ECLI:NL:RBNHO:2022:2818

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9295314
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Kite Pharma EU B.V. en de werknemer ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De werknemer, werkzaam als Cell Therapy Specialist II, had in het verleden al twee officiële waarschuwingen ontvangen voor het niet naleven van veiligheidsprocedures. In een recent incident heeft hij geprobeerd een collega te manipuleren om hem te helpen bij het behalen van een verplichte training, wat in strijd is met de integriteitsregels van het bedrijf. De kantonrechter heeft na getuigenverhoren vastgesteld dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten gedragingen. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gerechtvaardigd, en de werknemer ontvangt geen transitievergoeding omdat zijn gedrag als ernstig verwijtbaar wordt beschouwd. De kantonrechter heeft ook de proceskosten voor rekening van de werknemer gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 9295314 \ AO VERZ 21-66
Uitspraakdatum: 31 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Kite Pharma EU B.V.
gevestigd te Hoofddorp
verzoekende partij
verder te noemen: Kite
gemachtigde: mr. M. Ruijssenaars en mr. M. van Eck
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink
De zaak in het kort
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werknemer. Dit gedrag bestaat er uit dat de werknemer, die in twee eerdere waarschuwingen al was gewezen op het belang van strikte naleving van de veiligheidsregels, een collega heeft benaderd om hem op ontoelaatbare wijze te helpen een (voor zijn werk noodzakelijke) training te halen. Na een bewijsopdracht voor werkgeefster zijn in enquête en contra-enquête getuigen gehoord, waaronder werknemer zelf. Mede op basis van de getuigenverklaringen concludeert de kantonrechter dat voldoende is komen vast te staan dat werknemer zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt en dat dit gedrag een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij wordt aan werknemer geen transitievergoeding toegekend, omdat de kantonrechter het gedrag van werknemer ernstig verwijtbaar vindt.

1.Het procesverloop

1.1.
Kite heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
In een tussenbeschikking van 21 september 2021 is geoordeeld dat Kite moet bewijzen dat [werknemer] zich heeft schuldig gemaakt aan a) het willen frauderen bij de verplichte verifier training, terwijl die training van groot belang is binnen Kite omdat die ziet op veiligheidsregels die een farmaceutisch bedrijf moet nakomen en b) het onder druk zetten, althans benaderen van een collega om hem bij die training te helpen omdat die collega hem iets verschuldigd zou zijn. Daarbij is overwogen dat, als voldoende vaststaat dat [werknemer] zich aan deze gedragingen heeft schuldig gemaakt, een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van [werknemer] gerechtvaardigd is. De inhoud van deze beschikking geldt als hier ingelast.
1.3.
Vervolgens heeft Kite op 20 oktober 2021 ten behoeve van de bewijsopdracht aanvullende producties, met een toelichting daarop, in het geding gebracht.
1.4.
[werknemer] heeft op 4 november 2021 aanvullende producties overgelegd.
1.5.
Op 17 december 2021 zijn op verzoek van Kite twee getuigen ( [getuige 1] en [getuige 2] ) gehoord, waarna op 24 januari 2022 in het kader van contra-enquête [werknemer] zelf als getuige een verklaring heeft afgelegd. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt. De inhoud van de processen-verbaal gelden als hier ingelast.
1.6.
Op 21 februari 2022 hebben beide partijen nog een akte na enquête en contra-enquête genomen.
1.7.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.Feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [datum] 1098 , is sinds 1 december 2018 in dienst bij Kite. De functie van [werknemer] is Cell Therapy Specialist II (hierna: CTS) met een salaris van € 3.825,00 bruto.
2.2.
Kite is een farmaceutisch bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwikkelen en produceren van geïndividualiseerde celtherapieën tegen kanker zoals de CAR T-celtherapie. Bij deze therapie worden specifieke afweercellen uit het bloed van de patiënt geïsoleerd en opnieuw geprogrammeerd, zodat zij na terugplaatsing bij de patiënt de kankercellen (tumor) herkennen en opruimen.
2.3.
In de functie van CTS II is [werknemer] verantwoordelijk voor de celbewerking en celuitbreiding in een strikt gereguleerde aseptische omgeving. De CTS bewerkt het bloed van de patiënt in een zogenoemde ‘cleanroom’ volgens strikte regels (Good Manufacturing Practice, hierna: GMP) en standaard operationele procedures (SOP’s). De CTS II heeft daarnaast de taak en verantwoordelijkheid de juiste registratie van processtappen in documentatie en logboeken te controleren en ‘opvolging te geven aan eventuele afwijkingen (‘deviations’) in het proces’.
2.4.
Binnen Kite gelden strenge veiligheidsregels (GMP-regels) en integriteitsregels, vastgelegd in een Code of Ethics. In de Code of Ethics staat over integriteit: ‘
The integrity and reputation of Gilead depends on the honesty, fairness and integrity brought to the job by each person associated with the company. Gilead Personnel and Third Party Representatives are required to apply common sense, together with their own highest personal ethical standards, in making business decisions where there is no stated guideline in the Code. Unyielding personal integrity is the foundation of corporate integrity’.
