 27 april 2023 ziekgemeld.
2.15.
[verweerder] is op 5 juni 2023 verhoord door de politie. Uit het proces-verbaal van 5 juni 2023 blijkt dat [verweerder] aanvankelijk verklaart dat de haar getoonde screenshots
“duidelijk”zijn en
“herkenbaar”, maar dat zij zich vervolgens op haar zwijgrecht beroept.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De Zorgcirkel verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst als bedoeld in artikel 7:686 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), dan wel verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsverhouding of een combinatie van omstandigheden. Verder verzoekt De Zorgcirkel veroordeling van [verweerder] tot terugbetaling van € 18.891,67 aan (netto) loon, € 3.683,91 aan schadevergoeding en € 5.227,79 aan (onderzoeks)kosten. De Zorgcirkel legt aan haar verzoek ten grondslag – kort gezegd – dat [verweerder] een bankpas van een bewoner heeft weggenomen en daarmee pintransacties en betalingen heeft verricht, wat als een ernstige wanprestatie en ernstig verwijtbaar handelen moet worden aangemerkt.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat –aangevoerd dat de door De Zorgcirkel genoemde feiten niet vaststaan en aantoonbaar onjuist zijn, en dat [verweerder] geen ernstige wanprestatie heeft geleverd en niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Verder stelt [verweerder] dat zij geen schadevergoeding aan de Zorgcirkel verschuldigd is en geen loon hoeft terug te betalen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Ook wordt verzocht om de Zorgcirkel te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke specificaties en betaling van ingehouden salaris.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is gebleken dat de goederen van [verweerder] onder bewind zijn gesteld, waarbij [bewindvoerder] tot bewindvoerder is benoemd. Een verzoek betreffende een partij wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder. Het bewind brengt weliswaar niet met zich mee dat de bewindvoerder partij is bij de arbeidsovereenkomst, maar de rechten uit de arbeidsovereenkomst zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan. De bewindvoerder moet daarom als formele procespartij worden aangemerkt. De aanhef van deze beschikking is hieraan aangepast. Dat brengt ook mee dat De Zorgcirkel nietontvankelijk zal worden verklaard in het verzoek, voor zover dat gericht is tegen [verweerder] zelf en ziet op rechten uit de arbeidsovereenkomst die zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan.
het verzoek
4.2.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.3.
De Zorgcirkel heeft primair verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst als bedoeld in artikel 7:686 BW. De kantonrechter kan in het midden laten of ontbinding op die grond gerechtvaar-digd is. De arbeidsovereenkomst wordt namelijk al ontbonden op een andere grond, zoals hierna wordt toegelicht. Er bestaat daarnaast geen belang bij ontbinding op grond van artikel 7:686 BW, omdat een ontbinding op die grond niet tot andere rechtsgevolgen leidt. Op dat laatste wordt hierna nog nader ingegaan bij de beoordeling van het verzoek van De Zorgcirkel om terugbetaling van loon.
4.4.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. [1]
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder]. [2] Daarover wordt het volgende overwogen.
4.6.
Voor ontbinding wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer is vereist dat dit handelen of nalaten van de werknemer zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet de werknemer van tevoren ook duidelijk zijn geweest wat wel of niet door de werkgever als toelaatbaar wordt gezien. [3] Bij evidente zaken als diefstal en dergelijke kan worden aangenomen dat het de werknemer zonder meer en ook van tevoren al duidelijk is dat dit niet toelaatbaar is.
4.7.
[verweerder] heeft op de zitting, daarnaar gevraagd door de kantonrechter en met voorafgaande ‘cautie’, verklaard dat zij de vrouw is die te zien is op eerdergenoemde screenshots die zijn gemaakt op 1 november 2022 bij tankstation ‘[plaats 1]. De kantonrechter neemt gelet daarop als vaststaand aan dat [verweerder] ook degene is geweest die met de bankpas van de bewoner een betaling heeft gedaan. Uit de stukken en het onderzoek door de politie blijkt immers duidelijk dat die screenshots zijn gekoppeld aan een pinbetaling met de bankpas van de bewoner. Daarmee staat ook vast dat [verweerder] onrechtmatig de beschikking heeft gehad over de pinpas van de bewoner en daarmee onrechtmatig een betaling heeft gedaan.
