ECLI:NL:RBNHO:2023:11140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/15/333681 / HA ZA 22-673
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming en schadevergoeding uit koopovereenkomst van gereviseerde balenpers

In deze zaak heeft BessTrade B.V. een gereviseerde balenpers gekocht van OMC-Machineonderhoud B.V. Na de levering zijn er problemen ontstaan met de pers, waardoor BessTrade vorderingen heeft ingesteld tot nakoming en schadevergoeding. BessTrade stelt dat de balenpers niet voldoet aan de overeenkomst en weigert de kosten die OMC in rekening heeft gebracht voor herstelwerkzaamheden te betalen. OMC heeft BessTrade meerdere facturen gestuurd voor deze werkzaamheden, maar BessTrade beroept zich op non-conformiteit en opschorting van haar betalingsverplichting. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van BessTrade tot nakoming en schadevergoeding zijn verjaard, omdat de dagvaarding niet binnen de verjaringstermijn is uitgebracht. Dit leidt ertoe dat ook de verweren van BessTrade tegen de door OMC gevorderde betaling van openstaande facturen niet kunnen slagen. BessTrade wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen aan OMC.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/333681 / HA ZA 22-673
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
BESSTRADE B.V.,
te Lelystad,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BessTrade,
advocaat: mr. D.P. Schildknecht te Groningen,
tegen
OMC-MACHINEONDERHOUD B.V.,
te De Rijp, gemeente Alkmaar,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: OMC,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn (NH).
De zaak in het kort
BessTrade heeft een gereviseerde balenpers gekocht en geleverd gekregen van OMC.
Na ingebruikneming zijn er problemen ontstaan met de pers. OMC is meermalen langs geweest om de problemen te verhelpen en materialen te leveren. BessTrade weigert de kosten die OMC daarvoor in rekening heeft gebracht te betalen. BessTrade stelt dat de afgeleverde balenpers niet aan de overeenkomst beantwoordt, zodat zij als koper herstel en vergoeding voor de geleden schade kan eisen. De door OMC gemaakte herstelkosten kunnen volgens BessTrade niet aan haar in rekening worden gebracht. Verder beroept BessTrade zich op opschorting van haar betalingsverplichting totdat OMC een conforme balenpers levert. De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de vorderingen van BessTrade tot nakoming en schadevergoeding zijn verjaard. Dit leidt ertoe dat ook de verweren van BessTrade tegen de door OMC gevorderde betaling van negen openstaande facturen niet kunnen slagen. BessTrade dient deze facturen van OMC te voldoen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 november 2022;
- de akte overlegging producties benoemd in de dagvaarding met producties 1-24;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie met producties 1-10;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties met producties 25-33;
- het tussenvonnis van 22 maart 2023, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
- het rolbericht van 4 september 2023 met producties 34 en 35 van de zijde van BessTrade.
1.2.
Op 29 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting is verschenen [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ), (indirect) bestuurder van BessTrade, vergezeld door mr. D.P. Schildknecht en [technical consultant] , technical consultant. Daarnaast is verschenen [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ), (indirect) bestuurder van OMC, vergezeld door mr. P.F. Keuchenius en mr. G.J. Stokreef.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Schildknecht en Keuchenius hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat op 8 november 2023 vonnis zal volgen.

2.De feiten

2.1.
BessTrade drijft een onderneming die zich specialiseert in het recyclen van PVC.
2.2.
OMC is gespecialiseerd in reparatie en onderhoud van machines, speciaal voor de recyclingindustrie.
2.3.
OMC heeft in 2016 een gebruikte balenpers uit 1994 van het merk Bollengraaf, type BHC-110 (hierna: de balenpers), gereviseerd en in 2019 ter verkoop aangeboden op een website voor gebruikte recyclingmachines. BessTrade heeft naar aanleiding van deze aanbieding met OMC contact opgenomen. Op uitnodiging van [bestuurder 1] heeft [bestuurder 2] voor OMC een bezoek gebracht aan het (nog lege) pand van BessTrade in Lelystad. Daar is onder meer, aan de hand van een folder van BessTrade, gesproken over de wens van BessTrade om PVC afsnijsels in de balenpers te verwerken.
2.4.
OMC heeft vervolgens een aankoopbevestiging/offerte aan BessTrade toegezonden voor het leveren, transporteren en in bedrijf stellen van de balenpers inclusief Wagensveld opvoerband, trechter met verdeler en draadbakken. De totale prijs bedroeg € 92.500,00. [bestuurder 1] heeft deze aankoopbevestiging/offerte namens BessTrade voor akkoord ondertekend (hierna: de koopovereenkomst).