2.5.
In een brief van 24 april 2020 heeft Kite [werknemer] een officiële waarschuwing gegeven voor een gebeurtenis op 1 april 2020 (hierna: het Eerste incident). Volgens Kite had [werknemer] die dag het Biosafety Cabinet verlaten zonder daarbij de geldende (GMP) veiligheidsprocedures te volgen, nadat hij in het cabinet een discussie had gehad met de ‘verifier’ van die dag ( [de verifier] ) over feedback van [de verifier] , waar [werknemer] het niet mee eens was.
2.6.
In een brief van 4 mei 2020 heeft [werknemer] bezwaar gemaakt tegen deze officiële waarschuwing. [werknemer] heeft daarbij aangegeven dat niet hij maar [de verifier] schuld heeft aan de ontstane situatie, omdat (samengevat): i) [de verifier] aan [werknemer] een instructie heeft gegeven die onuitvoerbaar en in strijd met geldende procedures/regels was, ii) [de verifier] de bezwaren van [werknemer] heeft genegeerd en (in strijd met zijn taak) niet heeft geëscaleerd naar de leidinggevende en iii) [de verifier] zich nors, verbaal agressief, star en oncoöperatief heeft opgesteld.
2.7.
In een brief van 14 mei 2020 heeft Kite laten weten dat de bezwaren van [werknemer] geen aanleiding voor haar zijn om de waarschuwing in te trekken.
2.8.
Van juni tot 10 september 2020 heeft [werknemer] - onder protest, maar met succes - een Performance Improvement Plan (hierna: PIP) doorlopen, gericht op verbetering van het volgende : ‘
Not open to receive feedback, no timely escalation to Team Lead, not following procedure’.
2.9.
Op 29 oktober 2020 heeft een Technical Trainer ( [technical trainer] ) bij Kite gemeld dat [werknemer] die dag tijdens zijn werk in het Biosafety Cabinet meerdere GMP-regels heeft geschonden door de handen achter zijn hoofd te vouwen, zijn werkkleding met zijn handschoenen aan te raken, rond te lopen zonder de handen boven taillehoogte te houden en het Biosafety Cabinet op een onjuiste manier schoon te maken (hierna: het Tweede incident).
2.10.
Van de activiteiten in het Biosafety Cabinet worden camera opnames gemaakt, die een beperkte periode worden bewaard. [getuige 2] , senior Technical Trainer (hierna: [getuige 2] ), heeft naar aanleiding van de melding over [werknemer] de camerabeelden bekeken en in een e-mail van 30 oktober 2020 aan [manager manufacturing] , manager Manufacturing, bevestigd dat daarop te zien is dat [werknemer] de gemelde overtredingen heeft begaan.
2.11.
In een brief van 7 december 2020 heeft Kite [werknemer] naar aanleiding van het Tweede incident een laatste officiële waarschuwing gegeven en erop gewezen dat een volgende regelovertreding tot ontslag zal leiden. Verder is bevestigd dat het certificaat (hierna: het Certificaat) dat [werknemer] nodig heeft om in het Biosafety Cabinet te mogen werken, per 30 oktober 2020 is ingetrokken en dat een nieuwe training moet worden gevolgd om het Certificaat opnieuw te verkrijgen.
2.12.
In een brief van 18 december 2020 heeft [werknemer] bij Kite bezwaar gemaakt tegen de brief van 7 december 2020 en verzocht om de waarschuwing en de intrekking van zijn Certificaat ongedaan te maken. [werknemer] geeft onder meer aan dat hij de verweten gedragingen niet heeft begaan en dat de Technical Trainer die de overtredingen zou hebben vastgesteld, zich vergist moet hebben.
2.13.
In een brief van 9 maart 2021 heeft Kite [werknemer] , met redenen omkleed, laten weten dat zijn brief van 18 december 2020 voor haar geen aanleiding vormt om de waarschuwing van 7 december 2020 in te trekken.
2.14.
In een gespreksverslag van 10 maart 2021 heeft Kite [werknemer] geschreven dat hij zich moet verbeteren op het gebied van ‘professioneel omgaan en accepteren van feedback’ en ‘respectvol en constructief samenwerken en communiceren met collega’s’. Kite heeft [werknemer] een tweede PIP aangeboden ter verbetering van deze punten.
2.15.
Op 16 maart 2021 heeft [werknemer] zich bij Kite ziek gemeld.
2.16.
Op 26 maart 2021 heeft een collega van [werknemer] ( [getuige 1] , hierna: [getuige 1] ) bij Kite melding gemaakt van een incident met [werknemer] op 3 maart 2021 (hierna: het Derde incident), waarbij [werknemer] [getuige 1] zou hebben gevraagd om hem op niet legitieme wijze te helpen bij het halen van de ‘verifier training’. Daarnaast zou [werknemer] geïnsinueerd hebben dat [getuige 1] hem een gunst verschuldigd was, omdat [werknemer] een deviatie-onderzoek zo zou opschrijven dat [getuige 1] geen blaam zou treffen.
