ECLI:NL:RBNHO:2022:6208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
C/15/329353 / KG ZA 22-317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag en erkenning van buitenlandse vonnissen in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap VOLGA-DNEPR LOGISTICS B.V. (hierna: VDL) en verschillende rechtspersonen naar het recht van Ierland, gezamenlijk aangeduid als Celestial c.s. VDL vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door Celestial c.s. was gelegd onder vier banken in Nederland. De vordering tot opheffing was gebaseerd op de stelling dat de beslagen waren vervallen omdat Celestial c.s. niet tijdig een hoofdzaak had ingesteld, en dat er sprake was van schending van de waarheidsplicht in de beslagrekesten. Celestial c.s. voerde aan dat de Engelse procedure die zij had aangespannen tegen VDL, waarin zij onder meer betaling van huurpenningen vorderde, voldeed aan de eisen van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en dat de beslagen derhalve niet waren vervallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Engelse procedure inderdaad als een eis in de hoofdzaak kon worden aangemerkt en dat de beslagen niet waren vervallen. Daarnaast werd de claim van VDL over schending van de waarheidsplicht verworpen, met uitzondering van een specifieke onjuiste mededeling over de reacties van de huurders. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van Celestial c.s. bij het zekerstellen van haar vorderingen zwaarder woog dan het belang van VDL bij opheffing van de beslagen. De vorderingen van VDL werden afgewezen en VDL werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/329353 / KG ZA 22-317
Vonnis in kort geding van 15 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLGA-DNEPR LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. J.Ph. de Korte te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
CELESTIAL AVIATION TRADING IRELAND LIMITED,
gevestigd te Shannon, Clare, Ierland
2. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
CELESTIAL AVIATION TRADING 27 LIMITED,
gevestigd te Shannon, Clare, Ierland
3. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
CELESTIAL AVIATION TRADING 6 LIMITED,
gevestigd te Shannon, Clare, Ierland
4. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
CELESTIAL AVIATION TRADING 23 LIMITED,
gevestigd te Shannon, Clare, Ierland
gedaagden,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds VDL en anderzijds respectievelijk Celestial Ireland, Celestial 27, Celestial 6 en Celestial 23, dan wel gezamenlijk (in enkelvoud) Celestial c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 27 juni 2022 uitgebrachte dagvaarding met 13 producties
  • de door Celestial c.s. als producties A en B overgelegde beslagrekesten en -verloven van 22 en 23 maart 2022
  • de conclusie van antwoord in kort geding van Celestial c.s. met 3 producties (C tot en met E)
  • de producties 14 tot en met 18 van VDL
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de advocaten van VDL
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van Celestial c.s.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn alleen de advocaten van partijen verschenen. Voor VDL mr. De Korte voornoemd en mr. G.J. Wilts, kantoorgenoot van mr. De Korte, en voor Celestial c.s. mr. Teke voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VDL is een in Nederland gevestigde vennootschap behorend tot de Volga-Dnepr-groep, een internationaal bedrijf voor luchtvrachtvervoer met hoofdkantoor in Moskou, Rusland. VDL is indirect eigendom van [eigenaar] (hierna: [eigenaar] ), die zowel de Cypriotische als de Russische nationaliteit heeft.
2.2.
Celestial c.s. is in Ierland gevestigd en is onderdeel van de wereldwijd opererende AerCap-groep, een eigenaar en verhuurder van luchtvaartuigen.
2.3.
VDL en (rechtsvoorgangers van) Celestial c.s. hebben in de periode 19 juni 2017 tot en met 17 augustus 2021 een aantal overeenkomsten gesloten, te weten ‘
Deeds of Guarantee and Indemnity’ (hierna: de garantstellingen). In de garantstellingen heeft Celestial c.s. zich garant gesteld voor de nakoming door AirBridge Cargo Airlines LLC (hierna: AirBridge) en Atran LLC (Atran), beide gevestigd te Moskou, Rusland, van hun verplichtingen uit huurovereenkomsten met Celestial c.s. voor door Celestial c.s. aan AirBridge en Atran verhuurde luchtvaartuigen (hierna: de luchtvaartuigen). In de garantstellingen, waarin de garantstellingen zijn aangeduid als Guarantee, VDL als Guarantor en (de rechtsvoorgangers van) Celestial c.s. als Lessor, is het volgende forumkeuzebeding opgenomen:
13.2.1
The Parties agree to and submit to the exclusive jurisdiction of the English courts to settle any disputes arising out of or relating to this Guarantee. A judgement or order of any such court in connection with this Guarantee is conclusive and binding on Guarantor and may be enforced against Guarantor in the courts of any other jurisdiction. (…)
2.4.
