ECLI:NL:RBNHO:2022:2369

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/15/323663 / HA RK 21-247
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in erfrechtelijke kwestie met betrekking tot testamenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2022 een beschikking gegeven in een rekestprocedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H. Toonen, heeft een verzoek ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de ontdekking van documenten die mogelijk testamenten zijn van haar overleden ouders, de heer [vader] en mevrouw [moeder]. Verzoekster stelt dat deze documenten, die in de woning van de erflaters zijn aangetroffen, officiële testamenten zijn die de verdeling van de erfenis regelen. Verweerder, een kind uit een eerder huwelijk van de moeder, betwist dit en stelt dat de documenten slechts concepten zijn die nooit zijn getekend of gepasseerd bij een notaris.

De rechtbank heeft de procedure en de feiten in overweging genomen, waaronder de communicatie met het notariskantoor dat bevestigde dat de documenten concepten waren. De rechtbank oordeelt dat verzoekster voldoende belang heeft bij het horen van getuigen om opheldering te verkrijgen over de status van de documenten. De rechtbank wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe, waarbij de getuigen moeten worden opgeroepen om te verklaren over de documenten en de omstandigheden rondom de erfenis. De rechtbank benadrukt dat het verzoek niet kan worden afgewezen op basis van de kansloosheid van de vordering, aangezien dit in deze fase niet ter beoordeling staat. De beslissing om het getuigenverhoor toe te staan, is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats 3]
zaaknummer / rekestnummer: C/15/323663 / HA RK 21-247
Beschikking van 17 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. L.H. Toonen te Loenen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
verweerder,
advocaat mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen op de rechtbank op 28 december 2021,
  • het verweerschrift,
  • de mondelinge behandeling op 8 maart 2022,
  • de aantekeningen van mr. Toonen.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op respectievelijk 2 augustus 2021 en 11 augustus 2021 zijn overleden de heer [vader] (hierna: vader) en mevrouw [moeder] (hierna: moeder), de ouders van verzoekster (hierna gezamenlijk: erflaters). Uit het huwelijk van erflaters zijn naast verzoekster nog geboren mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en mevrouw [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ).
2.2.
Verweerder is een kind uit een eerder huwelijk van moeder, evenals de heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) en de (vóór)overleden mevrouw [betrokkene 4] .
2.3.
Erflaters hadden een woning aan de [adres] [plaats 3] (hierna: de woning).
2.4.
Op enig moment in mei/juni 2021, dus kort vóór het overlijden van erflaters, heeft [betrokkene 1] in de woning twee documenten gevonden, waarin was opgenomen dat bij overlijden van erflaters de helft van de woning aan verzoekster zou worden gelegateerd en de wederhelft voor gelijke delen aan de andere (stief)kinderen. Volgens verzoekster waren deze documenten officiële testamenten.
2.5.
Binnen de familie is (in wisselende samenstellingen en op verschillende momenten) over deze documenten gesproken en verschillende familieleden hebben de documenten gezien.
2.6.
Op 24 augustus 2021 heeft [betrokkene 1] twee concept testamenten (opgesteld in 2003) gedeeld in de Whatsapp-groep die de broers en zussen met elkaar hadden.
2.7.
Op 26 augustus 2021 zijn alle broers en zussen bij elkaar gekomen in de woning en is er over de documenten gesproken. Verweerder heeft toen aangegeven dat de documenten slechts concept testamenten zijn, die (dus) niet geldig zijn.
2.8.
In het Centraal Testamentenregister (hierna: CTR) is geregistreerd dat erflaters ieder een testament hebben opgemaakt in oktober 1978.
2.9.
De advocaat van verweerder heeft contact gezocht met het notariskantoor Gopisingh Van Os Notarissen, welk kantoor het archief van oud-notaris mr. [notaris] , de opsteller van de concept testamenten uit 2003, beheert. Bij e-mailbericht van 24 februari 2022 heeft een medewerkster van dit notariskantoor (onder meer) het volgende meegedeeld:
“Het klopt dat er door de heer [vader] (…) en mevrouw [moeder] (…) concept testamenten zijn opgesteld. Het daadwerkelijk passeren van deze akten heeft echter niet plaatsgevonden.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Aan dat verzoek legt zij het volgende ten grondslag. Verzoekster overweegt een procedure aanhangig te maken tegen verweerder op grond van onrechtmatig handelen, onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking. Verzoekster stelt dat de documenten die [betrokkene 1] in de woning heeft gevonden twee definitieve testamenten waren – voorzien van twee handtekeningen en een stempel – en niet slechts concepten. De documenten zijn echter niet meer in de woning aangetroffen. Verzoekster vermoedt dat verweerder in het bezit is van de officiële testamenten, dan wel op de hoogte is van deze testamenten, maar (een kopie van) de testamenten niet afgeeft en/of aan verzoekster verstrekt. Verschillende familieleden hebben de documenten in handen gehad en hierover gesproken met andere familieleden. Verzoekster wenst deze personen als getuigen te horen, teneinde hierover meer duidelijkheid te verkrijgen.
3.2.
Verweerder verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van verzoekster in de proceskosten. Volgens verweerder moet het verzoek worden afgewezen bij gebrek aan belang, wegens strijd met de goede procesorde en wegens misbruik van bevoegdheid.