2.17.
[manager manufacturing] heeft de melding in een e-mail van 29 maart 2021 aan [getuige 1] als volgt samengevat:
‘Beste [getuige 1] ,
Dank je voor het gesprek van zonet en natuurlijk voor het op de juiste manier escaleren van de besproken situatie. Zoals besproken hieronder een korte samenvatting van het gebeurde. Kan jij verfiëren of onderstaande feitelijk correct is?
[getuige 1] is een van de CTS die op dit moment een tijdelijke rol invult als "temporary technical trainer" in het MFG-trainingteam van SMT. Op 03maart2021 verstuurde [werknemer] een email aan [getuige 1] betreffende een procesdeviatie waar [getuige 1] indirect bij betrokken zou zijn. [getuige 1] is dezelfde dag bij [werknemer] langsgelopen om de deviatie kort te bespreken (standaard proces). Tijdens het gesprek insinueerde [werknemer] dat [getuige 1] hem iets verschuldigd zou zijn omdat hij het deviatie-onderzoek zo zou opschrijven dat de betrokken operators geen blaam zou treffen (notitie: bij de bewuste deviatie was [getuige 1] 's operationele rol in het proces dusdanig dat de deviatie nooit door haar veroorzaakt zou kunnen zijn).Tijdens het gesprek vroeg [werknemer] aan [getuige 1] om hem te helpen bij de qualificatie voor de verifier rol. [werknemer] zal deze qualificatie-test in de komende periode periode uitvoeren en gaf bij [getuige 1] aan dat hij er niet op vertrouwde dat [getuige 2] en [voornaam] van het trainingteam hem zouden laten slagen voor de qualificatie ook als hij deze qualificatie goed af zou leggen. [werknemer] vermeldde twee mogelijke manieren om hem te helpen met de qualificatie voor de verifier rol; i) [getuige 1] zou het script voor de verifier-simulatie qualificatie uit kunnen printen en "onder de tafel" aan hem kunnen geven (het script bevat in wezen de antwoord-sleutel om de qualificatie test succesvol uit te voeren). ii) [getuige 1] zou tijdens de verifier simulatie qualificatie van [werknemer] als support ingedeeld moeten worden om hem in te seinen op momenten dat hij iets zou missen tijdens zijn qualificatie test.[getuige 1] is op deze opties niet ingegaan en heeft [werknemer] de tip gegeven om zich op basis van de terug te vinden deviaties in het qualiteitsssysteem voor te bereiden op de verifier qualificatie. [getuige 1] heeft bovenstaande gebeurtenis op 26maart2021 gemeld aan [getuige 2] (sr. technical trainer).(…)’
2.18.
Bij e-mail van 21 juni 2021 heeft [getuige 1] bevestigd dat de weergave van [manager manufacturing] bij e-mail van 29 maart 2021 correct is.
2.19.
Bij brief van 12 april 2021 heeft (de gemachtigde van) [werknemer] als volgt op de melding gereageerd: ‘
(…). Cliënte heeft op 3 maart 2021 de opdracht ontvangen van zijn direct leidinggevende [leidinggevende] om aan de deviatie te werken onder begeleiding van process engineer [proces engineer] . [proces engineer] heeft cliënt een mail met document gestuurd om zich in te lezen en heeft cliënt geadviseerd met de betreffende operators contact te zoeken voor een operator interview. Cliënt heeft op 3 maart 2021 naar operators [getuige 1] ( [getuige 1] ) en [operator 2] een mail verzonden waarin hij aangeeft dat hij graag een gesprek wil over de deviatie. Cliënt stuurt ook nog een mail aan operator [operator 3] , daar hij het vermoeden had dat niet [getuige 1] , maar [operator 3] de betreffende handeling van de deviatie verkeerd deed. Hij heeft vervolgens ook een nail naar [proces engineer] verzonden om inzage te verkrijgen in trainingstatus van [operator 3] . Cliënt kan zelf geen training statussen opvragen en wenst het document alvast te hebben, zodat hij met de deviatie verder kan na de operator interviews. Cliënt heeft in de middag korte gesprekken met operators [getuige 1] en [operator 2] over de deviatie. Uit de gesprekken komt cliënt tot de conclusie dat er een fout is gemaakt bij de monstername ( [operator 3] betrokken) en niet bij het lassen. ( [getuige 1] betrokken). Dit bevestigde het vermoeden van cliënt. Operator [operator 3] heeft aan het begin van de avond aan cliënt een mail verzonden (met [operator 2] en [getuige 1] in de CC) met het bericht dat het fout is gegaan bij de monstername en niet bij het lassen. [proces engineer] heeft zoals verzocht de trainingstatus van [operator 3] per mail aan cliënt verzonden.Op 7 maart schrijft cliënt een mail aan [proces engineer] met daarin mijn bevindingen. De deviatie moet naar het oordeel van cliënt herschreven worden. Cliënt vraagt om overleg. Overleg vindt plaats op 9 maart 2021 via Zoom. Cliënt deelt zijn bevindingen met [proces engineer] . Hij geeft mondeling akkoord dat [getuige 1] eruit moet en [operator 3] erin. [proces engineer] helpt cliënt vervolgens met de deviatie en geeft instructies en tips. deze ontvangt cliënt ook nog per mail. [proces engineer] draagt ook de "ownership" van de deviatie aan cliënt over.Op 14 maart 2021 heeft cliënt het deviatierapport afgerond en verzonden ter goedkeuring naar QA. Elke aanpassing is hierbij geregistreerd in het online systeem. Cliënt heeft naar eer en geweten het rapport opgesteld en in overleg met de process engineer de aanpassingen verwerkt.