Nadat Rusland op 24 februari 2022 Oekraïne was binnengevallen, heeft (AerCap Ireland Limited (hierna: AerCap) namens) Celestial c.s. AirBridge en Atran bij per e-mail, (en aan AirBridge ook per fax) verzonden brieven van 26 februari 2022 verzocht om de luchtvaartuigen te verplaatsen naar bepaalde vliegvelden in Spanje, Frankrijk of Ierland, in verband met (niet nader omschreven) sancties van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne. Nadien heeft zij, nog steeds namens Celestial c.s., het volgende aan AirBridge gestuurd:
  • een e-mail van 26 februari 2022 met als onderwerp “Relocation and grounding notice'';
  • een e-mail van 27 februari 2022 met als onderwerp "Notice of default and instruction to ferry aircraft";
  • een e-mail van 4 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft";
  • een e-mail van 7 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft" - confirmation";
  • een e-mail van 8 maart 2022 met als onderwerp "Instruction to provide insurance policies".
Aan Atran heeft AerCap na de e-mail van 26 februari 2022 namens Celestial c.s. het volgende gestuurd:
  • een e-mail van 27 februari 2022 met als onderwerp "Notice of default and instruction to ferry";
  • een e-mail van 4 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft";
  • een e-mail van 8 maart 2022 met als onderwerp "Reiteration of grounding instruction; Instruction to provide insurance policies".
2.5.
AirBridge heeft bij brief van 6 maart 2022 gereageerd op de
Termination Notice. Atran heeft bij brief van 8 maart 2022 gereageerd op de
Termination Notice.In beide brieven staat onder meer dat de luchtvaartuigen niet langer commercieel worden ingezet, dat ze op Russische vliegvelden zijn geparkeerd en dat, om de luchtvaartuigen naar elders te verplaatsen, vereist is dat de Russische douaneautoriteit de vereiste vrijgave verleent en dat de Russische luchtvaartautoriteiten voorafgaande toestemming verlenen.
2.6.
Bij (twee) brieven van 15 maart 2022 heeft Celestial c.s. VDL verzocht om in de brieven nader omschreven bedragen die uit hoofde van de huurovereenkomsten met AirBridge respectievelijk Atran verschuldigd zijn op grond van de garantstellingen binnen zeven dagen te voldoen aan Celestial c.s.
2.7.
Op 16 maart 2022 heeft Celestial c.s. gereageerd op de brieven van AirBridge en Atran van 6 en 8 maart 2022. Hierbij heeft Celestial c.s. onder meer haar eerdere verzoeken gehandhaafd en geschreven dat de autoriteiten in Bermuda, waar de luchtvaartuigen geregistreerd zijn, de
Certificates of Airworthinessvan haar luchtvaartuigen als gevolg van haar opzegging van de huurovereenkomsten hadden geschorst. Voorts heeft Celestial c.s. in deze brieven geschreven dat zij op de hoogte was van Russische decreten die de export van bepaalde goederen naar buiten Rusland zonder voorafgaande toestemming verboden.
2.8.
Bij brieven van respectievelijk 18 en 21 maart 2022 hebben AirBridge en Atran onder meer als volgt gereageerd op de brieven van Celestial c.s. van 15 maart 2022:
We hereby confirm that we are willing to comply with your request in the Termination Notice in relation to the return of the Aircraft. However, please be advised, that we are required to have a permission from the Russian governmental authorities to actually fly the Aircraft outside of Russia as requested in the Termination Notice. We understand that the permission might depend on the terms and conditions of Aircraft redelivery (including indemnity compensations, default remedies, etc.) that we will need to disclose. We appreciate the Lessor’s position, but the airline has done all possible to perform its obligations under the Lease Agreement and related documents in these extraordinary circumstances (to the extent it was allowed), there was no intention of breach and we hope to discuss the consequences of Aircraft redelivery in good faith in light of the foregoing.
We hereby confirm that the Lessee [AirBridge en Atran, voorzieningenrechter] makes all reasonable efforts to make everything possible to comply with Lessor’s requests in accordance with the Termination Notice, including Aircraft redelivery.
2.9.
