Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet basisregistratie personen
1. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 1 van hoofdstuk 2 [artikelen 2.1 tot en met 2.61].
2. Onze Minister [van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties] is verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 2 [artikelen 2.62 tot en met 2.81].
1. Deze afdeling is van toepassing op personen die als ingezetene in de basisregistratie zijn of worden ingeschreven en op ingeschrevenen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.
2. Met betrekking tot de ingeschrevene die geen ingezetene meer is, worden krachtens deze afdeling geen nieuwe algemene gegevens opgenomen.
3. In afwijking van het eerste of tweede lid worden gegevens opgenomen krachtens deze afdeling, voor zover:
a. het feiten betreft die zich hebben voorgedaan in de tijd dat de ingeschrevene nog ingezetene was, of
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[…]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
1. Deze afdeling is van toepassing op personen die niet als ingezetene in de basisregistratie zijn ingeschreven, met uitzondering van personen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.
2. In afwijking van het eerste lid worden geen gegevens opgenomen krachtens deze afdeling in een geval als bedoeld in artikel 2.1, derde lid.
3. De krachtens deze afdeling over een ingeschrevene opgenomen gegevens worden zodra hij ingezetene wordt opnieuw vastgesteld met inachtneming van de eerste afdeling van dit hoofdstuk.