4.8.
Het is evident dat het onrechtmatig gebruik door [verweerder] van een bankpas van een bewoner zodanig verwijtbaar handelen is van [verweerder], dat van De Zorgcirkel in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet [verweerder] ook zonder meer en van tevoren al duidelijk zijn geweest dat dit niet toelaatbaar is. De arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden.
4.9.
[verweerder] heeft op de zitting gesteld dat zij weliswaar de vrouw is die te zien is op de screenshots, maar dat daaruit nog niet volgt dat zij op dat moment de pinpas van de bewoner heeft gebruikt. De kantonrechter vindt die verklaring van [verweerder] niet geloofwaardig. [verweerder] komt daarmee voor het eerst op de zitting en heeft niet toegelicht of onderbouwd wat zij op het moment van de screenshots dan wel heeft gekocht en betaald, en op welke manier.
4.10.
De stelling van [verweerder] dat niet vast staat dat zij de bankpas heeft gebruikt, omdat het tijdstip van de screenshots niet overeenkomt met het tijdstip van de pintransactie, wordt niet gevolgd. In eerdergenoemd proces-verbaal van de politie van 6 juni 2023 staat dat de manager van tankstation ‘[plaats 1] heeft uitgelegd dat het tijdstip van de pintransactie, 15:52 uur, niet geheel overeenkomst met het tijdstip van de screenshots, 16:20 uur, omdat de klok van de video-opnamen afwijkt en na verloop van tijd een uitloop heeft van ongeveer een half uur. Daarmee is het verschil in tijdstip voldoende verklaard. Bovendien blijkt uit de stukken en het onderzoek van de politie dat de screenshots behoren bij de betaling met de bankpas van een bedrag van € 87,39, en blijkens het bankafschrift van de rekening van de bewoner is dat bedrag betaald op 1 november 2022 om 15:52 uur.
4.11.
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 22 november 2023, zonder rekening te houden met een opzegtermijn. Daarbij is het volgende van belang.
4.12.
Het einde van de arbeidsovereenkomst kan worden bepaald op een eerder tijdstip dan het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Dat kan alleen als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. [4] Deze uitzonderingsgrond heeft een beperkte reikwijdte en moet terughoudend worden toegepast. [5] Uitsluitend in uitzonderlijke gevallen kan hiervan sprake zijn, waarin evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.
4.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. Het is niet alleen evident dat het onrechtmatig gebruik door [verweerder] van een bankpas van een bewoner verwijtbaar is, maar ook dat dit ernstig verwijtbaar is. [verweerder] heeft immers als zorgmedewerker misbruik gemaakt van een bankpas van een kwetsbare en demente bewoner, terwijl zij nu juist als taak heeft om zorg te dragen voor zo’n bewoner. Dat moet [verweerder] zwaar worden aangerekend. [verweerder] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan blijken dat dit gedrag haar niet of in mindere mate kan worden toegerekend.
4.14.
De kantonrechter merkt nog op dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder]. [6] Ook het opzegverbod tijdens ziekte van [verweerder] staat niet in de weg aan ontbinding, omdat die ontbinding geen verband houdt met de ziekte. [7]
4.15.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen, omdat uit het voorgaande al blijkt dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van De Zorgcirkel.
4.16.
Het verzoek van De Zorgcirkel om [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 3.683,91 aan schadevergoeding wordt toegewezen, net als de gevorderde wettelijke rente. De Zorgcirkel heeft voldoende aangetoond dat zij dit bedrag heeft vergoed aan de familie van de bewoner en dat met de bankpas van de bewoner een bedrag van € 3.683,91 aan onrechtmatige betalingen is gedaan. Hiervoor is als vaststaand aangenomen dat [verweerder] met de bankpas onrechtmatig een betaling heeft gedaan op 1 november 2022 bij tankstation ‘[plaats 1] voor een bedrag van € 87,39. Daaruit volgt dat [verweerder] gedurende enige tijd de beschikking heeft gehad over die bankpas. Het had daarom op de weg gelegen van [verweerder] om voldoende aan te tonen dat de andere onrechtmatige betalingen met de bankpas niet door haar (kunnen) zijn gedaan. Dat heeft [verweerder] nagelaten en dat komt voor haar rekening en risico. Daarom moet worden aangenomen dat zij ook verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de andere betalingen. Die aansprakelijkheid kan in dit geval worden gebaseerd op zowel artikel 7:611 BW als artikel 6:162 BW. [verweerder] heeft immers gehandeld in strijd met haar verplichtingen als goed werknemer en onrechtmatig gehandeld. Het beroep van [verweerder] op artikel 7:661 BW gaat niet op, omdat het hier niet gaat om schade toegebracht aan De Zorgcirkel in de uitvoering van de overeenkomst en de werkzaamheden.