Bij verzoekschrift van 21 maart 2022 heeft Celestial Ireland de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om ten laste van VDL conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder vier banken (ABN AMRO Bank NV, Coöperatieve Rabobank U.A., ING Bank N.V. en Citibank Europe PLC. Netherlands Branch). De voorzieningenrechter heeft het verlof op 22 maart 2022 verleend, met bepaling dat de eis in de hoofdzaak binnen zestig dagen na het eerste beslag moet worden ingesteld.
2.10.
Bij verzoekschrift van 23 maart 2022 hebben Celestial 27, Celestial 6 en Celestial 23 verzocht om ten laste van VDL conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder dezelfde in 2.9 genoemde banken. Dat verlof is nog diezelfde dag door de voorzieningenrechter verleend, eveneens met bepaling van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak op zestig dagen na het eerste beslag.
2.11.
In beide verzoeken wordt melding gemaakt van geldvorderingen die de respectieve verzoekster(s) op grond van het toepasselijke Engelse recht op VDL hebben uit hoofde van de garantstellingen, te weten de door AirBridge en Atran wegens ontbinding van de huurovereenkomsten verschuldigde huur over de gehele contractsperiode, voor AirBridge USD 32.061.852,00 en voor Atran USD 83.354.197,00.
2.12.
Celestial c.s. heeft de bedoelde beslagen (hierna: de Beslagen) op 24 maart 2022 doen leggen. Het beslag onder de ING Bank heeft doel getroffen voor bedragen van € 146.015,02 en USD 75.760.459,11.
2.13.
Bij brief van 1 mei 2022 heeft het Engelse advocatenkantoor Herbert Smith Freehills VDL aangeschreven, vooruitlopend op een door Celestial c.s. in het Verenigd Koninkrijk aanhangig te maken procedure tegen VDL. In die brief heeft zij de relevante feiten inzake het geschil tussen partijen samengevat en nogmaals aanspraak gemaakt op betaling door VDL uit hoofde van de garantstellingen voor de nakoming door AirBridge en Atran van hun verplichtingen uit de huurovereenkomsten.
2.14.
Op 17 mei 2022 is Celestial c.s. een procedure tegen VDL gestart voor de Engelse
High Court of Justice Business and Property Courts of England and Wales Commercial Court (QBD)(hierna: de Engelse
High Court). In deze procedure vordert Celestial c.s. onder meer betaling van de achterstallige en toekomstige huurpenningen voor de luchtvaartuigen (‘sums due in respect of rent’) en de vastgestelde waarde van de luchtvaartuigen bij verlies (‘Agreed Value of the aircraft’).
2.15.
Op 16 juni 2022 is [eigenaar] onderworpen aan Britse sancties in verband met de Russische invasie in Oekraïne.

3.Het geschil

3.1.
VDL vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis bij wege van voorlopige voorziening:
A.
de Beslagen op te heffen, althans opgeheven te verklaren, althans Celestial c.s. te gebieden om de Beslagen op te heffen, en Celestial c.s. te verbieden om ten laste van VDL conservatoir beslag in Nederland te leggen, althans niet zonder voorafgaande goedkeuring van het tussen partijen overeengekomen forum, althans niet zonder voorafgaande goedkeuring van een voorzieningenrechter, steeds na horen van VDL, op straffe van een dwangsom van EUR 10.000.000 per dag of per overtreding;
Celestial c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van vonnis en, indien en voor zover voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum vonnis tot en met de dag van volledige betaling;
Celestial c.s. hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis indien en voor zover Celestial c.s. niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis daaraan heeft voldaan.
3.2.
Aan haar vordering tot opheffing van de beslagen legt VDL – samengevat – ten grondslag dat de door Celestial c.s. gelegde beslagen (1) zijn vervallen wegens het niet (tijdig) aanhangig maken van een als zodanig kwalificerende hoofdzaak en (2) moeten worden opgeheven wegens (herhaald) handelen in strijd met de waarheidsplicht als bedoeld in artikel 21 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) en onderdeel A.2 van de Beslagsyllabus (versie augustus 2021). Beide grondslagen nopen volgens VDL ook tot het onmogelijk maken van het opnieuw beslag leggenherhaling.
3.3.
Celestial c.s. voert ten verwere aan – kort gezegd – dat een uitspraak van de Engelse
High Courtop grond van artikel 431 lid 2 Rv en een tweetal verdragen, in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden en dat van een schending van artikel 21 Rv die moet leiden tot opheffing van de Beslagen geen sprake is. Het gevraagde verbod tot het leggen van nieuwe beslagen is volgens Celestial c.s. te vergaand, waarbij van betekenis is dat een eventueel volgend verzoek zal worden getoetst door de voorzieningenrechter en Celestial c.s. de eerder verleende verloven en het in dit kort geding te wijzen vonnis aan een eventueel volgend verzoek zal moeten hechten. De vorderingen van VDL moeten daarom volgens Celestial c.s. worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Internationale bevoegdheid

4.1.