2.5.
Op 8 en 9 juli 2019 heeft OMC de balenpers aan BessTrade geleverd en geïnstalleerd.
2.6.
Begin september 2019 is de balenpers in bedrijf gesteld. OMC heeft BessTrade een handleiding verstrekt en uitleg over de balenpers gegeven. Kort daarna ontstonden er storingen aan de pers. OMC is gedurende de periode van 18 september 2019 – 22 november 2019 verschillende keren opgeroepen om deze storingen te verhelpen en materialen, zoals nieuwe naalden, te leveren. OMC heeft BessTrade hiervoor facturen toegezonden.
2.7.
Bij brief van 18 december 2019 heeft de toenmalige advocaat van BessTrade OMC bericht dat BessTrade schade lijdt als gevolg van het niet goed functioneren van de balenpers. Om uit de impasse te komen of de pers wel of niet geschikt is heeft hij namens BessTrade twee opties voorgesteld: door een onafhankelijk deskundige de balenpers te laten onderzoeken en de kosten van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden te vergoeden aan BessTrade of in te stemmen met ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom.
2.8.
Bij brief van 24 mei 2020 heeft de toenmalige advocaat van BessTrade OMC laten weten dat de balenpers, ondanks reparaties van OMC, nog steeds niet naar behoren werkt. Hij heeft nogmaals de eerder genoemde opties voorgesteld. Daarbij heeft hij bericht dat BessTrade zich het recht voorbehoudt alle geleden en te lijden schade op OMC te verhalen.
2.9.
De toenmalige gemachtigde van OMC, mr. G.J. Stokreef, heeft daarop gereageerd bij brief van 5 juni 2020. In deze brief staat onder meer dat de balenpers is afgeleverd conform de overeenkomst en dat de ervaren problemen worden veroorzaakt door foutief gebruik door BessTrade en door het in de wind slaan van adviezen van OMC door BessTrade. Mr. Stokreef heeft de toenmalige advocaat van BessTrade verzocht om betaling door BessTrade van de openstaande rekeningen van in totaal € 19.570,00.
2.10.
Op 1 juli 2020 heeft BessTrade een verzoekschrift om een voorlopig deskundigenbericht bij deze rechtbank ingediend. Bij beschikking van 8 oktober 2020 heeft deze rechtbank een voorlopig deskundigenbericht bevolen en S.J. Krijgsman (hierna: Krijgsman), senior expert verbonden aan Arntz|van Helden, tot deskundige benoemd.
2.11.
Krijgsman heeft zijn bevindingen in een rapport van 30 juli 2021 neergelegd. Krijgsman heeft onder meer geoordeeld dat de balenpers in zijn algemeenheid geschikt is voor het persen van materialen, waaronder kunststof.
2.12.
Bij brief van 22 november 2021 heeft mr. Stokreef namens OMC BessTrade bericht dat hij na ontvangst van het deskundigenbericht niets meer heeft vernomen van BessTrade. Mr. Stokreef heeft BessTrade gewezen op nog openstaande facturen van OMC en haar verzocht aan te geven of zij nog voornemens is de zaak ter zitting te brengen of te royeren. Bij e-mail van 30 december 2021 heeft mr. Stokreef BessTrade (nogmaals) verzocht te reageren.
2.13.
Bij e-mail van 17 januari 2022 heeft de advocaat van BessTrade als volgt geantwoord:
“Cliënte kan zich niet verenigen met de inhoud van het deskundigenrapport – zoals ook blijkt uit het commentaar van cliënte op het deskundigenrapport. Cliënte zal inderdaad een procedure aanhangig maken. De dagvaarding is nagenoeg gereed en zal spoedig worden uitgebracht.”
2.14.
Bij e-mail van 28 april 2022 heeft mr. Stokreef BessTrade gesommeerd uiterlijk 15 mei 2022 het openstaande bedrag van € 19.570,83 aan OMC te voldoen. BessTrade heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
2.15.
Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft de advocaat van BessTrade OMC (via mr. Stokreef) het volgende bericht:
“(..) Ik wil nogmaals benadrukken dat cliënte simpelweg van mening is dat de machine niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. (..) Ik zeg u toe dat ik tracht in de komende twee weken de dagvaarding uit te brengen.”
2.16.