Ad contact [getuige 1]
Zoals gemeld heeft cliënt persoonlijk contact gehad met de twee operators [getuige 1] en [operator 2] .
Cliënt erkent dat hij op 9 maart 2021 een gesprek heeft gehad met [getuige 1] . Cliënt heeft van te voren aangegeven dat het over de deviatie zou gaan. [getuige 1] heeft hierbij voorgesteld om naar een aparte kamer te gaan, daar het gesprek vertrouwelijk zijn. Cliënt heeft haar aangegeven dat hij [getuige 1] uit de deviatie heeft gehaald en dat [proces engineer] dit had geaccordeerd. Zij hebben vervolgens als collega's nog kort gesproken over de verifier training. [getuige 1] heeft hierover niets inhoudelijks aan cliënt medegedeeld. Cliënt kan zich niet vinden in de stelling dat hij aan [getuige 1] heeft verzocht om hem te helpen de kwalificatie. Cliënt heeft enkel over genoemde training gesproken. Cliënt stond op dat moment reeds in het online systeem als gekwalificeerd voor de verifier training. Er was dus voor cliënt geen enkele reden om inhoudelijk vragen over dit onderwerp te stellen. (…)’
2.20.
In een brief van 15 april 2021 heeft Kite [werknemer] laten weten dat zij zijn arbeidsovereenkomst wil beëindigen en hem in dat verband een beëindigingsvoorstel gedaan, waarover geen overeenstemming is bereikt.
2.21.
Op 5 mei 2021 heeft de Bedrijfsarts geoordeeld dat geen sprake meer is van medische arbeidsongeschiktheid.
2.22.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [getuige 1] het volgende geschreven:
‘(…). [werknemer] mailde mij op 3 maart dat ik betrokken zou zijn bij een procesdeviatie. Ik ben meteen die dag bij hem binnen gelopen om dat te bespreken. Toen zei hij mij dat hij het deviatierapport zo zou opstellen dat ik erbuiten zou blijven (geen fout gemaakt zou hebben). Maar dan zou ik hem moeten helpen met zijn her-kwalificatie voor de verifier rol. Hij zei mij dat [getuige 2] en [voornaam] hem namelijk nooit zouden laten slagen. Ik zou het script voor de verifier simulatie kwalificatie uit kunnen printen en onder de tafel aan hem kunnen geven of ik zou kunnen zorgen dat ik als support ingedeeld zou staan, zodat ik hem kon inseinen als hij iets zou missen in zijn kwalificatietest. Ik vond het heel naar en voelde me door [werknemer] onder druk gezet, terwijl ik zeker wist dat ik in dat proces geen fouten had gemaakt (en zelfs als dat zo was, sloeg het ook nergens op, dan hadden we die fout gewoon moeten melden in het rapport en opvolgen. (…)’.
2.23.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [leidinggevende] (Team Lead) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Tweede incident (29 oktober 2020) en over het functioneren van [werknemer] over 2020. Daarin staat aan het slot:
‘Zelfreflectie ontbreekt helaas en hij wijst altijd naar anderen als hij ergens mee wordt geconfronteerd of zelf fouten maakt’.

3.De verdere beoordeling

Aanvullende producties niet buiten beschouwing

3.1.
[werknemer] heeft aangevoerd dat de aanvullende producties van Kite (r.o. 1.3) buiten beschouwing moeten blijven, omdat zij geen betrekking hebben op het probandum. Dit verweer slaagt om de volgende reden niet. De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking overwogen dat Kite het bewijs van haar stellingen terzake de aan [werknemer] verweten gedragingen, onvoldoende heeft geleverd, onder andere omdat op basis van de door Kite aangeleverde stukken niet kan worden nagegaan of [getuige 1] een motief had om de melding over [werknemer] te doen en omdat onvoldoende duidelijk is waarom er geruime tijd overheen is gegaan voordat [getuige 1] het incident bij Kite heeft gemeld. Kite is opgedragen het bewijs van haar stellingen te leveren met alle middelen rechtens, waaronder getuigen. In dat kader heeft Kite voornoemde aanvullende producties in het geding gebracht. Blijkens de bijbehorende toelichting van Kite, is het doel van deze producties om het verweer van [werknemer] , dat [getuige 1] wél een motief had om zich over hem te beklagen, te ontkrachten en aan te tonen dat de (eerdere) verklaringen/verweren van [werknemer] over het Derde incident tegenstrijdig en (dus) ongeloofwaardig zijn. Deze informatie is in het kader van de bewijsopdracht (dus) wel degelijk relevant, omdat het (met bewijsmiddelen) ontkrachten van de verweren van [werknemer] aan de aannemelijkheid van de eigen stellingen van Kite kan bijdragen. Het is vervolgens aan de kantonrechter om het bewijs te waarderen en te beoordelen of de stellingen van Kite daarmee voldoende zijn komen vast te staan.