Nu Celestial c.s. sub 1. tot en met 4. alle rechtspersonen naar buitenlands recht zijn en alle in Ierland, dat lid is van de EU, zijn gevestigd, draagt de vordering een internationaal karakter. Allereerst dient dan ook de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 35 van de Brussel I
bis-Verordening [1] in samenhang met artikel 705 Rv is de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Onder ‘voorlopige of bewarende maatregelen’ als bedoeld in de Verordening vallen immers niet alleen beslissingen tot het geven van verlof tot het leggen van beslag, maar ook beslissingen over de opheffing van een gelegd beslag.
4.3.
Op de onderhavige vorderingen is het Nederlands recht van toepassing, nu de door Celestial c.s. gelegde beslagen in Nederland en naar Nederlands recht zijn gelegd.
Spoedeisend belang
4.4.
Het spoedeisend belang ligt besloten in de aard van de vorderingen. VDL heeft onvoldoende gemotiveerd betwist gesteld dat zij wordt belemmerd in haar lopende zaken als gevolg van de beslagen die doel hebben getroffen voor een zeer aanzienlijk bedrag. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Zijn de Beslagen vervallen wegens het niet tijdig instellen van een eis in de hoofdzaak?
4.5.
VDL voert in de eerste plaats aan dat de beslagen zijn vervallen wegens het niet tijdig aanhangig maken van een als zodanig te kwalificeren hoofdzaak.
4.6.
Op grond van artikel 700 lid 3 Rv wordt het verlof voor het leggen van een conservatoir beslag verleend onder voorwaarde dat een eis in de hoofdzaak wordt ingesteld. Op grond van de slotzin van datzelfde artikellid doet overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak het beslag van rechtswege vervallen. Met de term ‘hoofdzaak’ heeft de regering volgens de Hoge Raad bedoeld “
een procedure (…) waarin de gegrondheid en de omvang van de vordering ter verzekering van de voldoening waarvan het te leggen conservatoir beslag strekt, kunnen worden getoetst”. [2] Doel van artikel 700 lid 3 Rv is te voorkomen dat een schuldeiser een beslag louter als pressiemiddel gebruikt en na het leggen van het beslag blijft stilzitten.
4.7.
In beide onderhavige beslagverloven is de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak bepaald op 60 dagen na de eerste beslaglegging. Tussen partijen is niet in geschil is dat Celestial c.s. de procedure bij de Engelse
High Courtbinnen die termijn heeft ingesteld.
4.8.
Volgens VDL is de procedure bij de Engelse
High Courtechter geen eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv, omdat deze procedure sinds de Brexit niet tot een executoriale titel in Nederland kan leiden terwijl dat op grond van artikel 704 lid 1 Rv wel een vereiste is. Daartoe voert VDL aan dat noch het bilaterale
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zakenvan 17 november 1967, noch het
Haags Forumkeuzeverdrag 2005in het onderhavige geval toepassing is. Als gevolg van de Brexit bestaat er dan ook geen verordening of verdrag meer op grond waarvan de uitkomst van een Engelse procedure in Nederland moet worden erkend en ten uitvoer gelegd, aldus VDL.
Bij de mondelinge behandeling heeft VDL verder nog aangevoerd waarom de ‘verkapte exequaturprocedure’ van artikel 431 lid 2 Rv ook geen soelaas biedt. Volgens VDL miskent Celestial c.s. dat (1) die procedure geen exequaturprocedure is die leidt tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse executoriale titel, maar dat de verkapte exequaturprocedure leidt tot het wijzen van een eigen (Nederlands) vonnis, (2) niet kan worden vastgesteld of het vonnis in de Britse procedure en de wijze van totstandkoming daarvan zullen voldoen aan de Nederlandse voorwaarden voor erkenning buiten verdrag en (3) de procedure ex artikel 431 Rv een eigen hoofdzaak is, terwijl Celestial c.s. geen conservatoir beslag heeft gelegd voor díe hoofdzaak, en bovendien geen hoofdzaak ex artikel 431 Rv binnen de gestelde 60-dagen termijn is gestart.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de Beslagen van rechtswege zijn vervallen, aldus VDL. Celestial c.s. heeft een en ander bestreden. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
4.9.