Bij e-mail van 29 juli 2022 heeft de advocaat van BessTrade OMC (via mr. Stokreef) laten weten dat de dagvaarding in de afrondende fase zit.
2.17.
Op 1 november 2022 heeft BessTrade de dagvaarding uitgebracht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
BessTrade vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de balenpers niet beantwoordt aan de tussen BessTrade en OMC gesloten overeenkomst, althans dat OMC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen ten aanzien van de verkoop en levering van de balenpers;
II. OMC veroordeelt, voor eigen rekening en risico, de balenpers te herstellen op een dusdanige wijze dat deze beantwoordt aan de overeenkomst binnen één maand na betekening van het vonnis;
III. de veroordeling onder II uitspreekt op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat niet, of niet volledig, daaraan is voldaan, met een maximum van € 100.000,00;
IV. OMC veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 109.344,90, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan BessTrade:
V. OMC veroordeelt tot betaling van de nakosten, en
VI. OMC veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
BessTrade legt aan de vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag.
3.2.1.
OMC heeft een gebrekkige balenpers geleverd, althans een balenpers die niet beantwoordt aan de overeenkomst. [1] De balenpers is namelijk in zijn huidige vorm niet geschikt om kunststoffen/PVC afsnijsels te persen, terwijl BessTrade de machine daarvoor wel heeft gekocht en deze werking mocht verwachten.
3.2.2.
OMC is ook schadeplichtig jegens BessTrade. [2] De schade bestaat uit de kosten voor vervangende PVC-verwerking bij een derde partij. Over de jaren 2020, 2021 en 2022 bedraagt deze schade in totaal € 109.344,90.
3.3.
OMC vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen en dat BessTrade in de kosten van het geding moet worden veroordeeld.
3.3.1.
OMC voert daartoe allereerst aan dat de vorderingen stranden op verjaring. De dagvaarding is niet binnen de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW uitgebracht. De eerste klachten van BessTrade, inhoudende dat de balenpers ongeschikt zou zijn voor verwerking van kunststoffen en daarmee niet zou beantwoorden aan de overeenkomst, dateren van 18 november 2019. Een op die klachten gebaseerde rechtsvordering had uiterlijk 18 november 2021 moeten worden ingesteld. Dat heeft BessTrade niet gedaan. De dagvaarding is van 1 november 2022 en daarmee ruimschoots te laat. Dat betekent, aldus OMC, dat de vorderingen van BessTrade zijn verjaard.
3.3.2.
OMC betwist verder dat de balenpers non-conform is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
OMC vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, BessTrade veroordeelt tot betaling aan OMC van € 21.269,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 19.570,88 vanaf 5 juni 2020, met veroordeling van BessTrade in de kosten van deze procedure.
3.6.
OMC legt aan de vordering ten grondslag dat zij, na de verkoop en levering van de balenpers en buiten de daaraan verbonden werkzaamheden, in opdracht en voor rekening van BessTrade werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd. Hiervoor zijn negen facturen aan BessTrade toegestuurd voor een totaalbedrag van € 19.570,88, betreffende de periode van 29 juli 2019 t/m 8 mei 2020. Ondanks diverse aanmaningen, waarvan de eerste dateerde van 5 juni 2020, zijn deze facturen onbetaald gebleven. OMC vordert nu betaling van de negen facturen, gedateerd 29 juli 2019, (6x) 10 december 2019, 8 april 2020 en 8 mei 2020. Daarnaast stelt OMC dat BessTrade op grond van de op de koopovereenkomst van toepassing zijnde Metaalunievoorwaarden een bedrag van € 1.699,00 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
3.7.
BessTrade betwist de werkzaamheden/leveringen waarop de negen facturen zien niet. Wel betwist zij de verschuldigdheid van de facturen. Wat betreft de factuur van 29 juli 2019 met nummer 2019447 (opdracht voor meerwerk) en de factuur van 10 december 2019 met nummer 2019762 (opdracht voor uitleg en instructie) beroept BessTrade zich op opschorting. Zij stelt dat OMC is tekort geschoten in de op haar rustende verplichting tot het leveren van een goed werkende balenpers. Op grond van deze tekortkoming is BessTrade gerechtigd haar betalingsverplichtingen jegens OMC op te schorten, totdat OMC BessTrade in het bezit stelt van een goed functionerend systeem.
