7.1Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft zijn raadsman mr. R. Korver een vordering tot schadevergoeding van € 31.342,53 ingediend tegen de verdachte, hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De schade bestaat uit materiële (€ 6.342,53) en immateriële (€ 25.000,-) schade die [slachtoffer] als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden. De materiele schade bestaat uit medische kosten (€ 587,16), vervanging van sloten (€ 647,37), schade aan de auto
€ 3.581,-) en toekomstige kosten (€ 1.500,-). De immateriële schadevergoeding is gegrond op geleden lichamelijk letsel, bestaande uit blauwe plekken en lipoedeem. Daarnaast stelt de benadeelde partij dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ waarbij wordt gesteld dat de normschendingen in deze zaak dusdanig manifest zijn dat ook zonder diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld kan worden aangenomen dat sprake is van geestelijk letsel. De hoogte van het schadebedrag wordt -naast de mishandeling en doodsbedreiging- bepaald door de duur van de vrijheidsberoving, door het klemrijden en blinddoeken, door het feit dat het om een vergissing ging en de benadeelde in verband is gebracht met drugs gerelateerde feiten, en dat hij niet heeft kunnen eten en -nog steeds getaped- is achter gelaten op een onbekende plek bepaald ook de hoogte van de schade. Aanvullend heeft de benadeelde partij zich op het standpunt gesteld dat in de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding een signaal aan de onderwereld moet doorklinken dat dit soort vergisontvoeringen niet getolereerd worden.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 4.842,53 kan worden toegewezen. De vordering dient voor het bedrag van € 1.500,-, betreffende de post “toekomstige kosten”, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding hebben zij zich gerefereerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering voor de toekomstige kosten (€ 1.500,-) afgewezen moet worden, omdat deze schade zich nu niet voordoet, niet zeker is dat deze zich in de toekomst voor zal doen noch dat er hoger beroep zal volgen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht het gevorderde bedrag te matigen. De onderbouwing van die post is gebaseerd op de langere duur van het strafbare feit in de periode na 5 augustus 2021, waarvoor de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Een bedrag van € 5.000,- zou passend zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde feit, door de gedragingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schadeposten medische kosten, vervanging sloten en schade auto, die door de verdediging niet zijn weersproken, als rechtstreekse schade tot een totaalbedrag van € 4.842,53 kunnen worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schadepost toekomstige kosten, die op medische kosten, reis- en parkeerkosten ziet ten behoeve van eventuele toekomstige behandelingen, stelt de rechtbank vast dat op dit moment onduidelijk is of, en zo ja in welke omvang, die schade zich zal verwezenlijken en aan de verdachte zal kunnen worden toegerekend. Begroting van deze mogelijk toekomstige schade levert, bij gebrek aan onderbouwing en gelet op de betwisting een te grote belasting op voor het strafproces, reden waarom zoals ook al door de raadsman van de benadeelde partij zelf aangegeven de rechtbank zal bepalen dat [slachtoffer] voor dit deel (€ 1.500,-) niet-ontvankelijk is in de vordering.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van immateriële schade alleszins billijk voor.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van het toe te kennen bedrag mede acht geslagen op de bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen billijk hebben geacht. Voor vergelijkbare gevallen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij – door de verdediging genoemde – recente uitspraken over wederrechtelijke vrijheidsberoving. In die zaken zijn bedragen aan immateriële schade toegekend met een bandbreedte van € 1.000,- tot
€ 10.000,-. Opmerking verdient dat de mate van toegepast geweld en het daaraan overgehouden, vastgestelde fysieke en psychische letsel in de zaken waarin meer dan € 5.000,- is toegekend aanmerkelijk forser is dan in deze zaak. Bovendien is in die gevallen veelal gebruik gemaakt van (bedreiging met) een (vuur)wapen en/of sprake van meerdere bewezenverklaarde feiten met immateriële schade als gevolg.
De benadeelde partij heeft niet nader onderbouwd waarom ten opzichte van de op de zitting genoemde zaken, € 25.000,- in dit geval billijk zou zijn, anders dan in de hoogte van het gevorderde en toe te wijzen bedrag een signaal aan de onderwereld zou moeten laten doorklinken dat dit soort vergisontvoeringen niet getolereerd worden.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt deze (betwiste) onderbouwing van schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van een jegens hem gepleegde onrechtmatige daad daarvoor geen basis.
Dit alles afwegende, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 5.000,- en zal de vordering voor het overige afwijzen.
De toegewezen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de benadeelde partij ter zake van de toegewezen vordering tot schadevergoeding de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.