Vrije bewijskracht getuigenverklaringen
3.2.
Ook het verweer van [werknemer] dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] buiten beschouwing moeten blijven, danwel alleen als aanvullend bewijs kunnen dienen omdat de getuigen kwalificeren als partij-getuigen ex artikel 164 lid 2 Rv, treft geen doel. Door de Hoge Raad is geoordeeld dat alleen statutair bestuurders en andere wettelijk of statutair tot gerechtelijke vertegenwoordiging van een procespartij bevoegde personen kwalificeren als een proces-partij. Alle andere functionarissen, zoals [getuige 1] en [getuige 2] , zijn niet als partijgetuige aan te merken. Daarvoor geldt de vrije bewijsleer ex artikel 152 Rv. Datzelfde geldt overigens voor de getuigenverklaring van [werknemer] ; omdat de bewijslast voor de te bewijzen feiten op Kite rust, kan ook [werknemer] niet als partij-getuige worden aangemerkt (artikel 164 lid 2 Rv).
Bewijs door Kite geleverd
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat [werknemer] zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt. Daarvoor is het volgende redengevend.
Verklaring [getuige 1] consistent, specifiek en geloofwaardig
3.4.
Allereerst acht de kantonrechter van belang dat [getuige 1] tot drie keer toe consistent heeft verklaard over haar gesprek met [werknemer] over de verifier training. Zij heeft dat allereerst gedaan in een gesprek met [manager manufacturing] op 26 maart 2021 (waarvan zij de schriftelijke bevestiging van [manager manufacturing] bij e-mail van 21 juni 2021 schriftelijk heeft onderschreven, r.o 2.18), de tweede maal in een schriftelijke verklaring van 24 augustus 2021 (r.o. 2.22) en de derde maal onder ede ten overstaan van de kantonrechter tijdens het getuigenverhoor op 17 december 2021. In die getuigenverklaring staat: ‘
Op 3 maart 2021 heb ik een e-mail ontvangen van [werknemer] dat ik samen met twee andere meiden betrokken was bij een deviatie. Toen was zijn vraag om een interview te houden om de deviatie af te kunnen schrijven. (…) Toen hij mij liet zien welke deviatie het was, gaf ik aan dat mijn rol support was. Hij zei toen ‘dus ik heb jou niet nodig, het is gebeurd bij twee andere meiden die erbij betrokken zijn’. (…). Enkele dagen later, dat kan 9 maart zijn geweest maar dat weet ik niet meer, is er een vervolg gesprek geweest. In dat gesprek (…) zei [werknemer] dat hij mijn naam eraf zou halen en de deviatie zo zou schrijven dat de andere twee meiden die erbij betrokken waren er minder last van hadden. Dat betekende dat er geen nadelige gevolgen zouden zijn en dat het als een klein foutje weggeschreven zou worden. Toen ging het erover dat het neutraal opgeschreven zou worden, dat ook mij niks zou kunnen overkomen, als in dat ik niet gediskwalificeerd kan worden en wij drieen er geen last van zouden hebben. Toen zei [werknemer] dat hij wil dat ik dan ook iets voor hem zou doen. Toen kwam de verifier simulatie ter sprake. Hij zei dat twee andere collega’s, [getuige 2] en [voornaam] , tegen hem zijn, dat die hem gaan naaien en hem niet laten slagen voor de simulatie. Toen vroeg hij of ik hem daarbij zou kunnen helpen. Er waren meerdere mogelijkheden waarmee het zou kunnen. Hij vroeg of ik er niet voor kon zorgen dat ik ingeroosterd stond en de support rol had om hem in te seinen bij de fouten. (…) Een andere manier die besproken is, is dat de vragen op voorhand geprint worden en aan hem gegeven. Verder stelde hij vragen over de vorm van het examen: bedenken jullie op voorhand de deviaties, kan ik mij daarop voorbereiden, welke fouten worden er opgenomen? Hij wilde op voorhand informatie over het examen van mij krijgen. (…)’.
3.5.
Blijkens de getuigenverklaring van [getuige 2] heeft [getuige 1] eind maart 2021 in gelijke zin aan hem verteld over het incident met [werknemer] : ‘
Ik had in maart, ik kan mij de precieze datum niet herinneren, een teammeeting. Na de teammeeting blijf ik altijd even hangen zodat mensen mij vragen kunnen stellen. Mevrouw [getuige 1] kwam naar mij toe en vroeg mij om te bewerkstelligen dat zij niet de ‘proctor’ van [werknemer] zou zijn bij de simulatie. Ik heb geantwoord dat ik dat kon maar dat ik wilde weten waarom zij dat vroeg. Zij heeft dat toen als volgt toegelicht. Zij zei tegen mij dat er een incident was geweest waarin hij haar had gevraagd had haar op voorhand antwoorden te geven danwel ervoor te zorgen dat zij gedurende de verifier training zijn ‘proctor’ was, zodat zij de gelegenheid zou hebben om hem de goede antwoorden te verstrekken. (…)’.