De vraag of de in 4.8 bedoelde verdragen van toepassing zijn, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het midden blijven. Ook als deze verdragen níet van toepassing zijn (en er tegen de tijd dat de Engelse
High Courtuitspraak heeft gedaan nog geen nieuw executieverdrag met het Verenigd Koninkrijk is gesloten en in werking is getreden), is tenuitvoerlegging van een door de Engelse
High Courtgegeven materiële beslissing over de gegrondheid en de omvang van de vordering ter verzekering van de voldoening waarvan de Beslagen zijn gelegd in Nederland immers mogelijk via de weg van artikel 431 lid 2 Rv. Inderdaad gebeurt dat in dat geval via een nieuwe procedure bij de Nederlandse rechter en is de ten uitvoer te leggen titel uiteindelijk formeel niet de Engelse beslissing, maar een nieuw Nederlands vonnis. Inhoudelijk en materieelrechtelijk komt een dergelijke ‘verkapte exequaturprocedure’ evenwel neer op tenuitvoerlegging van een beslissing over de gegrondheid en de omvang van de vorderingen van Celestial c.s. gegeven door de Engelse
High Court. Indien aan de in de jurisprudentie ontwikkelde erkenningsvoorwaarden is voldaan en als de vordering op grond van artikel 431 lid 2 Rv strekt tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, dient de rechter de gebondenheid van partijen aan de beslissing van de buitenlandse rechter immers tot uitgangspunt te nemen en is de beslissing in beginsel, zonder inhoudelijke toetsing, toewijsbaar. Vgl. Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838 (
Gazprom), in welk arrest ook de erkenningsvoorwaarden zijn opgesomd:
3.6.4
In een geding op de voet van art. 431 lid 2 Rv dient bij de beantwoording van de vraag of een buitenlandse beslissing voor erkenning vatbaar is, tot uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien (i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, (iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en (iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
3.6.5
Strekt de vordering op de voet van art. 431 lid 2 Rv tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, en is voldaan aan de vier hiervoor in 3.6.4 vermelde voorwaarden, dan dient de rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen, en is de vordering in beginsel toewijsbaar. (…)
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft VDL niet aannemelijk gemaakt dat te verwachten is dat de beslissing van de Engelse
High Courtniet zal voldoen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde erkenningsvoorwaarden.
4.10.
Het strookt met de ratio van het stellen van een termijn voor het aanhangig maken van de eis in de hoofdzaak, dat met de hoofdzaak bedoeld wordt de procedure waarin de gegrondheid en de omvang van de vorderingen aan de rechter worden voorgelegd.
4.11.
Het bovenstaande leidt er naar het oordeel van de voorzieningenrechter toe dat de door Celestial c.s. bij de Engelse
High Courtaanhangig gemaakte procedure kan worden aangemerkt als een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv, die tijdig aanhangig is gemaakt, zodat de Beslagen niet zijn vervallen.
Dat Celestial c.s. op grond van de garantstellingen ook had kunnen kiezen voor arbitrage doet aan het bovenstaande niet af.
Dienen de Beslagen te worden opgeheven wegens schending van de waarheidsplicht?
4.12.
VDL voert in de tweede plaats aan dat de Beslagen moeten worden opgeheven wegens schending van de waarheidsplicht.
4.13.
Uit artikel 21 Rv vloeit voor partijen de verplichting voort de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien een der partijen aan deze verplichting niet voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De nauwgezette naleving van de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting klemt te meer bij een beslagrekest, omdat toewijzing van een dergelijk verzoek tot zeer ingrijpende gevolgen voor de wederpartij kan leiden en de rechter na slechts summier onderzoek en in beginsel ex parte, dus zonder het horen van verweerder, op het verzoekschrift beslist. Dit laatste brengt met zich dat van de verzoeker in zulke procedures kan worden verlangd dat hij melding maakt van alle correspondentie die relevant kan zijn voor een goede beoordeling van de zaak. Misleiding door onvoldoende toelichting in het beslagrekest kan de voorzieningenrechter reden geven om een beslagverlof te weigeren of om een latere vordering tot opheffing van het beslag reeds om die reden toe te wijzen. Van een schending van de waarheidsplicht is met name sprake indien sprake is van een bewuste leugen (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 146 – 147).