4.17.
In het verlengde daarvan moet [verweerder] ook worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde onderzoekskosten en de wettelijke rente. [verweerder] is daarvoor op eenzelfde grondslag aansprakelijk, in verbinding met artikel 6:96 lid 2, onderdeel b, BW. De kantonrechter ziet aanleiding om die kosten te bepalen op de helft van het gevorderde bedrag, dus op een bedrag van € 2.613,89. Daarbij is van belang dat De Zorgcirkel enerzijds wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat onderzoekskosten zijn gemaakt, maar dat anderzijds een deel van die kosten (te) beperkt is onderbouwd. Met name ontbreekt ten aanzien van de gestelde advocaatkosten een concrete beschrijving van de verrichte werkzaamheden.
4.18.
Hierna wordt geoordeeld dat De Zorgcirkel de schadevergoeding van € 3.683,91 en
€ 2.613,89 mocht verrekenen met de loonbetaling. Dat betekent ook dat de kantonrechter zal bepalen dat op de schadevergoeding waartoe [verweerder] wordt veroordeeld, in mindering moet komen wat door middel van verrekening al is betaald.
4.19.
Het verzoek van De Zorgcirkel om [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling van loon over de periode van november 2022 tot en met september 2023 wordt afgewezen, om de volgende reden.
4.20.
[verweerder] heeft tot 16 februari 2023 feitelijk gewerkt en haar reguliere werkzaamheden ‘gewoon’ uitgevoerd. Gelet daarop bestaat er in ieder geval aanspraak op loon over die periode.
4.21.
[verweerder] is op 16 februari 2023 op non-actief gesteld en op 16 maart 2023 geschorst. Uit rechtspraak volgt dat een schorsing of een op non-actiefstelling een oorzaak is die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen, ook indien de werknemer aanleiding heeft gegeven tot de maatregel of zich verwijtbaar heeft gedragen. [8] Uit die rechtspraak blijkt ook dat van dit uitgangspunt kan worden afgeweken op grond van een schriftelijke overeenkomst of in het kader van een (in hoger beroep alsnog terecht geoordeeld) ontslag op staande voet.
4.22.
In dit geval is geen sprake van een schriftelijke overeenkomst waaruit volgt dat een werknemer het recht op loon verliest bij een schorsing of een non-actiefstelling. In tegendeel, zoals ook door De Zorgcirkel aan [verweerder] is meegedeeld in de brief van 16 maart 2023 behoudt [verweerder] gedurende een schorsing of non-actiefstelling het recht op loondoorbetaling conform de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst. Van een ontslag op staande voet is geen sprake.
4.23.
Er is dus ook geen grond(slag) om te oordelen dat [verweerder] haar recht op loon over de periode van 16 februari 2023 tot en met september 2023 heeft verloren.
4.24.
De Zorgcirkel heeft toegelicht dat zij vanwege haar verzoek om terugbetaling van loon belang heeft bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW, omdat ontbinding op die grond ertoe leidt dat partijen verplicht worden tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. [9] Daarvan uitgaande is [verweerder] volgens De Zorgcirkel verplicht om het loon terug te betalen vanaf het moment van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst dan wel het moment waarop [verweerder] een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet. De Zorgcirkel heeft in dat kader nog toegelicht dat zij op verzoek van de politie enige tijd geen informatie heeft gedeeld over het politieonderzoek met [verweerder], en dat De Zorgcirkel haar (civiele) belang om [verweerder] zo spoedig mogelijk op staande voet te ontslaan, heeft laten gaan voor het (maatschappelijk) belang om het strafonderzoek te voltooien.
4.25.