3.6.
De verklaringen van [getuige 1] zijn consistent en specifiek en (mede) daardoor geloofwaardig en overtuigend.
3.7.
Dat [getuige 1] enige tijd heeft gewacht voordat zij melding van het incident heeft gemaakt, doet aan de geloofwaardigheid van haar melding niet af, nu zij daarvoor een plausibele verklaring heeft gegeven. [getuige 1] heeft daarover verklaard dat zij het aanvankelijk niet wilde escaleren, omdat ze [werknemer] niet in de problemen wilde brengen. De aanleiding om toch melding van het incident te maken was dat [getuige 1] werd ingedeeld op de verifier simulator, waarbij de kans bestond dat zij de trainer van [werknemer] zou zijn bij zijn verifier training. Dat wilde [getuige 1] niet omdat ze niet betrokken wilde worden bij zijn simulatie en daar helemaal buiten wilde blijven. Om die reden heeft zij [getuige 2] , die de indelingen doet, gevraagd haar niet met [werknemer] in te delen. Toen [getuige 2] vroeg waarom ze niet met [werknemer] ingedeeld wilde worden, moest ze wel vertellen wat er gebeurd was, aldus nog steeds [getuige 1] . Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 2] op dat punt (r.o. 3.5).
3.8.
Ook de omstandigheid dat [getuige 1] niet zeker was over de datum van het gesprek, en aanvankelijk aangaf dat het gesprek op 3 in plaats van 9 maart 2021 had plaatsgevonden, doet geen afbreuk aan de geloofwaardigheid. Het is door het tijdsverloop tussen de datum van het incident en de getuigenverhoren goed voorstelbaar dat dergelijke details in het geheugen verloren zijn gegaan.
3.9.
De getuigenverklaring van [werknemer] zelf legt tegenover deze (getuigen-)verklaringen onvoldoende gewicht in de schaal. Hij heeft over het gesprek met [getuige 1] over de verifier training tegenover de kantonrechter als volgt verklaard: ‘
Op 9 maart had ik via Zoom overleg met de [proces engineer] over de kwestie. [proces engineer] was het met mij eens dat de kritische handeling niet is verricht door [getuige 1] maar door [operator 3] . Omdat [getuige 1] had aangegeven dat ze graag op de hoogte gehouden wilde worden, zocht ik haar nadat de Zoommeeting beëindigd was, op. (…). Ik lichtte haar in dat mijn vermoeden over de kritische handeling juist is gebleven. [getuige 1] reageerde opgelucht, met de volgende woorden: oh gelukkig, wat fijn. In het gesprek is ook terloops de verifier training ter sprake gekomen. We hebben als collega’s over die training gesproken, zoals ik met meerdere collega’s over trainingen van Kite sprak. Ik heb haar gevraagd: heb jij die training al gedaan? Ze antwoordde daarop ontkennend. Daarna hebben we ons gesprek beëindigd en hebben we de spreekkamer verlaten. (…)
3.10.
De stelling van [werknemer] dat [getuige 1] hem valselijk heeft beschuldigd, omdat zij bang was voor haar eigen positie en [werknemer] in diskrediet wilde brengen, kan niet worden gevolgd. Niet geloofwaardig is dat [getuige 1] , die [werknemer] tot 3 maart 2021 niet eens kende en geen historie met hem had, onder ede welbewust een onware verklaring als getuige zouden afleggen (waarmee zij een strafbaar feit zou begaan). Daarbij komt dat, zoals hierna wordt toegelicht, in de stukken geen steun is te vinden voor de stelling van [werknemer] dat [getuige 1] er belang bij had om [werknemer] in diskrediet te brengen.
Geen motief [getuige 1] om [werknemer] valselijk te beschuldigen
3.11.
Volgens [werknemer] had [getuige 1] een eigen belang om hem valselijk te beschuldigen. [getuige 1] was ten tijde van het Derde incident namelijk (tijdelijk) Technical Trainer. Betrokkenheid van [getuige 1] bij de deviatie van 10 november 2020 zou op grond van het (toenmalige) beleid bij Kite kunnen leiden tot diskwalificatie [getuige 1] . Het ging namelijk om een ‘major/critical deviation’ waarbij door menselijk handelen waardevol patiënten materiaal verloren is gegaan en dan is het (toenmalige) beleid van Kite dat alle betrokkenen uit het werkproces worden gehaald en worden gediskwalificeerd. Dat zou kunnen betekenen dat zij geen Technical Trainer meer kon zijn, aldus nog steeds [werknemer] .
3.12.