Anders dan VDL betoogt, is het evenwel niet zo dat
iedereschending van de waarheidsplicht in beginsel leidt tot opheffing van een beslag in kort geding. Opheffing van het beslag zal alleen aan de orde zijn indien de vordering tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd na een belangenafweging onvoldoende deugdelijk wordt geacht. Schending van de waarheidsplicht is hierbij een van de mee te wegen aspecten, maar niet per se een grond voor opheffing.
4.14.
Volgens VDL heeft Celestial c.s. (herhaald) gehandeld in strijd met de op haar rustende waarheidsplicht. VDL heeft dit als volgt toegelicht: Celestial c.s. heeft geen melding gemaakt van (1) de brieven van AirBridge van 6 en 18 maart 2022 en die van Atran van 8 en 21 maart 2022, (2) het eerdere beslagrekest van 21 maart 2022 (in haar beslagrekest van 23 maart 2022) en (3) de kredietwaardigheid van VDL, reeds verstrekte zekerheden en minder bezwarende beslagmogelijkheden. Bovendien heeft Celestial c.s. (4) VDL ten onrechte zwart gemaakt door vrees voor verduistering te suggereren en (5) geen uitleg gegeven van het forum voor de hoofdzaak.
4.15.
Volgens Celestial c.s. zouden de voorzieningenrechters de beslagverzoeken niet hebben afgewezen indien de in 4.14 genoemde brieven van AirBridge en Atran wel aan hen ter kennis zouden zijn gebracht, onder andere omdat daarin juist een erkenning van de vorderingen waarvoor beslag is gelegd valt te lezen. Het feit dat in het tweede beslagrekest geen melding is gemaakt van het eerste levert volgens Celestial c.s. geen schending van de waarheidsplicht op, omdat verzoekers bij het rekest van 23 maart 2022 andere rechtspersonen (namelijk Celestial 27, Celestial 6 en Celestial 23) zijn dan de verzoeker bij het rekest van 21 maart 2022 (namelijk Celestial Ireland) en sprake is van een andere vorderingen die zien op andere huurovereenkomsten. Dat geen melding is gemaakt van minder bezwarende beslagmogelijkheden, komt doordat Celestial c.s. geen andere vermogensbestanddelen van VDL heeft kunnen traceren. Een schending van de waarheidsplicht levert dit niet op. Hoewel vrees voor verduistering geen vereiste is voor het leggen van beslag onder derden, heeft Celestial c.s. dat wel gesteld en gemotiveerd. Een verplichting tot het geven van "uitleg van het forum", tot slot, bestaat niet; slechts die tot mededeling óf de eis in de hoofdzaak reeds is ingesteld. Aan die verplichting is in beide rekesten voldaan, waarbij tevens is gemeld dat die eis in de hoofdzaak in het Verenigd Koninkrijk aanhangig moet worden gemaakt. Ook dit is dan ook geen schending van de waarheidsplicht, aldus nog steeds Celestial c.s.
4.16.
De voorzieningenrechter gaat hieronder eerst in op de vraag of er op de door VDL aangevoerde punten sprake is van schending van de waarheidsplicht. Vervolgens zal de voorzieningenrechter, met inachtneming van de uitkomst van deze analyse, aan de hand van een belangenafweging nagaan of de vorderingen tot zekerheid waarvan de Beslagen zijn gelegd onvoldoende deugdelijk zijn.
ad 1 - geen vermelding brieven AirBridge en Atran
4.17.
De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van schending van de waarheidsplicht door Celestial c.s. doordat zij in haar beslagrekesten expliciet heeft gesteld dat AirBridge en Atran niet hebben gereageerd op de onder 2.4 aangehaalde e-mails. AirBridge en Atran hebben immers op 6 en 18 maart 2022 respectievelijk 8 en 21 maart 2022 wel degelijk gereageerd. Niet aannemelijk is evenwel dat Celestial c.s. bewust deze onjuiste mededeling heeft gedaan om op oneigenlijke wijze verlof te krijgen om beslag te mogen leggen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zouden de verloven tot het leggen van de Beslagen namelijk ook zijn verleend indien Celestial c.s. wel melding zou hebben gemaakt van deze brieven in de beslagrekesten. In die brieven, afkomstig van de huurders, en niet van VDL, is immers geen inhoudelijk verweer opgenomen tegen de vorderingen van Celestial c.s. op VDL uit de garantstellingen. De brieven hebben – kort gezegd – betrekking op het lot van de luchtvaartuigen en de obstakels om deze luchtvaartuigen Rusland uit te krijgen. Met Celestial c.s. constateert de voorzieningenrechter dat bedoelde brieven ook niet opkomen tegen de opzegging door Celestial c.s. van de huurovereenkomsten met AirBridge en Atran, welke opzegging Celestial c.s. ten grondslag legt aan haar vorderingen op VDL.
ad 2 - geen vermelding eerder beslagrekest
4.18.