Voor zover de facturen zien op werkzaamheden van OMC die noodzakelijk waren voor herstel van de afgeleverde balenpers, beroept BessTrade zich op artikel 7:21 lid 2 BW: deze kosten kunnen niet aan haar als koper in rekening worden gebracht. Subsidiair beroept BessTrade zich ook op opschorting.
Tot slot betwist BessTrade dat OMC zich voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten kan baseren op de Metaalunievoorwaarden. BessTrade beroept zich op vernietiging van deze voorwaarden, omdat deze haar niet ter hand zijn gesteld.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van OMC op verjaring slaagt. Dit licht zij hierna toe.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:23 lid 2 BW verjaren rechtsvorderingen en verweren, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, door verloop van twee jaren na de overeenkomstig het eerste lid gedane kennisgeving. In het eerste lid is bepaald, dat de koper geen beroep meer kan doen op non-conformiteit, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven.
4.3.
BessTrade heeft haar vordering tot nakoming en schadevergoeding gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de geleverde balenpers niet aan de koopovereenkomst beantwoordt. Daarmee is deze vordering onderworpen aan de verjaringstermijn van twee jaar als bedoeld in artikel 7:23 BW. Dit is overigens tussen partijen ook niet in geschil.
4.4.
Daarnaast staat tussen partijen vast dat BessTrade bij e-mail van 18 november 2019 voor het eerst bij OMC heeft geklaagd dat OMC geen goed functionerende balenpers heeft afgeleverd. Met deze brief heeft BessTrade aan OMC een kennisgeving als bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW gezonden en heeft BessTrade derhalve tijdig geklaagd. Daarmee heeft, gelet op het bepaalde in artikel 7:23 lid 2 BW, de verjaringstermijn van twee jaren een aanvang genomen. De verjaringstermijn was, behoudens stuiting, twee jaar later, dus in ieder geval op 18 november 2021, voltooid.
4.5.
BessTrade stelt zich op het standpunt dat zij de verjaring van de rechtsvorderingen meerdere malen heeft gestuit. Zij heeft steeds voldoende waarschuwingen aan OMC gegeven waaruit OMC kon afleiden dat er een gerechtelijke procedure, zoals nu aan de orde, zou worden ingesteld.
Ter zitting heeft zij naar voren gebracht dat de eerste stuitingshandeling de brief van 24 mei 2020 is, waarin i) haar toenmalige advocaat OMC heeft laten weten dat de balenpers, ondanks reparaties van OMC, nog steeds niet naar behoren werkt en ongeschikt is, ii) voorstellen worden gedaan voor afwikkeling van de kwestie die zowel nakoming als ontbinding betreffen en iii) BessTrade zich het recht heeft voorbehouden alle geleden en te lijden schade op OMC te verhalen.
Daarnaast heeft BessTrade verwezen naar:
- het indienen van het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht van 1 juli 2020;
- de e-mail van 17 januari 2022, waarin BessTrade op een vraag van OMC heeft geantwoord dat BessTrade inderdaad een procedure aanhangig zal maken;
- de e-mail van 31 mei 2022, waarin de advocaat van BessTrade OMC heeft bericht dat hij tracht een dagvaarding binnen twee weken uit te brengen;
- de e-mail van 29 juli 2022, waarin de advocaat van BessTrade OMC heeft laten weten dat de dagvaarding in de afrondende fase zit.
4.6.
OMC betwist dat er een tijdige stuitingshandeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW heeft plaatsgevonden. In de correspondentie waarop BessTrade een beroep doet behoudt BessTrade zich niet ondubbelzinnig het recht voor op nakoming en schadevergoeding zoals gevorderd in de dagvaarding van 1 november 2022. Het ingediende verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht is volgens BessTrade evenmin een schriftelijke aanmaning of mededeling tot behoud van het recht op nakoming of schadevergoeding. BessTrade verwijst op dit punt naar het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502, NJ 2009/439.
4.7.
De rechtbank overweegt dat de stuitingsregeling van artikel 3:317 lid 1 BW, die zowel ziet op vorderingen tot nakoming als op vorderingen tot schadevergoeding, inhoudt dat de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Bij de beantwoording van de vraag of een schriftelijke mededeling als een mededeling in de zin van het artikellid kan worden opgevat, zal niet alleen moeten worden gelet op de tekst van de mededeling maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan, en eveneens op de overige omstandigheden van het geval. Het komt er uiteindelijk op aan of de mededeling een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhoudt dat hij rekening moet houden met de mogelijkheid dat de vordering nog geldend wordt gemaakt zodat hij ervoor kan zorgen dat hij de beschikking behoudt over voor het voeren van verweer benodigde gegevens en bewijsmateriaal. [3]
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat BessTrade haar vorderingen niet tijdig heeft gestuit. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.8.1.