De kantonrechter volgt [werknemer] hierin om de volgende redenen niet. Allereerst is van belang dat het [getuige 1] al op 3 maart 2021 – dus ruim voordat zij het Derde incident op 26 maart 2021 bij Kite meldde - duidelijk was dat niet zij, maar twee andere collega’s de foutieve handeling hadden verricht. De stelling van [werknemer] dat dat toen nog helemaal niet vast stond, vindt geen steun in de stukken. De kantonrechter verwijst daarvoor naar de verklaringen van [getuige 1] (r.o. 2.18 en 2.22) en de verklaring van [werknemer] van 12 april 2021 (r.o. 2.19), waarin staat dat collega [operator 3] aan het begin van de avond op 3 maart 2021 aan [werknemer] en [getuige 1] mailde dat er een fout is gemaakt bij de monstername en niet bij het lassen, waarbij [getuige 1] betrokken was.
3.13.
Dat in bijlage 4 van het door [werknemer] opgestelde deviatie-rapport van 14 maart 2021 nog als actie/aanbeveling staat ‘
Better attention required from Cell Therapy Specialists (CTS) during performing Yescarta process’, terwijl er in het definitieve (door Kite afgeronde) rapport van 8 april 2021 geen acties/aanbevelingen zijn opgenomen, werpt geen ander licht op de zaak. Anders dan door [werknemer] is bepleit, blijkt namelijk niet dat de aanbeveling uit het rapport van 14 maart 2021 bezwarend was voor [getuige 1] en tot negatieve gevolgen voor haar positie zou kunnen leiden. Bovendien blijkt uit productie 36 van de zijde van Kite dat [werknemer] op 14 maart 2021 al in het rapport zelf (waarvan bijlage 4 onderdeel uit maakt) ook al had opgenomen dat geen verdere acties vereist waren voor de betrokken CTS-ers (pagina 13).
3.14.
Voor zover bij [getuige 1] in maart 2021 nog wél het idee leefde dat zij mede-verantwoordelijk was voor de deviatie (wat de kantonrechter dus niet aannemelijk vindt), ziet de kantonrechter nog steeds niet in welk belang [getuige 1] erbij had om [werknemer] valselijk te beschuldigen. [getuige 1] en [getuige 2] hebben beiden tegenover de kantonrechter verklaard dat het enkele feit dat er een fout in het werkproces is gemaakt niet betekent dat daarmee je carrière voorbij is. Dat blijkt ook nergens uit. [werknemer] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar een e-mail van [manager manufacturing] van 10 maart 2021 (productie 19 bij verweerschrift), maar daaruit blijkt slechts dat het beleid was om in geval van een deviatie de dienstdoende
operatoropnieuw te trainen/herkwalificeren, Daaruit volgt niet dat dit voor het hele team gold, noch dat een herkwalificatie negatieve gevolgen voor de carrière/positie heeft. Aangezien [getuige 1] bij de deviatie van 10 november 2020 geen operator, maar ‘support’ was, was deze regel bovendien sowieso niet op haar van toepassing.
3.15.
De conclusie van het voorgaande is dat de kantonrechter niet aannemelijk vindt geworden dat [getuige 1] er enig belang bij had om [werknemer] valselijk van de verweten gedragingen te beschuldigen.
Motief [werknemer]
3.16.
[werknemer] heeft ook aangevoerd dat hij geen motief had om bij de training te willen frauderen, omdat hij de training helemaal niet hoefde te doen, hij al zijn trainingen altijd één keer heeft gehaald en dat hij niet wist wanneer de training zou plaatsvinden.
3.17.
De stellingen van [werknemer] vallen niet te rijmen met de e-mail van 13 januari 2021, die ook aan [werknemer] is verzonden, dat de verifier training verplicht gevolgd moest worden in 2021 (productie 19). Ook [getuige 2] heeft ten overstaan van de kantonrechter bevestigd dat alle CTS-ers, en dus ook [werknemer] , de verifier training moest halen. Naar de kantonrechter uit de toelichting van Kite heeft begrepen, was het behalen van deze training noodzakelijk voor [werknemer] om zijn functie in volle omvang te kunnen (blijven) uitoefenen. [werknemer] had er dus, mede vanwege de lopende discussie over zijn (dis-)functioneren, wel degelijk belang bij de verifier training te halen. Dat hij wellicht niet exact wist wanneer die training zou gaan plaatsvinden, doet daaraan niet af.
3.18.
Voor wat betreft het motief van [werknemer] om [getuige 1] om hulp te vragen, heeft [getuige 1] verklaard dat [werknemer] haar heeft verteld dat hij bang was dat [getuige 2] hem zou ‘naaien’ door hem niet voor de training te laten slagen. Dat [werknemer] een dergelijke angst koesterde en zich daarover op deze wijze tegenover [getuige 1] heeft uitgelaten acht de kantonrechter gelet op de voorgeschiedenis die [werknemer] met [getuige 2] had (r.o. 2.10), niet onaannemelijk. Uit de stukken blijkt immers dat de beslissing van Kite om [werknemer] voor het Tweede incident een laatste, officiële waarschuwing te geven, mede was gebaseerd op de bevestiging van [getuige 2] dat hij op camerabeelden had gezien dat [werknemer] de regels had overtreden. [werknemer] was het met deze waarschuwing niet eens, onder andere omdat die gebaseerd zou zijn op de ‘totaal onbetrouwbare waarneming’ van [getuige 2] , waaruit het wantrouwen van [werknemer] ten aanzien van (het waarnemingsvermogen van) [getuige 2] blijkt.
