Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De kern van de zaak
In reconventie gaat het om de vraag of [gedaagde] door verjaring een recht van erfdienstbaarheid van voetpad heeft verkregen door diezelfde steeg, ten behoeve van een ander (naastgelegen) perceel van [gedaagde] waar een koelcel staat en een (bloemen)schuur, waarin (inmiddels) een yogastudio is gevestigd.
In conventie komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] nog belang heeft bij handhaving van de in 1915 gevestigde erfdienstbaarheid, voor zover die ziet op het gebruik van de steeg om de zijdeur in de bloemenwinkel, die uitkomt in de steeg, te bereiken. Dat gebruik is ook toegestaan aan een (toekomstige) huurder van [gedaagde] , wanneer die de etage boven de bloemenwinkel als appartement huurt.
2.De procedure
- het tussenvonnis van 13 april 2022, waarbij een gerechtelijke plaatsopneming (hierna: ‘descente’) is bepaald, en de daarin genoemde stukken;
- de akte vermeerdering van eis in conventie, aanvulling verweer in reconventie en overleggen producties van de zijde van [eiser 1] c.s. van 12 mei 2022;
- de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagde] van 12 mei 2022;
- de descente ter plaatse en aansluitend de mondelinge behandeling in Buurtcentrum ‘A3’ in [plaats 2] van 12 mei 2022;
- de spreekaantekeningen van de zijde van [eiser 1] c.s.;
- de spreekaantekeningen van de zijde van [gedaagde] .
3.Feiten
en ten laste van het onverkochte overige gedeelte met gemeld sectienummer [kadaster nummer 4][van (inmiddels) [eiser 1] c.s., rechtbank]
, als volgt:
{Afbeelding 1}
4.Het geschil
in conventie
primair:opheffing van de gevestigde erfdienstbaarheid, althans wijziging van die erfdienstbaarheid in die zin dat de erfdienstbaarheid slechts omvat het gebruik van het dienend erf voor zover dat nodig is om de woning aan [straat] [adres 2] te kunnen bereiken, althans op een zodanige wijze in goede justitie te bepalen;
subisidair:een verbod aan [gedaagde] om de steeg te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of te doen gebruiken als (i) toegang voor bezoekers en/of opslag van goederen van de in het bouwwerk op perceel [kadaster nummer 1] gevestigde ondernemingen, daaronder begrepen [bedrijf 2] ! en [bedrijf 3] [de rechtbank zal dit opvatten als het bouwwerk op perceel [kadaster nummer 2] , nu duidelijk is dat daarin de onderneming [bedrijf 2] ! is gevestigd en de koelcel op dat perceel wordt gebruikt door de onderneming [bedrijf 3] ], en (ii) voor toegang van huuders van het op de bovenetage van [adres 1] gelegen appartement, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding;
zowel primair als subsidiair:veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
5.De beoordeling
844,50(3 punten × factor 0,5 × tarief II € 563,00)
Voor zover [eiser 1] c.s. aan zijn vorderingen in conventie ten grondslag legt dat [gedaagde] met het gebruik van de steeg ten behoeve van de yogastudio en de bloemenwinkel oneigenlijk gebruikt maakt van de erfdienstbaarheid van 1915, of dat sprake is van een intensivering van die erfdienstbaarheid, kan dat niet leiden tot toewijzing van zijn vorderingen, nu dat gebruik in elk geval is toegestaan op grond van de erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel [kadaster nummer 2] die door verjaring is ontstaan. Dat betekent ook dat de rechtbank, voor zover zij niet tot opheffing of wijziging van de erfdienstbaarheid van 1915 zal overgaan, in elk geval het subsidiair gevorderde verbod tot het gebruik van de steeg ten behoeve van de koelcel en de yogastudio zal afwijzen.
de eerste deur der voorstewoning doorloopt tot een meter voorbij de achterzijde
der achterste woning,zodat de bewoners van de achterste woning
ookvan het voetpad gebruik kunnen maken. Uit de woordkeuze ‘ook’ leidt de rechtbank af dat het de bedoeling was dat (naast de bewoners van de achterste woning)
ookde bewoners van de voorste woning gebruik kunnen maken van het voetpad (de steeg). Omdat de voorste woning (nu de bloemenwinkel) vanuit de steeg alleen kon worden bereikt via ‘de eerste deur der voorste woning’ (de besproken zijdeur), kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de erfdienstbaarheid
ook(voor de bewoners van de voorste woning) een recht van voetpad omvat om vanaf de openbare weg via de steeg de zijdeur in de voorste woning (nu de bloemenwinkel) te bereiken. In de door [gedaagde] overgelegde bouwtekening van haar rechtsvoorganger [betrokkene 2] uit 1915 staat deze zijdeur ook ingetekend. Bovendien is de deur nog altijd aanwezig en wordt deze gebruikt. De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat deze deur een loze deur wordt wanneer zij niet langer gebruik mag maken van de erfdienstbaarheid. In die zin heeft [gedaagde] dus een redelijk belang bij dit gebruik. Daarnaast heeft [gedaagde] ook belang bij dit gebruik met het oog op een mogelijke verhuurder van het nog te realiseren appartement boven de bloemenwinkel. De toekomstig huurder moet de mogelijkheid hebben om vanuit het appartement naar de openbare weg te komen, via de zijdeur. Dit eventuele gebruik leidt niet tot een verzwaring van de erfdienstbaarheid. De akte van 1915 beperkt de kring van personen die gebruik mogen maken van de erfdienstbaarheid niet en sluit ook geen personen uit. Een redelijke uitleg van de akte brengt evenmin met zich dat de kring van gebruikers is beperkt of dat personen, zoals huurders, moeten worden uitgesloten. Het is namelijk redelijk dat niet alleen de eigenaar zelf het recht van voetpad kan gebruiken om zijn perceel te bereiken of te verlaten, maar ook degenen die de eigenaar tot zijn perceel wil toelaten.
tot een meter voorbij de achterzijde (oostkant) der achterste woningloopt. Tijdens de descente heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat tot één meter gemeten vanaf de achtergevel van de achterste woning zich een dichte (scheids)muur bevindt tussen de steeg en het perceel [kadaster nummer 1] van [gedaagde] . De poort die toegang geeft tot het perceel [kadaster nummer 1] bevindt zich op meer dan één meter afstand vanaf de achtergevel (tussen de percelen [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 1] van [gedaagde] ) [9] , en daarmee voorbij het voetpad waarop de erfdienstbaarheid rust. [gedaagde] heeft nog betoogd dat niet gemeten moet worden vanaf de achtergevel aangrenzend aan de steeg, maar aan de achtergevel aan de andere zijde van de woning, die beduidend verder naar achter loopt. De rechtbank verwerpt dit betoog nu in de akte van 1915 wordt verwezen naar de achterzijde aan de
oostkant, waar immers ook het voetpad loopt.
6.De beslissing
27 juli 2022voor het nemen van een akte door [eiser 1] c.s. voor het doel zoals vermeld onder 5.35 van dit vonnis,