OMC heeft niet betwist dat de brief van 24 mei 2020 van BessTrade als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW kan worden aangemerkt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de rechtsvordering door deze brief is gestuit op 24 mei 2020. Door de stuiting wordt de lopende verjaringstermijn van twee jaar doorbroken en begint deze opnieuw te lopen.
4.8.2.
Vóór 24 mei 2022, twee jaar na die stuitingshandeling, is er echter, anders dan BessTrade stelt, niet opnieuw gestuit. In het door BessTrade als stuitingshandeling aangemerkte verzoekschrift van 1 juli 2020 wordt de rechtbank verzocht tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Daarin wordt door BessTrade niet gerept over een mogelijk te entameren procedure waarin schadevergoeding en/of nakoming zal worden gevorderd. BessTrade stelt daarin slechts belang te hebben bij het benoemen van een deskundige om inzicht te verkrijgen in haar proceskansen en te willen bereiken dat een deskundige zich uitlaat over de vraag of de balenpers eigenschappen bezit die nodig zijn voor het persen van kunststof. Het ondubbelzinnig voorbehouden van het recht op nakoming en/of schadevergoeding, dus een voldoende duidelijke waarschuwing zoals bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW, valt, zoals OMC terecht aanvoert, niet te lezen in het verzoekschrift.
4.9.
De e-mail van 17 januari 2022 betreft evenmin een schriftelijke aanmaning of een mededeling waarin BessTrade zich uitdrukkelijk haar recht op nakoming voorbehoudt. Op de vraag van OMC van 22 november 2021 (herhaald op 30 december 2021) of BessTrade nog voornemens is de zaak ter zitting te brengen of te royeren, heeft BessTrade geantwoord dat zij zich niet kan verenigen met de inhoud van het deskundigenrapport en dat zij inderdaad spoedig een procedure via het uitbrengen van een dagvaarding aanhangig zal maken. In die e-mail is niet vermeld of dat een vordering tot het nakomen van een bepaalde verbintenis, een vordering tot schadevergoeding, een vordering tot ontbinding en/of een andere vordering betreft. De rechtbank volgt OMC daarom in haar standpunt dat de e-mail van 17 januari 2022 geen voldoende duidelijke waarschuwing aan OMC bevat dat zij rekening moest houden met vorderingen als ingesteld bij de dagvaarding.
4.10.
Nu BessTrade niet binnen een termijn van twee jaar na 24 mei 2020 een aanmaning heeft verzonden als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW, zijn de vorderingen in ieder geval op 24 mei 2022 verjaard. Alle berichten die na deze datum door BessTrade aan OMC zijn verzonden, waaronder bovengenoemde e-mails van 31 mei 2022 en 29 juli 2022, kunnen haar niet baten.
Conclusie
4.11.
De conclusie is dat het verjaringsverweer van OMC slaagt, omdat de dagvaarding op 1 november 2022 en daarmee buiten de verjaringstermijn is uitgebracht. Om die reden moeten de vorderingen van BessTrade worden afgewezen. De overige verweren van OMC behoeven geen bespreking.
Proceskosten
4.12.
BessTrade is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van OMC als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2 punten × tarief V € 1.880,00)
Totaal
9.497,00
in reconventie
4.13.
OMC vordert betaling van een negental facturen met een totaalbedrag van € 19.570,88. Deze facturen zien op werkzaamheden aan en/of de aanschaf van onderdelen voor de balenpers en betreffen de periode van 29 juli 2019 t/m 8 mei 2020.
BessTrade betwist de onderliggende werkzaamheden/leveringen waarop deze facturen zien niet. Echter, zij meent de facturen toch niet verschuldigd te zijn.
4.14.
Wat betreft de factuur van 29 juli 2019 met nummer 2019447 (opdracht voor meerwerk) en de factuur van 10 december 2019 met nummer 2019762 (opdracht voor uitleg en instructie) beroept BessTrade zich op opschorting van haar betalingsverplichting totdat OMC een conforme balenpers levert. Nu uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de vordering van BessTrade tot nakoming wordt afgewezen, behoeft het beroep op opschorting geen nadere bespreking. Beide facturen zijn daarom toewijsbaar.
4.15.