Weliswaar staat in de Beslagsyllabus dat in het beslagrekest melding gemaakt moet worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak,
"waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten bij dezelfde of een andere rechtbank", maar de voorzieningenrechter begrijpt die verplichting aldus, dat het wel om procedures en beslagrekesten tussen
dezelfde partijendient te gaan. Dat is voor de onderhavige beslagrekesten niet het geval. De beslagrekesten zijn door verschillende verzoekende partijen ingediend en hebben betrekking op verschillende overeenkomsten en vorderingen. Zoals de advocaat van Celestial c.s. terecht heeft aangevoerd, zijn de geschillen die onderwerp zijn van beide beslagrekesten weliswaar
vergelijkbaar, maar niet
gelijk. Dat de verzoeksters van beide beslagrekesten door dezelfde advocaat worden bijgestaan, doet daaraan niet af. Dat Celestial c.s. in het tweede beslagrekest geen melding heeft gemaakt van het eerste levert dan ook geen schending van artikel 21 Rv op.
ad 3 - geen vermelding kredietwaardigheid van VDL, reeds verstrekte zekerheden en minder bezwarende beslagmogelijkheden
4.19.
VDL heeft aangevoerd dat beslag op bijvoorbeeld aandelen in groepsmaatschappijen en handelsvorderingen aanzienlijk minder bezwarend is dan beslag op operationele banksaldi en dat Celestial c.s. uit de jaarstukken van VDL over 2020 had kunnen opmaken dat er geen reden was te twijfelen aan de kredietwaardigheid van VDL. Wat er ook zij van de vraag of de door VDL aangedragen alternatieven reële verhaalsobjecten zijn, gesteld noch gebleken is dat Celestial c.s. ten tijde van de beslagrekesten op de hoogte was van andere vermogensbestanddelen van VDL waarop zij beslag had kunnen leggen. Hetzelfde geldt voor de zekerheden die de huurders, AirBridge en Atran, ten behoeve van Celestial c.s. hebben afgegeven. Bovendien dekken deze zekerheden (bij lange na) niet de totale vorderingen die Celestial c.s. op VDL pretendeert te hebben, nog afgezien van de vraag of en in hoeverre ze inbaar zijn. Dat Celestial c.s. de waarheidsplicht op dit onderdeel heeft geschonden, kan dan ook niet worden vastgesteld.
ad 4 – ten onrechte suggestie gewekt onttrekken vermogensbestanddelen
4.20.
Volgens VDL heeft Celestial c.s. haar ten onrechte zwart gemaakt door ten onrechte te suggereren dat VDL onderdeel zou zijn van een Russisch bedrijf dat in verband met de Russische oorlog in Oekraïne al haar vermogen naar Rusland zou willen verplaatsen. Anders dan VDL leest de voorzieningenrechter het door Celestial c.s. in de beslagrekesten gestelde "
Gezien de Russische invasie en de sanctiemaatregelen heeft Verzoekster/hebben Verzoekers goede gronden te vrezen dat de aandeelhouders en bestuurders van Verweerster doende zijn om vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken onder meer door het leeghalen van de in Nederland gehouden rekeningen. Hierbij is van betekenis dat het onzeker is of Verzoekster de luchtvaartuigen (…) zonder schade kan terughalen" een aanname ter onderbouwing van haar vrees voor verduistering, en niet als een feit. Het verderop in het beslagrekest gestelde
“dat Verweerster, gezien de situatie in Rusland en Oekraïne, kennelijk doende is vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken”, welke stelling verder niet nader is toegelicht, leest de voorzieningenrechter in de context van de beslagrekesten als geheel ook niet als een feit en dat is door het gebruik van het woord “kennelijk” ook niet als feit door VDL bedoeld. Van een schending van de waarheidsplicht is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake.
ad 5 – geen forum uitleg hoofdzaak
4.21.