4.De beoordeling

4.1.
Het voorlopig getuigenverhoor van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft onder meer als doel de belanghebbende in staat te stellen opheldering te verkrijgen omtrent de – misschien nog niet precies bekende – feiten en omstandigheden, zodat hij zijn positie beter kan beoordelen [1] .
4.2.
Volgens artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b Rv moet het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering van de verzoeker vermelden en ook de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Deze eisen gaan niet zo ver dat van de verzoeker wordt verlangd dat hij al nauwkeurig aangeeft over welke feiten hij de getuigen wil horen. Voldoende is dat hij de feiten omschrijft zodat voor de rechter en de wederpartij voldoende duidelijk is waarop het verhoor betrekking zal hebben [2] . Ook mag niet worden verwacht dat de verzoeker de precieze aard van de vordering die hij mogelijk wil instellen omschrijft. Bij de beoordeling van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor is de vraag of de in het verzoekschrift genoemde vordering toewijsbaar is niet van belang [3] .
4.3.
Als het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, heeft de verzoeker in beginsel recht op een voorlopig getuigenverhoor. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan het verzoek alleen worden afgewezen als sprake is van misbruik van bevoegdheid, strijd met de goede procesorde of een ander zwaarwichtig bezwaar of een gebrek aan belang [4] .
4.4.
Het voorgaande in aanmerking genomen, slagen de verweren van verweerder niet. Verzoekster wil aan de hand van getuigenverklaringen (onder meer) onderzoeken of de in de woning aangetroffen documenten officiële testamenten waren en niet slechts concepten. Volgens verweerder gingen aanvankelijk alle betrokkenen er ten onrechte van uit dat de in de woning aangetroffen documenten officiële testamenten waren, maar is nadien gebleken dat het slechts concepten zijn die erflaters in 2003 hebben laten opstellen. Verweerder heeft – onder verwijzing naar de registratie in het CTR en de e-mail van de medewerker van het notariskantoor van 24 februari 2022 (zie onder 2.8 en 2.9) – betwist dat erflaters de concept testamenten uit 2003 hebben getekend en hebben laten passeren bij de notaris. Een enkele getuigenverklaring, waarin een getuige verklaart een recenter testament in handen te hebben gehad, is volstrekt onvoldoende om aan te nemen dat er inderdaad een nieuwer testament zou zijn dan de testamenten uit 1978 en te concluderen dat verweerder onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens verweerder is dan ook sprake van een kansloze vordering en moet het verzoek bij gebrek aan belang of wegens strijd met een goede procesorde worden afgewezen.
4.5.
De rechtbank volgt verweerder niet. De vraag of de vorderingen in een bodemprocedure toewijsbaar zijn, ligt in deze procedure niet ter toetsing voor, terwijl het
– anders dan verweerder meent – niet reeds op voorhand duidelijk is dat de eventuele vorderingen van verzoekster kansloos zullen zijn. Dit hangt immers (mede) af van hetgeen de getuigen zullen verklaren. Verzoekster moet dan ook worden geacht voldoende belang te hebben bij haar verzoek. Van strijd met een goede procesorde – aan welk verweer dezelfde stellingen ten grondslag liggen – is (dus) ook geen sprake.
4.6.
De rechtbank is evenmin van oordeel dat sprake is van misbruik van procesrecht. Hiertoe heeft verweerder onvoldoende gesteld.
4.7.
Nu niet is gebleken van een afwijzingsgrond zal het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden toegewezen.
4.8.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.9.
Nu de griffer zal zorgdragen voor verzending van de beschikking aan partijen, hoeft verzoekster niet voor verzending daarvan aan verweerder zorg te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de volgende getuigen:
- de heer [gedaagde]
- de heer [vader]
- mevrouw [betrokkene 1]
- mevrouw [betrokkene 2]
- de heer [betrokkene 5]
- mevrouw [eiser] ,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81,
5.4.
bepaalt dat verzoekster
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekesten administratie van de afdeling privaatrecht, sectie handel & insolventie - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
april tot en met juni 2022moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat – in afwijking van het bepaalde in artikel 188 lid 1 Rv – een afschrift van deze beschikking door de griffier aan partijen zal worden toegezonden.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op
17 maart 2022. [5]

Voetnoten

1.HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250.
2.HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.
3.HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250.
4.HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.
5.Conc.: 1289