Voor de overige facturen van 10 december 2019, 8 april 2020 en 8 mei 2020 beroept BessTrade zich primair op artikel 7:21 lid 2 BW, waarin, kort gezegd, is bepaald dat kosten van herstel van de afgeleverde zaak niet aan de koper in rekening kunnen worden gebracht. Dit verweer slaagt niet. Het is namelijk een verweer, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde balenpers niet aan de overeenkomst beantwoordt, dat, gelet op wat hiervoor in conventie is overwogen, is verjaard op grond van artikel 7:23 lid 2 BW. Het subsidiaire beroep op opschorting behoeft geen nadere bespreking (zie 4.14).
Dit betekent dat ook de overige zeven facturen toewijsbaar zijn.
Slotsom
4.16.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank BessTrade, zoals door OMC gevorderd, zal veroordelen tot betaling van een totaalbedrag aan openstaande facturen van € 19.570,88.
Wettelijke rente
4.17.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van de dag van de dagvaarding, zijnde 1 november 2022, omdat voor een eerdere verzuimdatum (5 juni 2020) onvoldoende is gesteld. Daarbij merkt de rechtbank op dat de brief van 5 juni 2020 geen sommatie is van de zijde van OMC. De brief bevat niet meer dan een verzoek aan de toenmalige advocaat van BessTrade om het kostenoverzicht door te geleiden aan BessTrade met het verzoek om betaling binnen veertien dagen. BessTrade is dus niet met ingang van 5 juni 2020 in verzuim geraakt.
Buitengerechtelijke kosten4.18. OMC vordert verder nog een bedrag van € 1.699,00 aan buitengerechtelijke kosten. OMC beroept zich daarbij op artikel 17.8 van de door haar gehanteerde Metaalunievoorwaarden 2019, die volgens OMC op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst van toepassing zijn en BessTrade ter hand zijn gesteld. Dat laatste blijkt uit de ondertekende opdrachtbevestiging, waarin staat dat een exemplaar is meegestuurd met de offerte, aldus OMC.
4.19.
BessTrade beroept zich op vernietiging van de Metaalunievoorwaarden. BessTrade betwist namelijk dat de Metaalunievoorwaarden haar ter hand zijn gesteld. Het feit dat in de aankoopbevestiging/offerte staat dat de Metaalunievoorwaarden ter hand zijn gesteld, maakt dit volgens haar niet anders.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of de Metaalunievoorwaarden al dan niet van toepassing zijn. Ook als dat het geval is, komt namelijk slechts een bedrag volgens het wettelijke tarief voor toewijzing in aanmerking. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.21.
De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Als de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn, zijn partijen, die beide in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen, echter een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering dient in dat geval te worden getoetst aan het rapport Voorwerk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
4.22.
In beginsel komt de vergoeding op grond van artikel 17.8 van de Metaalunievoorwaarden voor toewijzing in aanmerking. OMC heeft namelijk gesteld en uit de stukken blijkt ook, dat zij voor het uitbrengen van de dagvaarding daadwerkelijk (incasso-)werkzaamheden heeft verricht, die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding op een procedure, maar die rechtstreeks verband houden met een redelijke en serieuze poging om in deze kwestie in der minne nakoming van de overeenkomst door BessTrade te verkrijgen. Ook in geval van toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden is er echter aanleiding om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen, omdat niet gesteld of gebleken is dat de werkelijke kosten van OMC hoger zijn dan het wettelijke tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, een bedrag van € 970,71, het bedrag dat ook zou worden toegewezen als de Metaalunievoorwaarden niet van toepassing zouden zijn.
Proceskosten
4.23.
BessTrade zal ook in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang met de zaak in conventie worden de proceskosten aan de zijde van OMC vastgesteld op € 598,00 voor salaris van de advocaat (2 punten × factor 0,5 × tarief II € 598,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van BessTrade af,
5.2.
veroordeelt BessTrade in de proceskosten, aan de zijde van OMC tot dit vonnis vastgesteld op € 9.497,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt BessTrade om aan OMC te betalen een bedrag van € 19.570,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van de dagvaarding (1 november 2022) tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt BessTrade om aan OMC te betalen een bedrag van € 970,71 aan buitengerechtelijke kosten,
5.6.
veroordeelt BessTrade in de proceskosten, aan de zijde van OMC tot dit vonnis vastgesteld op € 598,00,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
ST/SA

Voetnoten

1.Artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 6:74 BW
3.HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1112, HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741 en HR 18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502.