Dat Celestial c.s., tot slot, in de beslagrekesten geen verdere uitleg heeft gegeven over het forum voor de hoofdzaak, levert evenmin schending van de waarheidsplicht op. Terecht heeft Celestial c.s. hierover aangevoerd dat een verplichting tot uitleg geven niet uit de Beslagsyllabus, noch de wet, volgt. In de Beslagsyllabus is immers onder G.4.3 sub 6 slechts de verplichting opgenomen om mede te delen óf de eis in de hoofdzaak al is ingesteld, maar niet waar (bij welk forum) of wanneer dat dan is gedaan. Zoals gezegd heeft de procedure voor de Engelse
High Courtnaar het oordeel van de voorzieningenrechter te gelden als een eis in de hoofdzaak, en is die hoofdzaak dus tijdig door Celestial c.s. aanhangig gemaakt.
tussenconclusie schending waarheidsplicht
4.22.
Uit het voorgaande blijkt dat van schending van de waarheidsplicht door Celestial c.s. sprake is voor zover zij in haar beslagrekesten expliciet heeft gesteld dat AirBridge en Atran niet hebben gereageerd op de onder 2.4 aangehaalde e-mails en is het niet aannemelijk dat Celestial c.s. op dit punt bewust een onjuiste mededeling heeft gedaan om op oneigenlijke wijze verlof te krijgen om beslag te mogen leggen.
Anders dan VDL heeft aangevoerd, maakt de enkele vaststelling dát Celestial c.s. de waarheidsplicht op dit punt heeft geschonden nog niet dat de door haar gelegde beslagen zonder meer opgeheven moeten worden. De gevolgen die de rechter aan niet naleving van de waarheidsplicht mag verbinden, zullen immers in overeenstemming met de aard en de ernst van de schending van de verplichting moeten zijn. [3] Wel moet deze schending van de waarheidsplicht worden meegewogen in de belangenafweging of de vordering voldoende deugdelijk wordt geacht.
Belangenafweging
4.23.
VDL stelt dat ze een dringend belang heeft bij opheffing van de Beslagen op haar operationele banksaldi, die haar bedrijfsvoering belemmeren. Daartegenover stelt Celestial c.s. dat ze zekerheid wil voor haar vorderingen op grond van de garantstellingen. Niet in geschil is dat Celestial c.s. de huurovereenkomsten met AirBridge en Atran heeft ontbonden, dat de luchtvaartuigen, die in eigendom toebehoren aan Celestial c.s. en door haar zijn verhuurd aan AirBridge en Atran (voor de nakoming van wier verplichtingen uit de huurovereenkomst VDL zich garant heeft gesteld), zich nog altijd in Rusland bevinden en dat het VDL, AirBridge en Atran tot op heden nog niet is gelukt om de luchtvaartuigen terug te krijgen uit Rusland, laat staan om ze aan Celestial c.s. te retourneren. Bij de huidige stand van zaken – en dan met name de oorlog in Oekraïne en de als gevolg daarvan aan Rusland opgelegde sancties – is het vooralsnog uiterst onzeker of de luchtvaartuigen binnen afzienbare tijd zullen (kunnen) worden geretourneerd, en zo ja wat de waarde van de luchtvaartuigen dan zal zijn. Aannemelijk is dat Celestial c.s. op grond van de garantstellingen aanspraak heeft op (onder meer) de door de huurders AirBridge en Atran verschuldigde resterende huurtermijnen uit hoofde van ontbinding van de huurovereenkomst(en). Of dat daadwerkelijk zo is, is aan de Engelse
High Courtom te bepalen, maar vooralsnog is niet gebleken dat de vorderingen waarvoor Celestial c.s. de beslagen heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk zijn. Dat geldt temeer nu de op grond van de huurovereenkomst verschuldigde huurpenningen al sinds maart van dit jaar niet betaald zijn. Bij die stand van zaken moet het belang van Celestial c.s. bij het (kunnen) zekerstellen van haar vordering prevaleren boven het belang van VDL bij opheffing van de Beslagen. Het gegeven dat Celestial c.s. in haar beslagrekesten expliciet heeft gesteld dat AirBridge en Atran niet hebben gereageerd op de onder 2.4 aangehaalde e-mails maakt een en ander
– mede gelet op de aard en ernst van deze onjuiste mededeling in de context van de beslagrekesten – niet anders.
Verbod opnieuw beslagleggen
4.24.
Aangezien de vordering tot opheffing van de Beslagen zal worden afgewezen, is ook de vordering tot opnieuw beslag mogen leggen ongegrond. Deze vordering zal eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.25.
VDL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Celestial c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt VDL in de proceskosten, aan de zijde van Celestial c.s. tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 15 juli 2022.
Conc.: 936
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351/1 (‘herschikte EEX-Verordening’).
2.HR 3 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0347 (
3.Vgl. HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675, r.o. 3.3.