3.19.
[werknemer] heeft ten slotte nog aangevoerd dat [getuige 1] hem helemaal niet zou kunnen helpen de training te halen, omdat er geen lijsten met vaste vragen en antwoorden zijn en omdat de vragen vaak afhankelijk van de situatie worden gesteld. De kantonrechter schuift deze stelling als onvoldoende onderbouwd terzijde. [getuige 1] heeft hierover namelijk in haar getuigenverklaring verklaard dat zij als technical trainer gekwalificeerd was om de verifier training af te nemen en dat zij de bevoegdheid had om uit het systeem het script van de verifier (waarop staat aangevinkt welke deviaties je tijdens de training wilt uitvoeren) te printen. [getuige 2] heeft bevestigd dat [getuige 1] , als technical trainer, degene is die de resultaten beoordeelt, en dus bepaalt of iemand al dan niet slaagt voor de training. [getuige 1] had dus wel degelijk de mogelijkheid om [werknemer] (illegaal) essentiële informatie over de training te verstrekken.
Redelijke grond - verwijtbaar handelen (e-grond)
3.20.
Gelet op het voorgaande is het primair door Kite aan de ontbinding ten grondslag gelegde verwijtbaar handelen van [werknemer] komen vast staan. Deze gedragingen rechtvaardigen, gelet op de aard en ernst daarvan, een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond. Herplaatsing ligt in dit geval niet in de rede. De kantonrechter zal daarom het verzoek van Kite om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, toewijzen.
Ernstig verwijtbaar
3.21.
Kite heeft verzocht bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn en aan [werknemer] geen transitievergoeding toe te kennen, omdat de gedragingen van [werknemer] volgens Kite ‘ernstig verwijtbaar’ in de zin van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW zijn.
3.22.
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal of verduistering waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat. [1] Uit de (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen en de overige passages uit de parlementaire geschiedenis, blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om duidelijke en uitzonderlijke gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de voorbeelden die zijn gegeven in de parlementaire geschiedenis. [2] De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is dan wel behoort te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen. Is geen sprake van een dergelijk uitzonderlijk geval, dan is er in de regel geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten maar ‘gewoon’ verwijtbaar handelen of nalaten. De rechtspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de lat voor ernstig verwijtbaar handelen hoog ligt. [3]
3.23.
De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . Daarvoor is redengevend dat is komen vast te staan dat [werknemer] heeft getracht te frauderen om een training te behalen die noodzakelijk was voor de goede uitoefening van zijn functie. In een strikt gereguleerde en geprotocolleerde omgeving als die waarin [werknemer] werkzaam was, weegt dat extra zwaar. [werknemer] heeft het belang van die regels en protocollen ook erkend en was op de hoogte van het gewicht dat Kite eraan toekent. Gegeven de grote belangen die op het spel staan, moet de werkgever er blind op kunnen vertrouwen dat iedereen die het aangaat op de wijze als voorgeschreven tijdig de juiste kwalificatie krijgt dan wel behoudt. Dat vertrouwen heeft [werknemer] ernstig beschaamd. De kantonrechter rekent het [werknemer] daarnaast aan dat hij een collega over wie hij moest rapporteren bij zijn fraudepoging heeft betrokken en haar met de stelling dat zij hem valselijk heeft beschuldigd in diskrediet heeft gebracht om zo zijn eigen straatje schoon te vegen.
3.24.
Gelet op het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van artikel 7:6721b lid 8 onder b BW, worden ontbonden met ingang van heden. Daarbij wordt ingevolge artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding aan [werknemer] toegekend. De door Kite verzochte verklaring van recht dat Kite geen transitievergoeding aan [werknemer] verschuldigd is, wordt wegens gebrek aan belang afgewezen. Gelet op het oordeel van de kantonrechter dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, vloeit immers al uit de wet voort dat de transitievergoeding niet verschuldigd is.
Proceskosten
3.25.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van Kite worden vastgesteld op € 747,00. Kite heeft ook aanspraak gemaakt op een integrale vergoeding van de door haar gemaakte kosten (€ 840,- ex btw) voor de tolk die aanwezig was bij het getuigenverhoor van (de Engelstalige) getuige [getuige 2] . [werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van de gedeclareerde kosten. De kantonrechter zal, mede gelet op het verweer van [werknemer] , de tolkentaxe tot een bedrag van € 200,- toewijzen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Kite tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 126,00;
tolkentaxe € 200,00;
salaris gemachtigde € 747,00.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39.
2.Hof Den Haag 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1908.
3.HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2626.