De kantonrechter volgt De Zorgcirkel niet in haar stellingname. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW kan er niet toe leiden dat [verweerder] haar aanspraak op loon verliest over de periode tot 16 februari 2023, waarin zij feitelijk gewerkt heeft en haar reguliere werkzaamheden ‘gewoon’ heeft uitgevoerd. Er is immers geen sprake van prestaties die ongedaan gemaakt kunnen of moeten worden. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW kan ook niet afdoen aan de hiervoor genoemde rechtspraak dat een schorsing of een op non-actiefstelling een oorzaak is die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. Daarvoor is in die rechtspraak geen aanknopingspunt te vinden. Dat De Zorgcirkel in het belang van het politieonderzoek ervan heeft afgezien om al eerder over te gaan tot een ontslag op staande voet, valt vanuit het door haar genoemde maatschappelijk belang te begrijpen. Maar daaruit volgt nog niet dat de gevolgen van deze keuze voor rekening en risico van [verweerder] moeten komen. Er is ook niet gesteld dat een ontslag op staande voet feitelijk of juridisch onmogelijk was geweest.
4.26.
De verzochte verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat de kantonrechter niet is gebleken dat De Zorgcirkel daarbij een afzonderlijk of voldoende belang heeft.
4.27.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder], omdat zij overwegend ongelijk krijgt en er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder]. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van De Zorgcirkel worden vastgesteld op € 793,00. De kantonrechter zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden, omdat die veroordeling voor de nakosten al een executoriale titel oplevert. [10]
het tegenverzoek
4.28.
Het verzoek van [verweerder] om De Zorgcirkel te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt afgewezen. Een werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. [11] Daarvan is hier sprake, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit volgt dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [12]
4.29.
Het verzoek van [verweerder] om De Zorgcirkel te veroordelen tot betaling van bedragen aan netto loon die zijn ingehouden op de salarisbetaling vanaf 1 mei 2023 wordt afgewezen. Uit de stukken en de toelichting van De Zorgcirkel blijkt dat vanaf 1 mei 2023 maandelijks een bedrag is ingehouden op de salarisbetaling ter verrekening met de schadevergoeding waarop De Zorgcirkel aanspraak heeft. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat De Zorgcirkel aanspraak heeft op schadevergoeding jegens [verweerder] van € 3.683,91 en € 2.613,89. De Zorgcirkel mocht daarom vanaf 1 mei 2023 die schadevergoeding verrekenen met de loonbetaling. [13] Er is niet gesteld en ook niet gebleken dat De Zorgcirkel daarbij in strijd heeft gehandeld met de wettelijke regels voor verrekening van schadevergoeding met loon. [14]
4.30.
De proceskosten komen ook hier voor rekening van [verweerder], omdat zij ongelijk krijgt. Die kosten worden vastgesteld op nihil, omdat niet is gebleken van afzonderlijke kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
verklaart De Zorgcirkel niet-ontvankelijk in het verzoek, voor zover het verzoek gericht is tegen [verweerder] zelf en ziet op rechten uit de arbeidsovereenkomst die zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan;
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen De Zorgcirkel en [verweerder] met ingang van 22 november 2023;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan De Zorgcirkel tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 3.683,91 aan schadevergoeding, waarop in mindering moet komen wat door middel van verrekening al is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan De Zorgcirkel tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 2.613,89 aan schadevergoeding (onderzoekskosten), waarop in mindering moet komen wat door middel van verrekening al is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Zorgcirkel tot en met vandaag vaststelt op € 1.384,00 aan griffierecht en
€ 793,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.6.
wijst het verzoek voor het overige af;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
het tegenverzoek
5.8.
wijst het verzoek af;
5.9.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Zorgcirkel tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 BW.
2.Artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 mei 2021, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2021:781 (
4.Artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW.
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2019, te vinden op www. rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2019:203 (
6.Artikel 7:669 lid 1 BW.
7.Artikel 7:671b lid 6 BW.
8.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 maart 2003, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2003:AF3057 (
9.Artikel 6:271 BW.
10.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2022:853
11.Artikel 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW.
12.Artikel 7:673 lid 8 BW.
13.Artikel 7:632 lid 1, onderdeel a, BW.
14.Artikel 7:632 lid 2 BW.